Het hobbelige pad naar duurzaamheid
Nederlandse boeren over een duurzamer Gemeenschappelijk Landbouwbeleid
De nieuwe Europese landbouwsubsidie gaat duurzame landbouw stimuleren. Boeren hebben echter al eerder geprotesteerd tegen extra milieumaatregelen ten koste van de agrarische sector, en lopen tegen obstakels aan als het gaat om het verduurzamen van het boerenbedrijf. Welke obstakels worden zoal genoemd? En hoe halen we de hobbels uit deze weg naar duurzame landbouw?
Wie door Nederland reist kent het vertrouwde beeld van eindeloze weilanden afgebakend door sloten. Erop vaak een paar koeien, een grote stal in de verte en een rijtje bomen, waarlangs een auto zijn weg baant. Hoewel Nederland een dichtbevolkt land is en we onszelf flink verstedelijkt voelen, bestaat toch een aanzienlijk deel van ons grondgebied uit landbouwgrond. Het CBS ziet viervijfde van Nederland als ‘groene ruimte’. Hieronder valt de landbouw, dat tweederde van het Nederlandse grondgebied in beslag neemt.
Het is helaas ook een feit dat een groot deel van deze Nederlandse landbouw slecht is voor het milieu en een medeoorzaak is van de achteruitgang van de Nederlandse natuur. Ook de overheid is het hiermee eens: de boer moet verduurzamen. Maar hoeveel? En hoe?
Het nieuwe Gemeenschappelijke Landbouwbeleid
De Europese Unie kan door middel van landbouwsubsidies Europese boeren stimuleren om op een bepaalde manier te boeren. De landbouwsubsidies uit de jaren ‘60 van de vorige eeuw maakten het voor Nederlandse boeren bijvoorbeeld heel voordelig om massaal en intensief te produceren. Dit zorgde ervoor dat kleine boeren of stopten, of juist uitbreidden en intensiveerden. De maatregelen waar het Europees Parlement afgelopen oktober over gestemd heeft, leggen echter duidelijk de focus ergens anders: van de in totaal 350 miljard euro zal ongeveer 30 procent opzij worden gelegd voor eco-regelingen. Boeren kunnen deze eco-regelingen gebruiken om hun bedrijf duurzamer en natuurvriendelijker te maken.
De regelingen waar geld voor wordt vrijgemaakt staan niet vast, maar Minister Schouten van Landbouw, Natuur en Voedselveiligheid heeft voor de Tweede Kamer een lijst gemaakt van verschillende maatregelen die goed zijn voor het milieu. Er zijn bij die lijst drie categorieën duurzaamheidsmaatregelen te onderscheiden:
- maatregelen om het uitstoten van schadelijke stoffen te beperken;
- maatregelen om meer ruimte voor de natuur te creëren;
- maatregelen die de kwaliteit van leven van het vee verhogen.
Voorbeelden van maatregelen zijn bijvoorbeeld de teelt van stikstofbindende gewassen, zoals bonen; het planten van een bloemenrand langs de weilanden of akkers waar insecten en andere dieren op af komen; of het creëren van meer ruimte voor vee.
Ervaringen van boeren
Wat vinden Nederlandse boeren* van deze regeling? Het blijkt dat ze begrijpen waarom en dat de EU landbouw duurzamer wil maken en ze zijn zelf ook op zoek naar milieuvriendelijke alternatieven. Toch wordt het Gemeenschappelijke Landbouwbeleid (GLB) van de EU genoemd als een van de grootste obstakels voor boeren; het is vaak een mikpunt van kritiek.
Het GLB bepaalt de subsidies die naar de landbouw gaan voor de komende zeven jaar. Dit betekent dat de boer elke zeven jaar de richting moet volgen die de Europese Commissie, de Raad van Ministers en het Europese Parlement hebben vastgelegd. De subsidie die de boer kan krijgen is dus onderhevig aan de grillen van de politiek. Om langer dan zeven jaar vooruit te kijken is dus spannend want het kan zomaar voorkomen dat de investering die je als boer doet over zeven jaar niet meer gesubsidieerd wordt. Om die reden zien boeren vaak af van omvangrijke investeringen in duurzaamheid, zoals het dak vol zonnepanelen leggen of overstappen op biologische landbouw. Ze weten simpelweg niet of het wel financieel haalbaar is in de toekomst. Hierdoor blijft het bij kleine(re) maatregelen zoals gloeilampen vervangen door ledlampen, het voer nog preciezer afstemmen op de behoeften van de dieren of een bloemenrand langs het land plaatsen.
Het prijskaartje van verduurzamen
Veel boeren geven daarnaast aan niet de financiële middelen te hebben om een grote investering te doen. De prijs die ze voor hun product krijgen is laag. De burger wil graag meer natuur in de weilanden zien, maar, zo zegt de boer, ze willen er niet voor betalen. Ook de supermarkten eisen lage prijzen. Als de Nederlandse boer niet kan leveren voor zo’n lage prijs zal de supermarkt het product wel uit het buitenland importeren. Als boeren hun bedrijfsvoering financieel maar net rond krijgen zijn ze voor alle extra kosten, zoals verduurzaming, afhankelijk van subsidies. Dus als de politiek niet of minder wil investeren in duurzame landbouw, dan wordt het minder aantrekkelijk voor de boer om te verduurzamen en zal de prioriteit worden gelegd bij het voortbestaan van het (familie)bedrijf.Een drijfveer om duurzamer te boeren is de waardering van het omringende landschap. Veel boeren hebben het bedrijf overgenomen van hun ouders, en zij ook weer van hun ouders. Ze voelen een band met de directe omgeving. De boer heeft daar al zijn of haar hele leven gewoond en voedt er kinderen op om later eventueel het bedrijf over te nemen. De verandering van het landschap van hun jeugd, de biodiversiteit die zichtbaar afneemt en het verdwijnen van geliefde landschapselementen zetten de boer aan tot concrete actie. Dit kan bijvoorbeeld door samen te werken met natuurorganisaties, om zo landschapselementen te behouden.
Natuurorganisaties kunnen argwaan opwekken bij boeren
Natuurorganisaties als Natuurmonumenten, Gelders Landschap of Staatsbosbeheer hebben verschillende beheerprojecten waar boeren aan mee kunnen werken. Een nadeel is echter dat natuurorganisaties en hun manier van natuur beheren bij boeren vaak enige argwaan opwekken: boeren voelen zich niet altijd serieus genomen door de medewerkers en adviseurs van deze grote natuurbeheerders die bij hen langskomen. In een interview wordt verwezen naar de stijve witte boordjes en verzorgde handen van medewerkers die langskomen om de boer dan te vertellen hoe hij dat stuk land moet bewerken.
Maatschappelijke waardering
Sommige boeren hebben daarnaast ook het gevoel dat ondanks hun gewilligheid om samen te werken er toch veel boerenland verdwijnt om plaats te maken voor natuur. Voor de boer voelt het soms alsof er twee keuzes zijn: óf je gaat in zee met natuurorganisaties en raakt een (groot) deel van de zeggenschap over je land kwijt, óf je wordt gezien als vervuiler.
Dat tweede wil niemand en dat is ook een belangrijke motivatie voor veel boeren om hun bedrijfsvoering duurzamer te organiseren. Boeren verduurzamen vaak voor de maatschappelijke waardering die daarbij komt kijken. Ze willen graag een bloemenrand langs de weg aanleggen, zodat passanten dan kunnen zien dat ze goed bezig zijn.
De landbouwsector is in de afgelopen jaren al veel minder uit gaan stoten, maar veel boeren gaven aan dat ze teleurgesteld zijn in die maatschappelijke waardering: in plaats van een schouderklopje kregen ze de vraag er nog een tandje bij te zetten. Dat is als boer niet prettig om te horen.
De wispelturigheid van het landbouwbeleid, wantrouwen jegens grote natuurorganisaties en het ervaren van gebrek aan steun van de samenleving spelen een grote rol voor boeren in de afweging tot verduurzaming van hun bedrijf. Het is nu de vraag of de nieuwe richting die het GLB inslaat deze obstakels vermindert of verergert. Er is gelukkig goede wil van beide kanten: boeren én Europa vinden beiden duurzaamheid belangrijk, maar de vragen ’hoe?’ en ‘hoeveel?’ krijgen van die twee partijen nog verschillende antwoorden.
Waarschijnlijk zal het nieuwe GLB in 2023 ingaan, maar er zal voor die tijd nog veel aan gesleuteld (moeten) worden om boeren en milieuactivisten tevreden te stellen, als dat überhaupt mogelijk is.
Bekijk het Nederlands bodemgebruik.
* Isoud Ottens interviewde voor haar bachelorscriptie in de zomer van 2020 vijftien boeren, woonachtig tussen de IJssel en de Veluwe. Naar aanleiding van de scriptie schreef ze dit artikel.