In het Bargerveen, Drenthe, zijn de herstelwerkzaamheden al jaren aan de gang. Het doel? Een levend hoogveenmoeras. Met die eindstreep voor ogen vordert het herstel gestaag. De werkzaamheden houden onder andere in dat er een nieuwe, waterdichte kade is aangelegd. Deze kade, bestaande uit zand en leem, zorgt ervoor dat het regenwater beter vastgehouden wordt en het waterpeil stabieler wordt. Het veen waar de oude kade uit bestond, wordt gebruikt voor het aanleggen van kleine veenruggen in het water. Deze voorkomen dat beginnende veenvorming niet door golfslag, stroming of wind weer stuk wordt gemaakt. Het resultaat mag er zijn: het veenmos is weer gaan groeien.
Het veen moet terug, maar hoe?
Elke centimeter veengrond die verloren gaat heeft minstens tien jaar nodig om te herstellen. Het verlies van veengrond, veroorzaakt door een laag grondwaterpeil, resulteert niet alleen in verzakkende huizen, maar ook in de uitstoot van aanzienlijke hoeveelheden broeikasgassen. Dit alarmeert menig Nederlander al jaren en hun oproep heeft geresulteerd in verhoging van het grondwaterpeil in sommige veenweidegebieden. Echter, op lang niet alle plaatsen heeft deze maatregel het beoogde effect. En hoe zit het met hoogveengebieden die onafhankelijk zijn van het grondwaterpeil?
Sneeuwbaleffect
De hoeveelheid veen in Nederland is sinds de 20ste eeuw drastisch verminderd. Dat komt vooral door turfwinning en grondwaterpeilverlaging ten behoeve van de boeren. Het lage peil zorgt voor zuurstofrijke omstandigheden en in de aanwezigheid hiervan zal het veen snel oxideren. Oxidatie heeft twee belangrijke, schadelijke gevolgen. Allereerst leidt het tot een verhoging van de hoeveelheid koolstof (CO2) in de atmosfeer. Een flinke verhoging, want veengebieden zijn een van 's werelds belangrijkste koolstofopslag-ecosystemen. Hoewel ze maar zo'n drie procent van het landoppervlak van de aarde beslaan (veen met >30 cm dikte), bevatten ze meer dan dertig procent van de bodemkoolstof. Volgens Jan van den Akker van de Wageningen Universiteit is de CO2-uitstoot van het Nederlandse veen te vergelijken met die van een kolencentrale. Deze toename van broeikasgassen draagt bij aan klimaatverandering, wat een zichzelf versterkend effect heeft, aangezien extreem droge en warme zomers leiden tot een nog lager grondwaterpeil en dus tot meer oxidatie.
Bodemdaling is het tweede schadelijke gevolg van oxidatie of vertering van het veen. Frank van Dam en Leo Pols leggen dat uit in hun artikel "Naar een klimaatbestendig en natuurinclusief omgevingsbeleid" (juni 2021). Dat is in landbouwgebieden ook een versterkende feedback, want de daling zorgt ervoor dat het grondwaterpeil nog verder omlaag gebracht moet worden om gunstige landbouwomstandigheden te creëren. Op sommige plaatsen in Nederland zijn de gevolgen goed zichtbaar in de bebouwing, met verzakte huizen of, als de huizen wel gefundeerd zijn, rottende funderingspalen. Als het grondwaterpeil en de bodem blijven dalen, kunnen één miljoen huizen in Nederland schade oplopen.
Verhoging grondwaterpeil: omstreden en vaak onvoldoende
Om oxidatie en daarmee CO2-uitstoot en bodemdaling te voorkomen, moet het grondwaterpeil omhoog. Landbouwers zijn hier echter niet blij mee: het bewerken van drassig land is moeilijk. Het kabinet heeft gepoogd de twee partijen bij elkaar te brengen door te eisen dat de grondwaterstand in veenweidegebieden maximaal 40 cm onder het maaiveld mag zijn. Op die manier ligt het peil diep genoeg voor de gangbare landbouw in het veenweidegebied. Omdat het peil nu op sommige plaatsen in Nederland wel 80 cm onder het maaiveld ligt, komt het water op sommige plekken wel dubbel zo hoog te staan, aldus de Volkskrant op 24 november 2022.
Echter, niet in alle gebieden leidt een hoger peil automatisch tot een terugkeer van het veen. Alleen als een gebied verdroogd is en er geen andere omstandigheden gewijzigd zijn, is vernatting voldoende om de natuurlijke omstandigheden te herstellen. Vaak is er echter meer aan de hand. Als resultaat van (eerder bedreven) landbouw op of rondom de veengrond, zit de bodem propvol nutriënten. Hierdoor ontstaat er een monocultuur van invasieve plantensoorten die houden van voedselrijke milieus. Voorbeelden van deze dominante soorten zijn pitrus (figuur 1), liesgras en lisdodde. Doordat deze planten een hoge afbraaksnelheid hebben, zal er geen veen ontstaan. Veen ontstaat namelijk doordat onverteerde plantenresten samengedrukt worden. Verhoging van het waterpeil behoedt het overgebleven veen dus wel voor oxidatie, maar levert geen aangroei en dus herstel op. Een oplossing voor dit probleem is het verwijderen van de voedselrijke bovengrond.
Veenmos cruciaal voor hoogveen
Voor hoogveen is verhoging van de grondwaterstand al helemaal van weinig nut. Dat heeft te maken met de eigenschappen van Sphagnum, de belangrijkste bouwsteen van hoogveen. Dit aquatische veenmos houdt van voedselarme omstandigheden. Grondwater is vaak rijk aan nutriënten, waardoor Sphagnum het nutriëntarme en zure regenwater prefereert en onafhankelijk van grondwater kan groeien. Het veenmos heeft echter wel veel water nodig en om daarin te voorzien heeft het een heel uniek waterhoudend vermogen. Voor het opslaan van regenwater gebruikt het zogenoemde hyaliene cellen, die ongeveer 80% van het volume van het mos uitmaken. Als de hyaliene cellen geen water bevatten, zijn ze gevuld met lucht en krijgt Sphagnum een lichtgroene, bijna witte kleur. Dit stelt het in staat om zonlicht goed te weerkaatsen, wat leidt tot minder verdamping. Bovendien is het contactoppervlak en daarmee de verdamping minimaal, doordat het mos dicht opeengepakt groeit.
Vanwege dit unieke waterhoudende vermogen is Sphagnum in staat om zijn omgeving te wijzigen en het ecosysteem te vormen. Organismen met dit vermogen worden ‘habitatmodificerende organismen’ of ‘ecosysteemingenieurs’ genoemd. Ze verbeteren niet alleen hun eigen levensomstandigheden, maar ook die van hun omringende gemeenschap. Volgens Frank van Dam en Leo Pols is het vasthouden van water in natte perioden ook een onderdeel van toekomstbestendige landbouw. Wereldwijd bevatten veengronden tien procent van al het zoete water op aarde, een significante hoeveelheid om vast te houden dus!
Sphagnum vertoont een opvallende resistentie tegen afbraak. Terwijl het aan de bovenkant groeit, blijft de onderkant na afsterving onverteerd, waardoor het 'op' zichzelf groeit en resulteert in een steeds toenemende massa drassig organisch materiaal. Deze eigenschappen, samen met het vermogen om de omgeving te bevochtigen en te verzuren, evenals de tolerantie voor voedselarme omstandigheden, verklaren het succes van Sphagnum in de vorming van hoogveen. Aan het begin van de 20ste eeuw was er in Nederland zo’n 90 duizend hectare hoogveen. Op dit moment resteren er slechts nog enkele duizenden hectaren, waarvan nog geen 100 hectare actief (d.w.z. groeiend) hoogveen is. Om hoogveengebieden opnieuw onderdeel te maken van het Nederlandse landschap is Sphagnum van cruciaal belang.
Makkelijker gezegd dan gedaan
Sphagnum' planten dus. Zo gedaan, zou je zeggen. Toch is het niet zo eenvoudig. Een dikke veenbodem heb je niet zomaar terug: die groeit onder gunstige omstandigheden slechts zo’n 1 mm per jaar. 'Sphagnum' is niet in staat om te overleven als er te weinig regen valt of als het regenwater direct wegstroomt. Daarom was er in het Bargerveen een nieuwe, waterdichte kade nodig.
Daarnaast hangt de effectiviteit van het waterhoudend vermogen van 'Sphagnum' af van de grootte en de dichtheid van een aaneengesloten stuk mos. Hoe groter en dichter het mos is, des te beter het in staat is om water vast te houden en daardoor te overleven. Restauratiepogingen zijn gedoemd te mislukken wanneer men hier geen rekening mee houdt. Natuurbeschermers lossen dit op door een kleine hoeveelheid 'Sphagnum' te oogsten uit de natuur om die onder gunstige omstandigheden groter en dichter te laten groeien. Dit gebeurt vaak in een kas waar men het 'Sphagnum' nat houdt met regenwater of aangezuurd kraanwater. Als het mos eenmaal voldoende groot en dicht is gegroeid, wordt het teruggeplaatst in het oorspronkelijke gebied. Onderzoek naar de optimale grootte van dicht opeengepakt mos is nog in volle gang, maar een oppervlakte van 45 cm2 lijkt wel het minimum.
Dus, hoog tijd voor actie! De uitdagingen met betrekking tot water nemen toe in ons landschap. In een interview zegt Rijksbouwmeester Floris Alkemade dat “de watervraag geen luxevraag is, maar de basis van al het ruimtelijk denken”. Iedere regio vereist een unieke benadering, en dit geldt ook voor elk (voormalig) veengebied. Of het nu gaat om het optimaliseren van de waterhuishouding, het verwijderen van een voedselrijke bovenlaag, of het transplanteren van 'Sphagnum', elke behouden centimeter veenbodem telt op en draagt bij aan het besparen van decennia aan herstelinspanningen!
BRONNEN:
Bargerveen Schoonebeek. (2022, 15 februari). Goed nieuws: meer veenmos in het Bargerveen. https://bargerveen-schoonebeek.nl/nl/goed-nieuws-meer-veenmos-in-het-bargerveen/
Lamers, L. P. M., Vile, M. A., Grootjans, A. P., Acreman, M., Van Diggelen, R., Evans, M., Richardson, C. J., Rochefort, L., Kooijman, A., Roelofs, J., & Smolders, A. J. P. (2015). Ecological restoration of rich fens in Europe and North America: from trial and error to an evidence-based approach. Biological Reviews, 90(1). https://doi.org/10.1111/brv.12102
Martens, A. (z.d.) Laagveen. Geologie van Nederland. https://www.geologievannederland.nl/landschap/landschapsvormen/laagveen
Rydin, H. & Jeglum, J. K. (2006). The biology of peatlands. Oxford University Press, USA. https://doi.org/10.1093/acprof:oso/9780198528722.001.0001