Inclusiviteit in de klas

10 juni 2020
Auteurs:
redactie
De redactie van geografie.nl
onderwijs
Opinie
FOTO: JESS BAILEY/UNSPLASH

Aardrijkskunde is bij uitstek een vak waarin ongelijkheden in de maatschappij in Nederland en de rest van de wereld aan bod (moeten) komen. Racisme en discriminatie zijn daar voorbeelden van. Hoe behandel je als docent onderwerpen die controversieel zijn? 

 

Zo is er in het aardrijkskundecurriculum aandacht voor stedelijke ongelijkheid en segregatie in Nederland, mondiale handel- en afhankelijkheidsrelaties en sociaaleconomische ontwikkelingen in verschillende landen. Daarnaast behoren beeldvorming en het bestuderen van verschillende culturen tot het curriculum. Ook racisme en discriminatie komen in de klas aan bod als het gaat over ongelijkheid en uitsluiting. Het zijn voorbeelden van controversiële onderwerpen die docenten soms lastig vinden om te behandelen. Het is ingewikkeld om deze onderwerpen te bespreken zonder belerend of stigmatiserend over te komen. Want hoewel bepaalde opmerkingen, uitspraken of beelden niet bewust racistisch bedoeld zijn, kunnen ze wel zo op iemand anders over komen.

Het gaat dus niet om de intentie van de zender, maar om het effect van de boodschap op de ontvanger. Dat is iets waarmee docenten rekening kunnen houden. In Geografie van maart 2020 stond onderstaande tekst over controversiële onderwerpen in de klas en tips voor werkvormen die hierbij zouden kunnen helpen. Een controversieel onderwerp aansnijden door middel van een werkvorm die aandacht besteedt aan de complexiteit en veelzijdigheid van het thema, kan een meer inclusieve discussie op gang brengen, waarbij er naar elkaar geluisterd wordt en meningsverschillen geaccepteerd worden.  

Heb jij ervaringen uit jouw klaslokaal? Heb je een (hulp)vraag of wil je een aanvullende werkvorm delen met anderen? Neem contact met ons op via onderwijs@knag.nl.  

Controversiële onderwerpen in de klas

Soms zijn verschillende interpretaties van gebeurtenissen gangbaar. Soms lopen meningen over oplossingen van maatschappelijke en/of ruimtelijke problemen sterk uiteen. Of je kunt je afvragen of iets ethisch verantwoord is. Samen met het feit dat leerlingen vaak hun ouders napraten, kan dit in de klas lastige situaties opleveren. Op de KNAG Onderwijsdag 2019 gaven Chris Diederiks en Guido Kuppen een workshop over controversiële onderwerpen in de aardrijkskundeles. Toevallig wijdde het Vlaamse onderwijsplatform Klasse er ook een stuk aan gericht op het vak wereldburgerschap. Beide geven aan dat bepaalde werkvormen de discussie ten goede komen.

Waarom controversiële onderwerpen aansnijden?

Aardrijkskundige onderwerpen als ongelijkheid, het wereldvoedselvraagstuk en migratie hebben een bepaalde politieke lading. Ook kom je te spreken over waarden. Door onderwerpen van alle kanten te bekijken kun je leerlingen wapenen tegen eenzijdige beeldvorming en indoctrinatie. Je maakt ze ervan bewust dat de wereld gevormd is door soms controversiële beslissingen in het verleden.

Aardrijkskunde en burgerschap kunnen leerlingen helpen actuele discussies en ruimtelijke dilemma’s beter te begrijpen en er een onderbouwd standpunt over in te nemen. Zorg dat het doel van de les voor iedereen duidelijk is. Dat het er niet om gaat leerlingen te overtuigen van wat goed en fout is. Maar wel dat leerlingen zich bewust worden van de controverse en dat zij hun eigen standpunt bepalen. Wees er alert op dat sommige leerlingen denken dat ze dezelfde mening als de docent moeten hebben. Vermijd de schijn van indoctrinatie en bedenk of je jouw standpunt aan de klas vertelt en zo ja in welk stadium van de les. Probeer leerlingen met een andere mening niet te overrulen door nog meer feiten en cijfers te geven die hun mening onderuit halen. Harde feiten zijn niet altijd effectief. Soms omdat leerlingen hun ouders napraten, soms omdat het prekerige of fatalistische van de feiten weerstand oproept. 

Als je start met een werkvorm, gaan de leerlingen in gesprek zonder oordelen te vellen en zonder standpunten te moeten verdedigen. Uiteindelijk kan dat uitmonden in een discussie waarbij meningsverschillen geaccepteerd worden en er geen twee kampen tegenover elkaar ontstaan. Drie voorbeelden:

Flair-test

Voor deze oefening stel je eenvoudige vragen op met keuzeantwoorden. Bij elk antwoord hoort een kleur. Leerlingen verzamelen zo een ‘stapel’ kleuren (het kan een echte stapel zijn door bijvoorbeeld legoblokjes of kralen uit te delen bij de gekozen antwoorden). Iedere kleur staat voor een bepaalde stroming of positie (duurzaam of grootverbruiker; behoudend of progressief enzovoort). Leerlingen mogen vrijuit kiezen, zonder dat iemand daarover een oordeel uitspreekt. Maar tijdens het bouwen van de antwoordtorens of kralenkettingen zien de leerlingen wel dat iedereen verschilt, en daarover kan de klas dan in gesprek. Je kunt ook samen een profiel van de klas maken aan de hand van de torens of kettingen.

Stellingenspel

Bij een stelling geven leerlingen op de horizontale as aan in hoeverre ze het ermee eens zijn. Op de verticale as geven ze vervolgens aan of ze actie willen ondernemen. Bijvoorbeeld: ‘Nederland moet vluchtelingen uit Griekse opvangkampen opnemen’. Een leerling die op de x-as richting ‘niet akkoord’ gaat, kan bij de vraag of hij of zij iets wil doen voor vluchtelingen (y-as) toch geneigd zijn wél mee te willen doen. Want, ‘als ze hier toch zijn, moeten we ze helpen’. Door de twee assen te gebruiken komt de complexiteit van problemen naar voren.

Negen kaarten

Neem een centraal thema en benoem negen sub-problemen. Deze zet je elk op een kaart. Leg de negen kaarten voor aan groepjes leerlingen. Ieder groepje gaat 5 minuten in gesprek over de problemen en ordent de kaarten van ernstigst naar minst ernstig. Het groepje bepaalt ook de afstand tussen c.q. de precieze positie van de kaarten. Kijk voor een verdere uitwerking en meer werkvormen op:

 

MEER INFORMATIE