Op 4 januari 2013 werd in Eindhoven een 22-jarige jongen zwaar mishandeld door acht anderen. Op de bewakingsbeelden was te zien hoe de jongens hem tegen de grond sloegen en een voor een op hem intrapten. Daarna lieten ze de jongen bewusteloos achter op straat. OM besloot de beelden vrij te geven in de hoop de belagers te achterhalen. Op 21 januari werden de beelden uitgezonden bij Bureau Brabant (Omroep Brabant). Daarna ontstond er in Nederland een ware heksenjacht. Omroep Brabant en GeenStijl ontvingen een foto van een anonieme afzender met daarop de mogelijke daders. Die verschenen online. Bij Omroep Brabant waren de gezichten voorzien van balkjes; zo niet bij GeenStijl. Naar aanleiding daarvan werden er namen, Facebook-accounts en foto’s aan de jongens gekoppeld. Dit ging zo ver dat een jongen met dezelfde naam als een van de verdachten werd bedreigd. Een dag na de uitzending van Bureau Brabant meldden twee jongens uit België zich bij de politie in Eindhoven. Ze herkenden zichzelf op de beelden. Kort daarna volgden de overige (zes) verdachten. Een succesvolle actie?
Kijken en bekeken worden
De bezoeker als toezichthouder
Er is iets vreemds aan de hand in Nederland. Hoewel we in een van de veiligste landen ter wereld leven, ligt er steeds meer (politieke) nadruk op onveilige aspecten in de samenleving. Meer (camera)toezicht moet uitkomst bieden. Niet alleen via beveiligingscamera’s, maar ook via de mobieltjes van burgers. De democratisering van het kijken maakt het toezicht echter niet vanzelfsprekend transparanter.
In het vorige nummer van Geografie beschreef Barbara Heebels dat gemeenten op steeds grotere schaal toezichtcamera’s inzetten voor het veilig maken van de (publieke) ruimte. Dit gebeurt mede vanuit de overtuiging dat zichtbare camera’s (en bordjes die daarop wijzen) preventief werken. Mensen raken zo doordrongen van de kans dat er meegekeken wordt met alles wat ze doen en laten. Daardoor zullen ze zich in eerste instantie bewust correct gaan gedragen. Na verloop van tijd is dat gedrag zo vanzelfsprekend dat het een automatisme wordt, zo is de redenering. Het goede gedrag is geïnternaliseerd en de nachtelijke stad is veilig.
Er zijn veel argumenten tegen dit idee in te brengen. Het mijne is technologisch: het beoogde effect blijft uit omdat mensen allang niet meer onder de indruk zijn van zo’n statische camera.
In de uitgaanscentra zien we nu echter combinaties van nieuwe en bestaande (onder andere camera)technologieën die door en naast elkaar gebruikt worden. Neem een politieagent die surveilleert in een stadscentrum. Via de portofoon staat hij direct in verbinding met de meldkamer. De meldkamer heeft de politieagent in beeld via de toezichtcamera. De agent heeft ook een smartphone op zak, voor werk dan wel privégebruik, bijvoorbeeld om een bericht te plaatsen op een social mediasite. De meldkamer houdt ook zulke virtuele ontmoetingsplekken in de gaten, vooral (potentiële) gebeurtenissen in de fysieke ruimte, het uitgaanscentrum. Door de explosieve groei van communicatiemiddelen is de berichtgeving, van kijker en bekekene, en van zender en ontvanger dus flink toegenomen. En dat maakt het toezicht complexer.
Gesloten en open toezicht
Naast de klassieke gesloten vorm van cameratoezicht (Closed Circuit TV, CCTV) is daar de laag van sociale media bijgekomen. En deze werkt twee kanten op; zowel de toezichthouder als de bekekene (de burger) heeft er toegang toe. Burgers en overheid kunnen allerlei vormen van audiovisueel materiaal (en tekst) plaatsen en via verschillende kanalen meekijken en lezen. Dit noemen we Open Circuit TV (OCTV). Op YouTube staat bijvoorbeeld een filmpje waarin een politieoptreden in Rotterdam is gefilmd door een burger. Omgekeerd gebruikt de politie sociale media om daders van een misdrijf op te sporen. Dat dit uit de hand kan lopen, bleek vorige jaar in Eindhoven, toen het OM een filmpje van een bewakingscamera vrijgaf, in de hoop de belagers te achterhalen. Daarop barstte een ware heksenjacht los (kader). Deze digitale vorm van schandpaal onthult iets nieuws in het landschap van toezicht; burgers en politie hebben nog niet helder voor ogen hoe en wanneer OCTV-middelen in te zetten, en vooral wanneer niet. Er is nog geen etiquette omtrent het maken en gebruiken van opnamen van anderen in de fysieke en digitale publieke ruimte. Wel is duidelijk dat de burger die bekeken wordt (passief), dankzij mobiele camera’s en sociale media een potentieel actieve rol heeft gekregen in het netwerk van toezicht en veiligheid in de stad.
Top-down, bottom-up
Hoewel het bij zowel CCTV- als OCTV-kanalen gaat om beeld en geluid in de publieke ruimte, zijn er ook belangrijke verschillen. CCTV en de daaraan gekoppelde uitkijkruimtes zijn officiële en geïnstitutionaliseerde infrastructuren binnen de stad, terwijl OCTV-camera’s (smartphones, iPads) en de daaraan gekoppelde ‘uitkijkruimtes’ (zoals social mediasites) sterk verschillen in gebruiksvriendelijkheid en aantal/soort bezoekers. CCTV is een top-down en OCTV een bottom-up manier van het vastleggen van de nachtelijke stad.
Aangezien het vaak gaat om het onbewust delen van data door burgers op sociale netwerksites, die gebruikt kunnen worden door derden, hanteer ik liever het concept van participatief toezicht, het actief participeren aan surveillance door data van jezelf op te slaan en te delen met anderen.
Gebruikers van een uploaddienst of een sharing platform zijn zich vaak niet bewust van het potentiële gebruik van hun gegevens door derden. Participatie gaat dus verder dan de actie van een bezoeker van de nachtelijke stad die iets heeft opgenomen tijdens een avondje uit en dat deelt. Het omvat ook netwerken waarin officiële toezichthouders meekijken. Nieuwe technologieën zoals smartphones verruimen niet alleen het aantal plekken van toezicht in de stad (bijvoorbeeld het aantal plekken waar mensen gefilmd kunnen worden), maar ook de tijden (de dag erna kunnen opnamen zomaar op Facebook staan).
Anoniem gefilmd
Hoe ervaren burgers dit? Om dit te achterhalen hebben we in de uitgaanscentra van Utrecht en Rotterdam bezoekers kort geïnterviewd over hun kennis van en ervaring met CCTV en toezicht. Andere onderzoekers (anoniem) fi lmden het interview van een afstandje met een zichtbare, maar niet-werkende camera. Na de algemene vraag wat deelnemers ervan vonden gefilmd te worden door andere burgers, wezen we ze erop dat ze zojuist zelf gefilmd waren. De figuur boven toont een aantal reacties van mensen op deze vorm van OCTV, in aanvulling op wat ze er van tevoren over zeiden. De reacties liepen behoorlijk uiteen; een aantal deelnemers schrok erg of voelde zich in de gaten gehouden, sommigen voelden zich juist veiliger. Het merendeel zat aan de negatieve kant van het midden; ze waren vrij onverschillig, maar wel meer oplettend. Dit geeft aan dat de invloed van OCTV op bijvoorbeeld gevoelens van veiligheid niet eenduidig is.
Welk aspect van de burger-met-camera vond men problematisch of vervelend? Voor veel deelnemers lag dit niet in het moment van het filmen zelf, maar meer in het gebruik van de beelden.
Een van de belangrijkste bevindingen uit het onderzoek is dat mobiele camera’s onder specifi eke omstandigheden als bedreigend kunnen worden ervaren. Aan de ene kant zijn mobiele camera’s een meer democratische technologie vergeleken met CCTV, omdat de burger als gebruiker van de camera zelf controle heeft over wat er wordt gefilmd en wat er gebeurt met de beelden (dit in tegenstelling tot de gesloten technologie van CCTV). Maar deze openheid leidt ook tot onzekerheid voor de burger als gefilmde of bekekene, vooral vanwege de vele digitale plekken waar een fi lmpje of foto terecht kan komen.
Zowel bij de mobiele als officiële toezichtcamera’s waren de reacties vaak onverschillig. Een veelgehoord argument was: ik vind het niet erg dat er naar me wordt gekeken, ik heb niets te verbergen. Maar de mobiele camera lokte wel sterkere reacties uit dan de toezichtcamera. Dit duidt op een interessante verschuiving in de nachtelijke publieke ruimte. Waar klassiek top-down toezicht aan kracht verliest, krijgt de bottom-up vorm van partici patieve surveillance meer invloed op de nachtelijke stad.
De perceptie van privacy en veiligheid hangt sterk af van je positie vóór of achter de lens
We onderzochten niet alleen hoe bezoekers van uitgaanscentra het ervaren om gefilmd te worden, maar ook hoe ze zelf omgaan met het maken en delen van fi lmpjes en foto’s via bijvoorbeeld Facebook. De meeste respondenten zagen geen tot weinig problemen in het filmen van anderen in de publieke ruimte. Geen van hen had ooit een reactie gehad van degenen die ze gefilmd hadden. Ze vonden het delen van beeld- of geluidsmateriaal via sociale media – daarbij bijdragend aan potentiële surveillancedata – niet per se positief of negatief. Ze beschouwden zich ‘gewoon’ bezoekers van het nachtelijk landschap die hun zelfgemaakte filmpjes en foto’s toevoegen aan de pool van gegevens op internet. Dit vormt een duidelijke tegenstelling met de reacties toen ze zelf gefilmd werden. De perceptie van privacy en veiligheid hangt dus sterk af van de positie, voor of achter de lens.
Ongrijpbaar
Voor vele lokale overheden en politici is het koppelen van verschillende surveillancebronnen een ideale ontwikkeling. Want als het mogelijk wordt al deze technologieën te koppelen, komt het scenario van totaaltoezicht (blanket surveillance) in beeld. Het verbinden en koppelen van surveillancetechnologie is dan ook een nieuw doel geworden binnen de wereld van toezichthouders en ordehandhavers. Naast de technologische uitdagingen die dit met zich meebrengt (aanpassing van formaten, databases, programmeercodes, opslagtijd, hardware enzovoort), roept dit nieuwe vragen op over de grenzen van toezicht en surveillance in de openbare ruimte. De grenzen en machtsverhoudingen tussen kijker en bekekene worden steeds vager. Bij ‘oude’ surveillancetechnologie is het nog overzichtelijk hoe de machtsverhoudingen liggen: een lokale overheid installeert een camera, en het uitgaanspubliek is het onderwerp van toezicht. Zowel de camera’s als de surveillance borden in de openbare ruimte communiceren en informeren over wat er gebeurt: je bent een burger en als zodanig wordt er op je gelet (natuurlijk voor je eigen veiligheid!).
Wanneer deze oplettende blik op meerdere manieren wordt verspreid en gedeeld, zoals bij opkomende sociale en mobiele media, wordt het moeilijker te doorgronden wie er op wie let en waarom. Bezoekers van de nachtelijke stad hebben steeds vaker de mogelijkheid (audio)visuele informatie op te nemen en te delen, maar zijn (nog) niet verplicht vanuit een lokale overheid om bijvoorbeeld hun camera in te zetten, of data te delen. Aan de andere kant is het aantal plekken en momenten waarop ze (ongemerkt) gefilmd of gefotografeerd kunnen worden toegenomen, met als mogelijke gevolgen meer onderling wantrouwen, minder menselijk ingrijpen, of een verandering van normen in de nachtelijke stad.
BRONNEN
- Albrechtslund, A. & T. Ryberg 2011. Participatory Surveillance in the Intelligent Building. Design Issues, 27(3).
- Ball, K. 2005. Organization, Surveillance and the Body: Towards a Politics of Resistance. Organization 12: 89-108.
- Brands, J. & T. Schwanen 2013. Experiencing and governing safety in the night-time economy: nurturing the state of being carefree. Emotion, Space and Society – in press.
- Mann, S. 2004. ‘Sousveillance’. Inverse Surveillance in Multimedia Imaging. Computer Engineering: 620-627.