Kinderboeken door een geografische bril

1 april 2017
Auteurs:
Henk Notté
redactielid Geografie. Adviseur aardrijkskunde. Voormalig toetsdeskundige Cito
Dit artikel is verschenen in: geografie april 2017
Opinie
bril
FOTO: MARCO RAAPHORST/FLICKR

Leerkrachten in het basisonderwijs vertellen graag verhalen die aansluiten bij de les. Of zoeken geschikte boeken om uit voor te lezen. Hoe bepaal je of een kinderboek ook bijdraagt aan de aardrijkskundige beeldvorming? En wat als je Tove Janssons populaire serie over de Moemvallei langs de geografische meetlat houdt?

 

De boekenmarkt in Nederland zat in het slop, maar krabbelt weer op. Na een stevige daling sinds 2008 worden met name informatieve boeken voor volwassenen, en literatuur voor de jeugd weer meer verkocht. Dat is een extra stimulans voor de leesbevordering van kinder- (tot 12 jaar) en jeugdliteratuur (tot 18 jaar) in het onderwijs. Bij de besprekingen van kinderboeken op sites als leesplein.nl en jaapleest.nl ontbreekt vaak een geografisch perspectief. In hoeverre draagt het boek bij aan de aardrijkskundige beeldvorming van de jonge lezer?

Geografische meetlat

Aardrijkskunde gaat over gebieden en een goed ‘aardrijkskundeboek’ neemt de lezers mee op een ontdekkingsreis door een onbekend gebied. Ze verkennen er de landschappen en ontmoeten de mensen die er wonen. Het boek draagt bij aan de aardrijkskundige beeldvorming van de lezer wanneer nieuwe verschijnselen in het gebied een naam krijgen en al bekende verschijnselen een diepere betekenis. Leerkrachten in het basisonderwijs vertellen graag verhalen die aansluiten bij de les. Of zoeken geschikte boeken om uit voor te lezen. Een goede aardrijkskundige recensie van een kinderboek geeft antwoord op drie vragen.

  • Daagt het verhaal het kind uit mee te gaan in de verkenning van het onbekende gebied?
  • Sluit de tekst aan bij de aardrijkskundige kennis die je van het kind mag verwachten?
  • Krijgt het nieuwe (aardrijkskundige) kennis helder aangeboden? 

Deze vragen zijn relevant bij zowel verhalende als informatieve teksten. Bij de laatste ligt het accent op de kennisoverdracht: steekt het kind er wat van op? Maar bij beide genres beoordelen we toch vooral of ze erin slagen de geografische verbeelding te prikkelen.

Proef op de som

Gezegd is gemakkelijker dan gedaan. Laten we de proef op de som nemen in een recensie van een klassieker, Het raadselachtige eiland, van de Finse schrijver en illustrator Tove Jansson.

raadselachtige eiland

Haar negen boeken over de bewoners van de Moemvallei verschenen tussen 1945 en 1970 en werden razend populair in Scandinavië en ver daarbuiten. Hoofdpersonen in de boeken van de ‘Finse Annie MG Smidt’ zijn de bijzonder vriendelijke ‘moems’, trollen die er een beetje uit zien als nijlpaarden. Het gezin Moem bestaat uit de filosofisch ingestelde, erg onpraktische Papamoem, de kunstlievende, dromerige Mamamoem en zoon Moem die zich voortdurend over de wereld verwondert. Het geadopteerde zusje Kleine Mie is het meest volwassen denkende personage in de serie. 

In de ogen van vele lezers is de Moemvallei een ideale maatschappij. Er groeit van alles, ver van de boze buitenwereld. Het is er goed wonen dankzij de vrijheid die iedereen, ook kinderen, wordt gegund en misschien ook wel dankzij de afwezigheid van een school.

Door het fijnzinnige, humorvolle proza van de auteur en de mystieke sfeer die ze weet op te roepen, kregen de Moemverhalen al snel veel enthousiaste volwassen lezers. Net als bij Annie MG Smidt ontstond discussie of het verantwoord was kinderen met zulke complexe, vreemde verhalen op te zadelen, en of de pijp rokende, soms bazige Papamoem en de andere hoofdpersonen niet erg rolbevestigend waren.

Tot laat in jaren 90 waren de Moems in Nederland populair; mede dankzij een strip in de Volkskrant en Japanse tekenfilms op de televisie. Daarna raakte Moem in de vergetelheid tot de heruitgaven in een nieuwe vertaling in deze eeuw.

In de Moemverhalen draait het vaak om aanpassing aan onverwachte gebeurtenissen – in het meest aardrijkskundige Het raadselachtige eiland aan een nieuwe omgeving op een eiland voor de kust waar alleen een vuurtoren staat. De familie verhuist erheen als hen de grond in de Moemvallei door het optreden van de enge Grizza te heet, of liever gezegd te koud, onder de voeten wordt. ‘Weg van haar kou, haar doodse stilte en haar verschrikkelijke eenzaamheid’.

In hun huis in de Moemvallei hangt een wandkaart van de vallei, de kust en de eilandjes in zee. Hun reisdoel staat er als een klein stipje op aangegeven – zo piep dat Kleine Mie denkt dat het een vliegenpoepje is.

finse golf

‘Moem staarde naar het nietige vlekje op zee. Daar wil papa wonen, dacht hij. Daar wil hij naartoe. Ze menen het. Ze doen niet alsof. En plotseling had hij het idee dat de zee om het eiland een branding werd, dat de golven opspatten en dat het eiland veranderde in een groene wildernis met rode bergen. Het werd een eiland voor een schipbreuk, het geheimzinnige, onbewoonde eiland uit prentenboeken…. En Moem kreeg een brok in zijn keel. “Kleine Mie,” fluisterde hij, “dit wordt fantastisch.” “Daar twijfel ik niet aan”, zei Kleine Mie. “Alles is in feite min of meer fantastisch. Maar het zou pas echt fantastisch zijn als we met veel heisa en onze hele mikmak bij dat eiland arriveren en tot de ontdekking komen dat het inderdaad een vliegenpoepje was.”

De tocht over zee verloopt moeizaam. Papamoem heeft besloten op zijn gevoel te varen, maar dat laat hem in de steek als het verwachte vuurtorenlicht uitblijft. Het eiland blijkt een winderige rotspartij waar de zee het voor het zeggen heeft. Er gebeuren vreemde dingen en de enige andere bewoner is een raadselachtige visser die elk contact met de familie mijdt. De Moems proberen er een tweede Moemvallei van te maken, ondanks het gebrek aan bomen en de verwoestende kracht van de zee, die de tuin van Mamamoem wegspoelt. ‘“Misschien kun je zo’n eiland niet veel veranderen”, zegt Mamamoem. “Het blijft liever zoals het is, denk ik. […] Maar ik ga toch proberen een nieuwe tuin aan te leggen. Iets hogerop.”’ De Moems zijn echte pioniers en de vreemde verschijnselen op het eiland ervaren ze niet als bedreigend, maar als iets om aan te pakken. In het opzetten van nutteloze projecten is Papamoem een kei. Soms maakt het hem moedeloos. ‘Ik zou willen dat er een storm opstak, dacht hij. Een hevige storm. Dan kon ik heen en weer rennen om allerlei dingen te redden en ervoor zorgen dat mijn gezin niet weggeblazen werd. Ik zou boven in de toren de windkracht kunnen bepalen… en dan naar beneden gaan en zeggen: “Dertien beaufort. Er is geen reden tot ongerustheid. Bij mij zijn jullie veilig.”’ Maar meestal spoort de tegenslag hem aan beter na te denken. Dan trekt hij zich terug op zijn denkrichel bovenaan de rotswand, waar hij zijn overpeinzingen noteert in zijn Kladboek. Dat telt al gauw vele hoofdstukken, waaronder ‘Zee’, ‘Vermoedens’ en het magere ‘Feiten’. De zee en vooral de golven die het eiland teisteren, intrigeren hem. ‘Van de golven is elke zevende geweldig groot, maar het kan ook de negende zijn en soms zit er geen enkele regelmaat in. Hoe ontstaan golven met witte koppen en waar blijven ze? […] En daar bekroop die zwartgallige gedachte hem weer dat de zee geen wetten kende. Maar hij duwde de gedachte zoals altijd met harde hand weg. Hij moest de zee doorgronden om van hem te kunnen houden én om zijn zelfrespect te bewaren.’

De heruitgave van de Moemboeken zijn een aanwinst voor de Nederlandse boekenplank, maar de vraag is: voor wiens boekenplankje? Uitgever Clavis prijst ze aan voor jong en oud, en bij de ouderen vallen ze zeker in de smaak, getuige berichten op internetfora (‘zelfs een beetje eng’). Maar of de heruitgaven geschikt zijn voor de gemiddelde basisschoolleerling, valt te betwijfelen. Het leesniveau is pittig en struikelbegrippen als ‘beaufort’ en ‘scheer’ worden bekend verondersteld. Op leesplein.nl worden de Moems aanbevolen voor lezers van 9-12 jaar. Dat kan leerkrachten op het verkeerde been zetten bij de keuze voor jonge kinderen. Je kunt dit ‘buitencategorie’-boek beter eerst zelf lezen.