Kinderen brengen ‘hun’ plek in kaart

15 november 2020
Dit artikel is verschenen in: geografie november/december 2020
onderwijs
Nieuws
FOTO: XAVI CABRERA/UNSPLASH

De alledaagse omgeving als plaats waar je telt [1]

Ruim tweehonderd basisschoolleerlingen tekenden een kaart van een plek in hun omgeving die belangrijk voor ze is. Daaruit blijkt met welke plek leerlingen zich verbonden voelen en wat die voor hen betekent. Het is de eerste stap in een onderzoek om leerlingen met meer kennis, kunde en gevoel van verantwoordelijkheid te betrekken bij de eigen omgeving.

 

'Geography is personal, it helps us belong’, aldus Gill Miller tijdens het jaarlijks congres van de Britse Geographical Association in april 2020. Je verbonden voelen met de omgeving en weten wat daar speelt, is belangrijk voor jongeren in de vorming van hun identiteit en zelfvertrouwen en de manier van denken over de wereld. Wie zich thuis voelt in de eigen omgeving, voelt zich daar ook meer verantwoordelijk voor en zal zich eerder opstellen als actief burger. Inzicht in de wijze waarop leerlingen verbonden zijn met hun omgeving, stelt leerkrachten ook in staat hun onderwijs en leren te verbinden met de alledaagse omgeving.

Het afgelopen jaar hebben we de verbondenheid van leerlingen met hun alledaagse omgeving letterlijk ‘in kaart’ gebracht, of liever gezegd in kaart laten brengen door tweehonderd leerlingen op vier basisscholen in Velsen, Haarlem en Delft. De scholen verschillen behoorlijk qua populatie, net als de wijk waarin ze liggen (zie kader).

Eigen kaart maken

We vroegen leerlingen van groep 5 t/m 8 een kaart te tekenen van een plek in hun omgeving die belangrijk voor hen is. Het ging er niet om een zo mooi mogelijke kaart te tekenen, maar eentje die weergeeft wat ze weten van en voelen bij de plaats. Dit werd in de instructie ook benadrukt. Het mocht een echte plattegrond zijn, maar ook een beeldkaart of een vooraanzicht. Ook moesten ze proberen zo veel mogelijk informatie op te nemen, bijvoorbeeld een legenda en korte toelichtingen in de vorm van verhaaltjes en zinnen met uitleg.

Figuur 1: Deelnemende scholen
School Groepen Aantal leerlingen Typering
De Plataan, Velsen Noord 7 en 8 86 Veel kinderen met een migratieachtergrond; meeste leerlingen stromen uit naar het vmbo
De Wilgenhoek, Haarlem 6 25 Vrijwel geen kinderen met een migratieachtergrond; circa 60 procent stroomt uit naar havo/vwo
De Zonnewijzer, Haarlem 6 en 7 69 Vrijwel geen kinderen met een migratieachtergrond; circa 60 procent stroomt uit naar havo/vwo
De Waterhof, Delft 5/6 en 7/8 46 Weinig kinderen met een migratieachtergrond; ruim 40 procent stroomt uit naar havo/vwo
Totaal   226 52 procent meisjes / 48 procent jongens

 

Vier scholen, vier wijken

De Plataan is een brede school in Velsen Noord, een wijk met een relatief grote en diverse groep arbeidsmigranten en eenoudergezinnen en met relatief veel lage inkomens. De Wilgenhoek en de Zonnewijzer liggen in twee middenklasse-wijken in Haarlem, met relatief veel koopwoningen en hoge inkomens. De Waterhof ligt in een nieuwbouwwijk van Delft en zit qua inkomenspositie in tussen de Haarlemse wijken en Velsen Noord.

De zelfgemaakte kaarten laten zien welke plaatsen de kinderen waarderen en hoe ze denken over hun omgeving; ze geven dus informatie over hun verbondenheid met (plaatsen in) hun omgeving. Daarbij geven de kaarten natuurlijk ook inzicht in de geografische kennis en kaartvaardigheden van de leerlingen.

Soort kaart

Leerlingen van de Plataan en de Zonnewijzer tekenden vaak een plattegrond (figuur 2). Leerlingen van de Wilgenhoek en de Waterhof meer beeldkaarten en vooraanzichten. Zie ook kaart 1 t/m 5. Dit kan te maken hebben met hun leeftijd en kaartvaardigheden, of met de aansturing van de leerkracht. Mogelijk beïnvloedden leerlingen elkaar ook bij het tekenen.

Place attachment en sense of place

In het onderzoek maken we onderscheid tussen de verbondenheid van (in dit geval) leerlingen met een plaats, place attachment, en de betekenis die leerlingen aan een bepaalde plaats geven, de sense of place. Place attachment wordt hier geoperationaliseerd in drie dimensies (figuur 3):

  1. Waar voelen leerlingen zich verbonden? De verbondenheid kan zich op verschillende (ruimtelijke) schaalniveaus afspelen. Het huis, de buurt en ook de regio of het (geboorte)land.
  2. Hoe voelen leerlingen zich verbonden? Het gaat om de verbondenheid van leerlingen met plekken en de relaties die ze met anderen onderhouden.
  3. Waarom voelen leerlingen zich verbonden? Daarbij gaat het om de sociale (en economische) aspecten in de buurt: de aanwezigheid van familie of vrienden, de deelname aan gemeenschapsactiviteiten (buurthuis, school, vereniging enzovoort).

We veronderstellen daarbij dat op grond van deze vormen van verbondenheid kinderen hun sense of place ontwikkelen, dat wil zeggen hun gevoelens, meningen, kennis en betekenis ten aanzien van hun alledaagse omgeving. De kaarten die de leerlingen tekenden zijn aan de hand van de drie dimensies van verbondenheid geanalyseerd.

Waar

Ruim een derde van de leerlingen tekende (een deel van) de straat waarin zij wonen (kaart 2), iets minder dan een derde gaf een plek in de buurt weer, 15% tekende een groter deel van de buurt en nog eens 10% koos voor het eigen huis of een route (figuur 4 en kaart 1 en 3). Er was ook verschil tussen de scholen. Zo tekenden leerlingen van de Plataan in het multiculturele Velzen Noord het vaakst een plek in de buurt, waar leerlingen uit Haarlem en Delft het meest de eigen straat kozen. Ook hier kunnen instructie, getoonde voorbeelden en wat leerlingen bij elkaar zien een rol hebben gespeeld.

Hoe

Figuur 5 laat zien dat de leerlingen vooral inrichtingselementen tekenden zoals gebouwen, wegen, sportvelden, winkels. Slechts twee van de tweehonderd leerlingen gaven vooral natuurlijke elementen weer zoals bomen, water, dieren (kaart 4). Iets minder dan de helft van de leerlingen schreef of tekende iets op de kaart wat duidt op sociale verbondenheid (figuur 6). Bijvoorbeeld: ‘omdat Amelie in deze buurt woont’ (kaart 1) en ‘hier woont een klasgenoot/ buren/ oppas’ (kaart 5). Leerlingen van de Wilgenhoek tekenden relatief vaak dieren of mensen op hun kaart. Leerlingen van de Waterhof gaven iets vaker aan dat er sprake is van een relatie (‘hier woont oma, onze oppas’).

Waarom

Een kwart van de kaarten bevat toelichtingen waaruit blijkt waarom leerlingen zich met een bepaalde plek verbonden voelen. Bijvoorbeeld omdat familie of vrienden er wonen, omdat er samen gespeeld, gesport wordt of omdat kinderen elkaar ergens ontmoeten. Ook maakten leerlingen melding van fijne voorzieningen zoals speelplaatsen, een winkel waar je ijs kunt kopen. De leerling die kaart 6 maakte, geeft bijvoorbeeld aan dat er op het pleintje schommels, een klimrek zijn (voorzieningen), dat hij daar speelt met andere kinderen uit de buurt (elkaar ontmoeten) en hoe hij zich daar voelt.

Cijfer geven

In aanvulling op hun kaarten werden de kinderen gevraagd hun buurt te waarderen (figuur 7). Ze konden rapportcijfers geven voor het wonen en spelen in de buurt, en aangeven in hoeverre ze zich daar veilig voelen.

Wonen in de buurt

Het merendeel van de leerlingen is positief over wonen in hun buurt. Meisjes van de Plataan en de Wilgenhoek lijken iets minder positief te zijn dan jongens. De leerlingen van alle scholen noemen aspecten als: het is leuk, fijn gezellig in de buurt, er wonen veel vrienden / kinderen of aardige mensen. Minder oké vinden ze het feit dat het soms niet veilig is, dat er verkeersdrukte is of dat er rare mensen wonen of ruzie is of dat er juist geen leuke mensen / vriendjes wonen. Ook die uitspraken komen bij de leerlingen van alle scholen terug.

Spelen in de buurt

Over het spelen in hun buurt zijn de leerlingen gemiddeld iets minder te spreken. Dat verschilt nauwelijks tussen de scholen. Een veel genoemd pluspunt is de aanwezigheid van speelplekken, pleintjes en andere kinderen om mee te spelen. Als minpunten noemen de leerlingen juist het ontbreken van speelplekken (geschikt voor hun leeftijd), kinderen om mee te spelen, en de aanwezigheid van pesters of hangjongeren op de speelplek.

(On)veilig in de buurt

Het percentage kinderen dat zich onveilig voelt, is in het algemeen laag, al zijn er minder meisjes die zich veilig voelen dan jongens. Dat geldt met name voor leerlingen van de Plataan en de Waterhof.

Algemeen beeld

Leerlingen zijn over het algemeen positief over hun buurt: ze wonen en spelen er graag en de meesten voelen zich er veilig, ongeacht de sociaaleconomische kenmerken van de buurten waarin de scholen liggen. Dit is opmerkelijk aangezien recent onderzoek van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) laat zien dat bewoners van buurten met een grote diversiteit zich onveiliger en minder thuis voelen en de sociale samenhang daar minder is dan in meer homogene wijken. We zien hiervoor wel kleine aanwijzingen in het feit dat vooral meisjes van de Plataan in Noord Velsen, een wijk met meer diversiteit en lage inkomens, de eigen omgeving minder positief waarderen als plek om te spelen, en zich ook relatief wat minder veilig voelen in de wijk. In de meer homogene middenklassewijken waarin de Zonnewijzer en de Wilgenhoek liggen, voelen vrijwel geen kinderen zich onveilig.

Wat de kaarten laten zien, strookt met de uitkomsten van het Meaningful Maps-project in het Verenigd Koninkrijk. Leerlingen zijn vooral verbonden met hun huiselijke omgeving. Ongeveer de helft tekent het eigen huis of de eigen straat. Daarnaast worden plekken getekend waar zij spelen. Een enkele keer tekent een leerling een plek die verder weg ligt. Bijvoorbeeld de manege, de voetbal- of rugbyclub of de volkstuin. De kaarten focussen veelal op de ingerichte omgeving: huizen, straten, pleintjes, parken. Die fysieke plekken vormen vaak de context waarin emotionele banden ontstaan, zo blijkt uit de kaarten. De plek die leerlingen tekenen, heeft voor hen betekenis omdat er familie of vrienden wonen of omdat je er samen kunt spelen, sporten of elkaar ontmoeten.

Het perspectief van de kinderen is egocentrisch. Zij schrijven bijvoorbeeld: dit is mijn huis, hier woont een vriendin, hier woont mijn oma. Op de kaarten zien we daarnaast vrijwel geen elementen terug als kerken en bedrijven; ze zijn er wel, maar hebben voor de leerlingen op dit moment waarschijnlijk (nog) geen betekenis. Op de kaarten gemaakt door leerlingen van de Plataan tekent slechts één leerling het terrein van Tatasteel, terwijl dat pal naast de buurt ligt. Dicht bij de Zonnewijzer ligt een tankstation. Geen enkele leerling zet dit op de eigen kaart. Tot zover het grote, algemene beeld. Hoe individuele kinderen denken over hun omgeving en welke betekenis zij hieraan verlenen, oftewel wat hun sense of place is, komt aan de orde in een volgend artikel, waarin we resultaten presenteren van onder andere interviews met leerlingen.

Kaart 1: Vooraanzicht, getekend door een leerling in groep 6 van de Wilgenhoek, met daarop het eigen huis en dat van de buren. De kaart bevat aspecten van fysieke en sociale verbondenheid (Amelie woont hier) en er wordt ook een waardering uitgesproken.
Kaart 2: Combinatie van een plattegrond en beeldkaart van een leerling van groep 7 van de Plataan met daarop de straat. De kaart laat voornamelijk aspecten van fysieke verbondenheid zien. Het eigen huis en dat van de buren zijn expliciet aangegeven.
Kaart 3: Route van huis naar school door een leerling van groep 5/6 van de Waterhof. Zij noemt aspecten van fysieke en sociale verbondenheid en vertelt in de toelichting hoe zij zich daar voelt.
Kaart 4: Beeldkaart van een leerling van groep 7 van de Waterhof. Deze kaart bevat vooral natuurlijke elementen: water met eenden, konijntjes in het gras en een stukje bos waar de leerling zich thuis voelt.
Kaart 5: Plattegrond van een leerling van groep 7 van de Zonnewijzer met een deel van de buurt. Zij heeft veel informatie toegevoegd over aspecten van fysieke en sociale verbondenheid. Ze vertelt wat ze op verschillende plekken doet. Bij haar eigen huis heeft ze meer details toegevoegd.
Kaart 6: Combinatie van een beeldkaart en plattegrond van een leerling van groep 7 van de Plataan met daarop een speelplaats in de buurt. Hij tekent vooral aspecten van fysieke verbondenheid. Uit de toelichting bij de kaart valt op te maken dat de sociale binding belangrijk is.
Het onderzoek

Het onderzoek ‘De alledaagse omgeving als plaats waar je telt’ heeft als hoofdvraag: Hoe kunnen we de omgevingsgerichte vermogens van basisschoolleerlingen met een diverse achtergrond op school versterken? Het gaat dan om het vermogen de zintuigen te gebruiken, te fantaseren, te denken en te redeneren; gehecht te zijn aan mensen en dingen om je heen; betrokkenheid te tonen met anderen en te zorgen voor de natuurlijke omgeving. In de verkennende fase is onderzocht hoe leerlingen verbonden zijn met hun alledaagse omgeving en wat die voor hen betekent. Leerlingen vulden een korte vragenlijst in, tekenden een kaart van een betekenisvolle plek in hun omgeving, maakten tijdens een buurtwandeling foto’s en bedachten voor een van de gefotografeerde plekken een nieuw ontwerp. Ook vulden zij tijd-ruimtepaden in en vonden er interviews met leerlingen plaats. Al deze stukjes informatie tezamen geven een indruk van de place attachment (beschreven in dit artikel) en de sense of place (volgend artikel) van de leerlingen. Op basis van de uitkomsten wordt in fase twee onderwijs ontwikkeld waarin aandacht is voor de lokale omgeving om zo de omgevingsgerichte vermogens van leerlingen te versterken.

BRONNEN 

  • Jennissen, R., Engbersen, G., Bokhorst, M. & Bovens, M. (2018). De nieuwe verscheidenheid, toenemende diversiteit naar herkomst in Nederland. Den Haag: Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid.
  • Tani, S. (2016). Reflected childhoods: Applying the ideas of humanistic and cultural geographies to envoronmental education research. Environmental Education Research, 37(1): 17-33.
  • Vujakovic, P., Owens, P., & Scoffham, S. (2018). Meaningful maps: what can we learn about ‘sense of place’ from maps produced by children? Society of Cartographers Bulletin, 51: 9-20.
  • meaningfulmaps.org

Wil je verder lezen over aardrijkskunde in het basisonderwijs? Hier verzamelen we relevante informatie voor leraren in het basisonderwijs die interesse hebben in lesideeën, werkvormen en ontwikkelingen rondom en over aardrijkskunde(onderwijs).