Kinderen zijn grootverbruikers van hun wijk. Zeker wanneer zij naar een buurtschool gaan, is de driehoek school, thuis en vrije tijdsbesteding waarbinnen zij zich bewegen maar klein. Wanneer er in hun wijk een speelterreintje of een skatebaan moet komen, wordt er nog wel eens naar hun mening gevraagd. Maar verder worden zij weinig betrokken bij beslissingen over hun leefomgeving. Is het betrekken van kinderen bij de ontwikkeling van de stad een goed idee? Onze Zuiderburen denken van wel. Zij omarmen de kindvriendelijke stad.
Waarom een kindvriendelijke stad?
De kindvriendelijke stad is een concept van de Verenigde Naties en valt onder de vleugels van Unicef. Zij beschrijven de kindvriendelijke stad als ‘a city, town or community in which the voices, needs, priorities and rights of children are an integral part of public policies, programmes and decisions’. De kindvriendelijke stad is een uitvloeisel van het kinderrechtenverdrag. Maar het gaat verder dan kinderrechten, beaamt ook Michiel Matthes van Alliance for Childhood Europe, ‘het gaat om het serieus nemen van de positie van kinderen en de gevolgen van beleidskeuzes voor de leefwereld van de kinderen van een stad’.
Er is veel te winnen voor steden bij het ontwikkelen van de kindvriendelijke stad. Want hoewel er steeds meer gezinnen in de stad komen wonen, trekken ook bepaalde groepen weg uit de stad zodra de eerste kinderen geboren worden (CBS, 2017). De gezinnen met het hoogste gemiddelde huishoudinkomen zijn het meest geneigd om weg te trekken, gezinnen met een laag inkomen het minst. Daarnaast wordt de stad steeds multicultureler door toenemende migratie. En mensen met een migratieachtergrond verlaten de stad ook minder na de geboorte van hun eerste kind dan andere groepen doen (CBS, 2017).
Kind onvriendelijkheid in Nederland?
Er groeit dus een nieuwe meer diverse generatie op in de stad. ‘Als je die nu al bij elkaar brengt, door speel- en ontmoetingsruimte te organiseren, dan draagt dat bij aan een inclusieve samenleving’, schrijft stadsgeograaf Lia Karsten. Zij deed samen met Naomi Felder en Bouke Kapteijn onderzoek naar deze nieuwe generatie stadskinderen. Een label ‘kindvriendelijke gemeente’ ziet zij wel zitten. ‘Maar dat moet je dan ook echt verdienen, het moet wel iets betekenen’.
Het onderzoek laat zien dat er in Nederland zeker behoefte is aan het meer kindvriendelijk maken van steden. Zo concluderen zij onder meer dat kinderen in de stad veel minder buiten spelen dan kinderen daarbuiten. Slechts 19 procent van de kinderen in de stad speelt dagelijks buiten. Een kind in de stad mag maar in een heel klein gedeelte (9 procent) van de buurt zonder begeleiding komen of spelen. Dit heeft direct invloed op de mate van vrij of ontdekkend spelen en dus op de ontwikkeling. De conclusie is dat een kwalitatief hoogwaardige openbare ruimte gecreëerd moet worden. Ruimte waar gefietst, gerend en ontdekt kan worden, waar veilig en goed opgroeien vorm krijgt.
Kindvriendelijkheid in Vlaanderen
Hoewel er in Nederland op verschillende manieren wordt gewerkt aan het aantrekkelijker maken van de stad voor gezinnen met kinderen, is er nog geen stad die het predicaat kindvriendelijke stad mag dragen. Dit in tegenstelling tot Vlaanderen waarde kindvriendelijke stad inmiddels een levendige beweging vormt met zichtbare resultaten in de steden.
Op welke wijze een betekenisvolle kindvriendelijke stad gebouwd kan worden, hebben de Vlamingen benoemd in vijf ambities (zie kader). Zij werken daarmee aan een pedagogische stads- en wijkontwikkeling. Dit houdt in dat er bij alle beleidsterreinen een toets plaats vindt op de consequenties van de beslissingen voor de leefwereld van kinderen. En dat kinderen hierbij als volwaardige gesprekspartner betrokken worden. Daar komt nog een aardig voordeel bij. Kinderen hebben vaak goede oplossingen voor stedelijke problemen. Zo is in meerdere Vlaamse steden de leefstraat ontwikkeld, die in Rotterdam snel navolging vond en daar omgedoopt is tot de droomstraat. Deze maakt de wijk aantrekkelijker voor meerdere groepen dan alleen de kinderen zelf, en is een gezellig samenkomen van allerlei mensen uit de buurt, ook voor bijvoorbeeld ouderen. ‘Er zijn minder problemen in buurten waar mensen elkaar kennen, al is het maar van gezicht’, stelt hoogleraar Micha de Winter. De kindvriendelijke stad wordt ingezet op een manier die goed is voor alle bewoners van de stad.
De kindvriendelijke stad geeft een nieuwe betekenis aan het burgerschap van kinderen in de stad. Van oudsher worden kinderen vaak gezien als burger-die-nog-niet-af-is. Wat tot gevolg heeft dat er vaak over kinderen wordt gesproken, in plaats van met. Een meisje uit het Vlaamse Lokeren zei dan ook bij de voorgenomen sloop van het buurthuis in haar buurt: ‘waarom zou ik meepraten, er wordt toch nooit naar ons geluisterd’. Met het project Thuis in Onze Stad hebben kinderen ervoor gezorgd dat het buurthuis open is gebleven als een plek voor ontmoeting en leren.
Inge Wellecomme, directeur van het Amersfoortse IndeBuurt033, onderschrijft het belang: ‘Kinderen en tieners zouden meer benaderd zouden moeten worden als volwaardig burger, want zij zijn immers ook gebruiker van voorzieningen in de stad’. Hiermee leren kinderen functioneren in de democratie. Bovendien is er nu in Lokeren een mooi centrum open gebleven waar gewerkt wordt aan het voorkomen van leerachterstanden op een hele positieve manier.
Kansen voor Nederland
Vanuit de Vereniging voor Nederlandse Gemeente (VNG) worden momenteel voorlichtingsbijeenkomsten georganiseerd over de mogelijkheden voor Nederlandse gemeenten om kindvriendelijke steden te ontwikkelen. En hier en daar wordt al de handschoen opgepakt, zoals bij de Rotterdamse droomstraat. De ervaringen van de Vlamingen, maar ook uit andere landen kunnen een mooie leerschool vormen voor de Nederlandse gemeentes.
De kindvriendelijke stad kan daarbij steden helpen om een antwoord te vinden op het vorm geven van de participatiesamenleving en de decentralisaties van onder meer de jeugdzorg richting de gemeente. Of zoals Michiel Matthes zich afvraagt: ‘We geven al wel miljarden uit in Nederland aan jeugd, waarom dan niet met elkaar nadenken waar je naar toe wil?’
Inge Wellecomme lijkt een toetsingskader waarin de effecten voor kinderen van bepaalde maatregelen wordt gemeten een goed idee. Een stad die fijn is voor kinderen, is immers een fijne plek voor alle bewoners. Zij grijpt daarbij terug op de oorsprong van het ontstaan van de kindvriendelijke stad: