Clarinus Nauta is de mensen die hebben bijgedragen aan zijn verkiezing enorm dankbaar en schrijft: ‘Wat geweldig dat zo veel leerlingen, oud-leerlingen, ouders en collega’s op mij gestemd hebben. Wat ben ik trots op mijn leerlingen, in het bijzonder Morten Boerman en Merel Frederiks. Voor het nominatiefilmpje dat is gemaakt, kwamen zij speciaal op hun vrije dag voor mij naar school. Wat ben ik blij dat ik heb mogen samenwerken met een collega als Piet Loogman.’
'Kun je de diepte in, doe het dan'
Interview met aardrijkskundeleraar van het jaar Clarinus Nauta
Zijn leerlingen zeggen over hem: ‘Meneer Nauta komt je gelijk tegemoet en begint vol enthousiasme te vertellen over zijn vak’. Clarinus Nauta werd op 20 januari uitgeroepen tot de Aardrijkskundeleraar van het Jaar 2017. Hij kreeg bijna de helft van de 5000 stemmen. Nauta geeft les op het CSG Reggesteyn in Nijverdal en aan het eind van dit schooljaar gaat hij met pensioen. Hoog tijd dus om hem te vragen naar zijn ervaringen.
Je staat 41 jaar voor de klas. Wat is het grootste verschil tussen lesgeven in aardrijkskunde toen en nu?
‘In 1970 startte ik met de lerarenopleiding Ubbo Emmius in Leeuwarden. Het verband tussen de twee onderwerpen mens en natuur vond en vind ik mooi. Toen ik net voor de klas stond, was het probleem je vak visueel te maken. Nu vind je via internet eenvoudiger goede bronnen die je via het digibord kunt laten zien. Ik zie digitale middelen wel echt als hulpmiddel en niet als doel op zich.’
Wat is je motto?
‘Moeilijk moet. Als het moeilijk kan, doe het dan. Ik moet wel zeggen dat ik vrijwel alleen atheneum/gymnasiumklassen heb. Daar zit enorm veel talent. Sommige leerlingen zeggen dat ze zich stierlijk verveeld hebben op de lagere school en dat ze verlangen naar een middelbare school waar iets gebeurt. Dus als ik de diepte in kan gaan, doe ik het. Het geeft bij sommigen verwarring, maar bij anderen: wow! Dan is het wel een uitdaging het ingewikkelde te kunnen benoemen. Daarom is nascholing ook zo belangrijk.’
In 41 jaar tijd heb je een gigantische stenenverzameling opgebouwd. Die gebruik je ook voor je geologieclub.
‘De stenenverzameling, waaronder ook mineralen en fossielen, is ontstaan door eigen vondsten en giften van leerlingen, oudleerlingen en ouders. Ik gebruik ’m vooral in de leerjaren waar geologie/geomorfologie aan de orde komt. Via een steen, bijvoorbeeld een vuursteen, vertel ik over de mens die gaat wonen op de zandgronden na de ijstijd. Ik sla stukjes vuursteen af om te laten zien hoe scherp het is. Geschikt om pijlpunten van te maken! Veertig jaar geleden ontstond spontaan een geologieclub. Elke keer komen er brugklassers bij en haken leerlingen af doordat ze hun schooldiploma halen. Elke drie weken komen we bij elkaar en we gaan een aantal keren per jaar op excursie naar steengroeven. Ook gaan we elke twee jaar op stap, zoals naar Noord-Frankrijk, Sauerland, de Harz, de Eifel. Ouders en/of oud-geokloppers gaan mee als chauffeur.’
Heb je een tip om leerlingen meer met de atlas te laten werken?
‘Zelf geef ik in de brugklas en begin 4 havo en 4 vwo een serie lessen over het gebruik van de atlas waarin ik wedstrijdelementen heb ingebouwd. Na bespreking van lengte- en breedteligging is het heerlijk om te zeggen dat de meisjes in de klas veel beter zijn in het gebruik van de atlas dan de jongens. De klas splitst zich in tweeën. Op de beamer komen eerst eenvoudige vragen als welke plaats ligt op 30° NB en 120° OL. Maar daarna komen moeilijker vragen zoals 31° 5’ NB en 35° OL (antwoord begint met een D). Ze moeten dan heel sterk inzoomen. Eerst de wereldkaart, dan ergens Azië en ze komen uit bij... Het is een geweldig gevecht want elke keer gaat het om meer punten. Dit trekt nog niet alle leerlingen over de streep; de een zal blijven bladeren in de atlas en de ander laat hem dicht. Dat zij zo. Ik vind https://geoguessr.com prima om het gebruik van de atlas te optimaliseren.’
Via een steen, bijvoorbeeld een vuursteen, vertel ik over de mens die gaat wonen op de zandgronden na de ijstijd
Wat was voor jou de leukste excursie en wat is de beste plek om veldwerk te doen?
‘De mooiste excursies heb ik samen met leerlingen gemaakt. Dan bespraken we eerst in de klas wat we wilden. Dan reed ik met de auto op een zaterdag de hele excursie voor met twee of drie leerlingen. Gaandeweg zijn er steeds meer actieve elementen ingekomen, bijvoorbeeld het zeekleilandschap leren kennen door polsstokspringen (ik kom uit Friesland!); met bootjes door een natuurgebied varen; inwoners van een bepaalde plaats interviewen. Veldwerk doe ik al 40 jaar samen met biologie. Wij hebben een gebied geadopteerd van Landschap Overijssel waarin wij onderzoek doen: de Veldkamp. Ik schreef erover in Geografie september 2011.’
Waar maak je je zorgen over?
‘Op veel scholen wordt momenteel bezuinigd op het aantal lesuren in de onderbouw, van 32/33 uur naar 30 uur. Ook op onze school moet aardrijkskunde inleveren. In de bovenbouw zijn er nog wel leerlingen die aardrijkskunde kiezen, maar het houdt niet over. Als de leerlingenaantallen dalen, kun je zomaar onder de grens komen van minimaal 10 leerlingen.
'Daarnaast ben ik uitermate teleurgesteld over het lage CE-cijfer voor aardrijkskunde op havo en vwo. Al meer dan tien jaar zijn we met Duits het laagst scorende vak. Het CvTE [verantwoordelijk voor de centrale examens, red.] voert allerlei redenen aan, maar ik vind ze geen van alle echt steekhoudend. Ik roep collega’s op om de antwoorden van de eerste zes leerlingen heel precies na te kijken volgens de letter van het correctievoorschrift en dat puntenaantal in te voeren in Wolf [onlineprogramma van Cito voor uitwisseling afnamegegevens, red.]. Ga er niet vanuit dat sommige leervragen misschien meer punten kunnen krijgen. Alleen via die weg komt het gemiddelde iets hoger uit.’
Hoe zie jij het aardrijkskundeonderwijs in de toekomst?
‘We hebben een mooi vak maar we staan wel een beetje stil. We doen van alles en ik denk dat we dat heel goed doen, maar de leerling en de samenleving om ons heen veranderen. Misschien moeten we over de hele linie GeoFuture-achtig, dus meer probleemgestuurd gaan werken. Dus niet alles aanbieden over diverse klimaten, maar een opdracht als: “Dit zijn de metingen van temperatuur en neerslag van bijvoorbeeld 30 weerstations over 50 jaar. Welke conclusies kun je trekken en ga op zoek naar oorzaken en geef daarna aanbevelingen voor de politiek”. Wat zou het mooi zijn als tijdens een les van een ander vak leerlingen al staan te popelen om naar aardrijkskunde te gaan. Want daar gebeurt het!’
Wat is het beste advies dat je ooit van een collega hebt gekregen?
‘Stem de manier van lesgeven af op de groep die je voor je hebt. Geen eenheidsworst. Je eigen planning moet ondergeschikt zijn aan wat in de klas leeft, de actualiteit die zich voordoet en hoe jij je op dat moment zelf voelt.’
Wat zou je toekomstige leraren willen meegeven?
‘Netwerken, netwerken en nog eens netwerken. Deel wat je uitgezocht hebt met collega’s en met naburige scholen. Vraag anderen jou hun materiaal te sturen. Communiceer over zaken die je bezighouden. Zorg dat je actief bent in een lokale KNAG-kring of netwerk. Als die er niet is, richt er dan een op. Het hoeft geen groot gebied te zijn. Het KNAG helpt je! Wettelijk heb je als docent voor nascholing recht op €600 per jaar en 5% van het aantal uren dat je werkt. Da’s zo’n vijf nascholingsdagen per jaar voor een fulltimer. En natuurlijk zou elke aardrijkskundeleraar lid moeten zijn van het KNAG.’