Oases van rust?

1 februari 2014
Auteurs:
Dit artikel is verschenen in: geografie februari 2014
Oman
Kennis
oase
FOTO: ANDRIES OUDSHOORN
Oman telt zo’n 2500 oases; sommige indrukwekkend groot, vaak ook (piep)klein, zoals Bilad Sayt, gelegen aan de bergweg tussen Nizwa en Wadi Bani Awf.

Omans oases hebben de transitie naar een stedelijke samenleving tot nu toe redelijk doorstaan. Het eeuwenoude systeem van waterverdeling, de falaj, en de bijbehorende gemeenschapsorganisatie hebben daarin een wezenlijke rol gespeeld. Leegloop en verdringing nopen echter tot nieuwe maatregelen om dit bijzondere agrarisch erfgoed te behouden.

 

Aan de voet van de Jabal Akhdar, Omans centrale bergmassief, ligt het historische stadje Al Hamra, met talloze oude lemen woningen. Veel daarvan, vooral in de oude kern, bevinden zich op een verhoging van het terrein, net boven de dalbodem met geïrrigeerde dadelpalmtuinen. Geen wonder: het geïrrigeerde gebied was zó belangrijk, dat het werd vrijgehouden van bewoning.

Wandelen door de schaduwrijke, relatief koele palmentuin is een genoegen. Het gebladerte ritselt, de vogels fl uiten, zonnende hag dissen schieten weg en het water kabbelt. Op de perceeltjes onder de dadelpalmkronen staan soms bananenbomen, dan weer citrus- of papajabomen. Bedjes met groenten of kruiden. Hier en daar tarwe, terwijl elders jonge rijstplantjes worden uitgezet in de natte grond. Vriendelijke mensen en vrolijk kwebbelende kinderen die ‘Hello, where are you from?’ roepen, zichtbaar trots op hun Engels. In een rijstveldje willen de Indiase landarbeiders van enige afstand wel wat woorden wisselen. ‘Wij komen uit Kerala, uit een dorp in het zuiden, bij Trivandrum. Twee jaar werken wij hier nu.’ En op een vraag naar hun woonsituatie: ‘Wij zitten met zijn vijven in een oud huis tegen de vroegere stadsmuur, met landgenoten uit Karnataka. De familie is thuisgebleven, maar we bellen vaak.’

Verdelen

Het water voor de tuin wordt aangevoerd via de falaj, een term afgeleid van het Arabische werkwoord voor ‘(ver)delen’. De falaj is een eeuwenoud, op zwaartekracht gebaseerd stelsel om water te transporteren met ondergrondse tunnels en bovengrondse, halfopen goten (tegenwoordig van beton). Grondbezitters in het irrigatiegebied hebben recht op de levering van water voor een vastgestelde periode per dag. Ze hoeven alleen een steen, een prop van een natte doek, of een bergje leem in de goot te leggen om (een deel) van het stromende water enige tijd om te leiden naar hun akker. Waterrechten zijn nauwkeurig vastgelegd en worden bijgehouden in falaj-boeken, een systeem dat net als elders in de Arabische wereld (zie Geografie oktober 2011) zeer ver teruggaat in het verleden. Er gelden ook strakke afspraken over het schoonhouden van de falaj en het onderhoud ervan, tot in de tunnels toe. Het falaj-systeem met zijn sociale controle, rechten en plichten is uitermate belangrijk en maakt deel uit van de lokale cultuur. In dichtbevolkte gebieden kunnen de falaj-systemen bijzonder omvangrijk worden en irrigatiewater verschaffen aan meerdere gemeenschappen, die als kralen aan een ketting langs de waterlopen liggen. Zo wordt het indrukwekkende, oude irrigatiegebied van de deftige stad Nizwa bewaterd door 89 aflaj (meervoud van falaj), die tezamen zo’n 600 hectare aan palmentuinen ‘bedienen’.

oase
FOTO: PHILIPP WEIGELL
Op de plateaus van de Jabal Akhdar liggen kleine nederzettingen aan de bovenrand van de diep ingesneden dalen, met steil oplopende terrassen.

Urbanisatie

In de afgelopen decennia heeft Oman een indrukwekkend urbanisatieproces doorgemaakt. In 1980 maakte de rurale bevolking nog 52 procent van het totaal uit; in 2010 was dat 27 procent en in 2025 zal dat waarschijnlijk minder dan 20 procent zijn. Omans oases hebben de onstuitbare transitie naar een stedelijke samenleving echter alleszins redelijk doorstaan. Zeker, op talloze plaatsen kom je verlaten en vervallen dorpen tegen, met door onkruid overwoekerde terrassen; dikwijls een teken dat hier ooit productieve gronden zijn opgegeven. Maar een rurale exodus, met alle nadelige gevolgen van dien voor de plattelandsontwikkeling, is uitgebleven. De veerkracht van de Omaanse oasecultuur is kennelijk bijzonder groot. Daarin heeft de falaj met zijn effectieve gemeenschapsorganisatie een wezenlijke rol gespeeld. Als uitvloeisel daarvan was sprake van een zorgvuldig bodembeheer. De boeren gebruikten mest en ander organisch materiaal om uitputting van de bodem tegen te gaan. De gelijktijdige verbouw van uiteenlopende gewassen op de akkers, onder en vaak door elkaar, had een erosieverlagend effect. Bovendien werd gewaakt voor overbeweiding van het (klein)vee om de bodemkwaliteit te behouden. Al die tijd was (en is) er ook voldoende vraag naar agrarische producten. Omans behoeft en aan vers voedsel en fruit worden nog steeds in belangrijke mate gedekt door de teelt van eigen bodem. En met de toenemende integratie van Oman in de regionale handel neemt het belang van de agrosector (bijvoorbeeld via de omvangrijke export van dadels) zelfs toe.

Uit satellietbeelden valt op te maken dat Omans oaseareaal ondanks de daling van de rurale bevolking in de afgelopen dertig jaar niet drastisch is gekrompen. Lacunes op de agrarische arbeidsmarkt die ontstonden door het wegtrekken van de jongeren, werden ten dele opgevuld door buitenlandse werknemers.

Het land telt momenteel zo’n 2500 oases; sommige indrukwekkend groot, vaak ook (piep)klein, zeer geïsoleerd en niet altijd florissant. Vele komen voor in de uitlopers van de bergen, gebruikmakend van het water van regelmatig droogvallende riviertjes (wadis) en bronnen die in de bergen ontspringen, dikwijls met spectaculaire terraslandschappen die getuigen van een rijke agrarische traditie. Het lemen stadje Bilad Sayt in Wadi Bani Awf is daarvan een sprookjesachtig voorbeeld.

Ook op de plateaus van de Jabal Akhdar liggen oases. Hier, op een hoogte van meer dan 1700 meter, is uiteraard sprake van een ander agro-ecologische systeem, met de teelt van rozen (voor rozenwater en parfums) en onder andere perziken, abrikozen, granaatappels, amandelen en walnoten. Het gaat vaak om zeer kleine nederzettingen, aan de bovenrand van de diep ingesneden dalen, die dankzij de steile terrassen welhaast op hangende tuinen lijken, opnieuw met een uitgekiend falaj-systeem.

In de oases in de kustgebergten houden kleine agrarische gemeenschappen zich staande in smalle, geleidelijk klimmende dalen van een wadi die zich verderop in zee stort. Als je hier de weg omhoog volgt, zie je de gewassen met de toenemende hoogte veranderen – een bijzondere (geografische) ervaring.

In de vlakke kustgebieden manifesteert zich inmiddels een niet-traditioneel oasetype gebaseerd op opgepompt grondwater. Hier worden de landbouwbedrijven (vaak met graan, fruit of alfalfa) groter, terwijl ook de mechanisatiegraad zichtbaar toeneemt. Een flink contrast met de kleinschalige en zeer arbeidsintensieve oases elders in het land.

oases
FOTO: GROUNDHOPPING MERSEBURG/FCHMKSFKCB
De oprukkende particuliere woningbouw in de palmentuinen bedreigt het oude productiestelsel in de oases.

Leegloop

Het behoud van de millennia oude agrarische landschappen is onderwerp van felle discussie geworden. Eenvoudige oplossingen bestaan niet. Veel kleine oasegemeenschappen hebben te kampen met leegloop en vergrijzing, die inmiddels ook zichtbaar wordt door leegstand en verwaarloosde terrassen. De bestaansbasis in deze vaak zeer geïsoleerde nederzettingen is bijzonder smal, het voorzieningenniveau is gering en de opvolgingsperikelen op de landbouwbedrijfjes zijn of worden nijpend. Schaalvergroting ligt zeer gevoelig. Want misschien komt een weggetrokken familielid terug? Kan de akkerbouw van afstand georganiseerd worden, met vreemde arbeid ter plekke? Zijn coöperatief ontwikkelde oplossingen denkbaar? Is een omslag naar een nog hoogwaardiger productie mogelijk? De toekomst zal het leren, maar er zullen onherroepelijk dorpen van de kaart verdwijnen.

De grotere (dikwijls beter bereikbare) oasegemeenschappen lijken meer kansen te hebben. Daarvoor lijkt het in ieder geval noodzakelijk aanvullende bestaansmogelijkheden te ontwikkelen, door lokale diversificatie en door de bevordering van woon-werkforensisme naar nabijgelegen centra. Ook het ontwikkelen van kleinschalig (eco)toerisme lijkt een optie, niet als ultieme oplossing, maar als versterkend element in kansrijke situaties. Onder de (buitenlandse) toeristen zijn veel natuurliefhebbers, wandelaars, trekkers en vogelaars, die veel liever in een goede, kleinschalige dorpsaccommodatie op een fraaie locatie verblijven dan in een moderne ‘toeristenfabriek’. Dat biedt aangrijpingspunten, zeker in de afwisselende natuur- en cultuurlandschappen die Oman te bieden heeft. Een succesvolle, particuliere, lokale accommodatie voor toeristen levert ook spin-off effecten voor de lokale econome (denk aan maaltijden, excursies, gidsen, souvenirs). Die hoeven zeker niet als ‘onbeduidend’ van de hand gewezen te worden. Sterker nog, de lokale gemeenschappen in Oman blijken zich met succes te kunnen verzetten tegen (toeristische) ingrepen van bovenaf, ten faveure van lokale belangen.

Verdringing

In oases met een meer stedelijk karakter manifesteert zich inmiddels een ander probleem dat het oude productiestelsel bedreigt, namelijk de oprukkende particuliere woningbouw in de palmentuinen. Grondeigenaren bouwen er voor zichzelf of familie, of verkopen een deel van de grond. Zo veranderen delen van de stadsoasen in wijken met wonen-in-het-groen, en gaat de oorspronkelijke agrarische bestemming verloren. Bovendien verdwijnt het open karakter van de oorspronkelijke palmentuinen door hekken en andere afscheidingen. Zo treedt een stilzwijgende privatisering op van ‘openbaar bezit’, met een olievlekwerking op andere grondbezitters in de palmentuin. Die ontwikkeling is niet eenvoudig te stuiten, ook al omdat passende regelgeving en toezicht ontbreken.

De rol van de nieuwe bewoners in relatie tot de falaj is onduidelijk. Worden zij ook lid van de falaj-gemeenschap? En zo nee, wie zorgt dan voor het watersysteem dat over hun grondgebied loopt? Maatregelen ter bescherming van het agrarisch cultureel erfgoed lijken noodzakelijk. Om de druk op de palmentuinen te verminderen, zouden elders goede woonalternatieven ontwikkeld moeten worden. In de stad Nizwa is inmiddels gestart met de bouw van nieuwe, planmatig aangelegde wijken. Dit kan ook elders in Oman een goede oplossing zijn.