Over de rug van de Andes

14 juni 2024
Auteurs:
Anthon Keuchenius
Abu Melle – journalistieke producties
Dit artikel is verschenen in: geografie 2024 | 5
reisverslag
Zuid-Amerika
Opinie
FOTO: ANTHON KEUCHENIUS
Op zoek naar goede koffie trok Anthon Keuchenius drie maanden in bussen over de rug van de Andes.

Als wij iets meer betalen voor lekkerder koffie, verbeteren de leefomstandigheden van de boeren. Dat is goed voor iedereen en het milieu. Dat zag politiek geograaf en journalist Anthon Keuchenius, toen hij eind 2022 drie maanden langs producenten van speciality coffee in Zuid-Amerika reisde.

 

Een oranje bus brengt ons van hoofdstad Quito naar Cuenca, over de rug van de Andes, dwars door ruraal Ecuador. Het maaiveld ligt hier op 3000 meter. We rijden nu en dan in de mist, nooit ver van de wolken. Links en rechts akkertjes met groene kool, ui, patates (aardappelen), scharrelende varkens en gewassen die ik niet herken. Slanke eucalyptussen en hoge pollen pampagras uit onze tuincentra. Op de ruige weides richting horizon kleine koeien, een enkele alpaca. Goed ingepakte mensen ploegen, zaaien en wieden, tegen een decor van besneeuwde vulkanen die reiken naar 6000 meter. 

Een volgende dag is de bus rood en verschiet het glooiende landschap van geel naar groen, met links en rechts bergen tot 4000 meter hoogte. Dit land is oud en verweerd, zonder rotsen of scherpe pieken. De bleke zon pal boven je hoofd maakt oriëntatie ingewikkeld. Er drijft pens in de stevige soep van een volksrestaurantje in Riobamba, waar we overnachten. Je kunt hier ook lieslaarzen huren voor als je de vulkanen op wil, maar we hebben een missie: op zoek naar zuivere koffie.
In het midden van ons uitzicht in de bus steevast een scherm waarop nagesynchroniseerde Amerikanen negentig minuten lang een vijand doodschieten. Meer aandacht is er voor verkopers van snoep, chips en bakjes fruit, die vaker dan nodig de bus bestijgen. Crèmes tegen depressies en stress doen het na een kort college in het middenpad ook goed. Buschauffeurs openen hun deuren zonder aarzeling, zelfs voor zwervers die in datzelfde middenpad klaagredes over hun lot houden. 

In Cuenca, de meest koloniale en katholieke stad van Ecuador, leer ik dat de indigenos bij strategische humilladeros (kapelletjes) moesten knielen voor kruizen die daar stonden opgesteld. ‘Op dit plein werden opstandige indigenos onthoofd’, vertelt studente Domenica, die bijverdient als stadsgids. Als de schemer valt, vormt zich op een pleintje verder een menigte jongeren die spandoeken uitrollen tegen geweld op mujeres (vrouwen), doorgaans toegedekt door de politie. ‘Gister hebben ze weer een agent vrijgesproken die zijn eigen vrouw vermoorde’, legt een boos meisje uit. 

FOTO: ANTHON KEUCHENIUS
Demonstratie over geweld tegen vrouwen, Cuenca, Ecuador.

In een boek getiteld 1492 lees ik over Amerika voor kolonisatie. Spanjaarden troffen een vrijwel leeg gebied zonder veel beschaving, zo luidde de geschiedschrijving eeuwenlang. Ondersteunende logica: de indigenos waren weliswaar goede jagers, maar hun vrouwen hadden het koken nog niet onder de knie. De matige gastronomie leidde tot algemeen chagrijn, dat elke mogelijke beschaving belette tot bloei te komen. 

De kolonisten bouwden hun kerken boven op de oude tempels van de vorige beschavingen, die daar de zon en hun zonnegoden aanbeden. Twee vliegen in een klap: heidens gedoe weg en de bouwstenen voor de juiste religie direct beschikbaar. 

Opgravingen van Kuelap, een beschaving in Noord- Peru, verslagen door de Incas, zelf in 1532 verslagen door de coloniales.

Noord-Peru 
Vandaag de dag leggen wetenschappers de weggemoffelde, vernietigde of overgroeide beschavingen bloot, vaak van indrukwekkende proportie. Het bij ons zo in zwang rakende voedselbos is hier al millennia gesneden koek. De aarde niet te veel uitputten, weet ook Peruaan Luberrlly Tocto, op wiens koffieplantage Finca Churupampa we te gast zijn. Duizend meter onder ons stroomt de Rio Amoju. Die verderop uitmondt in Rio Marañón. Die weer uitmondt in de Amazone, aan het eind van Peru.

Tussen de rijstvelden naast de Rio Amoju een pakhuis vol jute zakken met koffiebonen. Gisteren slurpten we er koffie, want zo test je de kwaliteit. En nu lopen we over de hellingen erboven, waar Peruanen de koffie telen die ik thuis al een tijdje drink, zo logisch kan journalistiek onderzoek gaan. ‘Don Antonio’, roept Luberrlly’s moeder vanaf haar finca als het eten klaar is, een hele week lang. En zo komt de onvermijdelijke ochtend dat er een onmiskenbaar caviapootje krokant op mijn ontbijtbord ligt.

En dan komt de onvermijdelijk ochtend dat er een krokant caviapootje op mijn ontbijtbord ligt
FOTO: ANTHON KEUCHENIUS
Luberrlly toont roest op koffieplant.

Het is verkiezingstijd en dat betekent in Peru een paar dingen: je mag het ganse weekend niet drinken, anders 1000 soles (250 euro’s) boete. Je moet stemmen, anders 89 soles boete. Bij een kiosk in de stad zie ik dat alle kranten gaan over de president van dat moment, Pedro Castillo, die zich voor de derde maal moet verantwoorden voor corruptie. Een man draait zich naar mij om en zegt bitter: ‘Delinquentos, todos delinquentos.’ Allemaal criminelen. Alle nog levende vorige presidenten zitten in een gevangenis. 

Verkiezingen in Peru bestaan voor de opportunisten. ‘Zodra politici gekozen zijn, richten ze een bouwbedrijf op om hun netwerk allerlei opdrachten toe te spelen. Met de winst kopen ze kiezers, om een volgende termijn zeker te stellen,’ zegt Luberrlly, vanochtend goedgeluimd. De partij die hij aanhangt, heeft verloren; de partij waarop hij geld inlegde, ruim gewonnen. Oogst is een winst van 3000 soles en luide felicitaties. We zijn op weg naar een volgende koffieplantage. 

FOTO: ANTHON KEUCHENIUS
Straattheater op verkiezingsdag in dorpje Chirinos, departemento Cajamarca, Peru.

Midden Peru
Reizen in America del Sur is eenvoudig: je loopt naar het busstation, kiest je bestemming en de lekkerste stoel in de beste bus. Onderweg zoek je een hotel, terwijl je raampje de landschapsfilm Peru bergop vertoont. Uitzichten alom, afgrond links, dan weer rechts. Vlak voor de pas een bord Zona de Neblina

FOTO: ANTHON KEUCHENIUS
Zona de neblina, door de panoramaruiten boven in de dubbeldekker.

Na de paso maakt mist plaats voor boerenkool, boerenkool voor tomaten, pampagrassen voor een openluchtherbarium vol cactussen, tot beneden de mango’s aan de bomen hangen en het schaafijs zijn weg naar je mond vindt. Door hetzelfde raampje. Een brug voert ons over de Maroñón, de rivier die onlangs de status van rechtspersoon kreeg. Daarna hijst de bus ons weer naar boven, in een uur dwars door drie, vier (micro-)klimaatzones heen.

In Cajamarca, de zuivelstad van Peru, spreken we voormalig hulpverlener Pim, die hier een ijsfabriek startte om slechthorenden aan werk te helpen. In Leimembamba blijkt het mooiste museum van Peru gesloten. In Chachapoyas leren we van Daniël, die in Amsterdam ooit pannenkoeken bakte, dat koffie gewoon te sterk is voor Peruanen. Uit de kerk in Celendin waaien de klanken van een soort Misa Criolla, de deuren uitnodigend open. In Trujillo bereiken we de surfkust en spreken we Barry uit Den Bosch, die net zijn zoon naar ‘de voetbal’ brengt. We zwaaien de pelikanen en de aangespoelde zeerob uit en nemen de Transamericana naar Lima.

Lima zien we door de ogen van architect Warmolt, hier twintig jaar geleden neergestreken vanwege de liefde. ‘Doe dat maar niet en je portier even op slot’, zegt hij, als ik mijn camera uit het raampje steek. Elke dag groeit de stad verder de stenige heuvels op die eigenlijk onleefbaar zijn. De langdurige strijd tussen Sendero Luminoso (Lichtend Pad) en tegenterreur heeft Peruanen van regio naar stad gestuwd, daarom arriveren hier elke dag verse migranten. Plankje, golfplaatje worden muurtje en verdieping. ‘Allemaal zonder fundering, in hoog risico aardbevingsgebied. Een kleine terremoto en alles is weer puinhelling’, zegt Warmolt, over wiens opbouwwerk ik een stukje schrijf voor de krant.
We steken de Andes oostwaarts over. In het donker klimt de bus naar hoogtes die ik niet eerder bereikte en die me de adem benemen. Aan gene zijde is het tropisch en roept de oropendola (vogel, red.) zijn vrolijke roep. We bezoeken de paradijselijke biodynamische koffieplantage van Dago, die spreuken van Rudolf Steiner declameert voor elk maal.

Terug de Andes over reizen we gelukkig bij daglicht en op de beste stoelen, boven vooraan. Het waait hier keihard, er lopen lama’s los. ‘Dat zijn vicunas, zegt de man die aanstalten maakt uit te stappen op 4000 meter. ‘Nee, die eten we niet. Vroeger wel, maar dat is nu prohibido.’ Precies op de paso Anticona (4818 meter) happen reusachtige machines stukken uit de hoge Andes, op hun flanken staat Chinalco, of Argentum. 

Colombia Norte

We hervatten onze reis in Medellín, stad met twijfelachtige reputatie. En verwend door dertig beken die de stad vol zuurstof en groen blazen. Hoge bomen verbergen het stedelijke en zelfs uit de stenen groeien planten. Paisas, boeren, zegt gastvrouw Tatiana, zijn warmbloedig, in tegenstelling tot inwoners van Bogota. ‘Die zijn koud, net als die stad zelf.’ 

Mauricio gidst ons naar de hellingen rond de stad. Net als in Lima strijken mensen uit de regio – paisas – tot op de dag van vandaag neer op de stadshellingen, op de vlucht voor guerrilla en tegenterreur. In deze verticale wijken bouwde Pablo Escobar zijn heldendom. ‘Waar bestuurders van de stad zich nooit vertoonden, organiseerde Escobar feesten met topartiesten, zijn mannen deelden er gratis geld uit.’

‘Zie je die groene huizen’, wijst Mauricio naar de hellingen aan overzijde van Medellín. ‘Daar bouwde Escobar een grote nieuwbouwwijk, gratis huizen voor de armen. Iedereen was fan. Totdat kinderen groter groeiden en klusjes voor zijn kartel moesten doen. Er vielen doden, steeds meer en vaak zomaar. Mensen zetten hun matrassen tegen de ramen, tegen verdwaalde kogels. Konden nergens meer heen.’ 

Uiteindelijk vielen er 40 duizend doden. Kantelpunt was de moord op Andre Escobar, verdediger van het nationale elftal. Escobar – geen familie – schoot met een bal in eigen doel Colombia uit het WK van 1994 en werd daarvoor terug in Colombia bestraft met een kogel. Dat was de druppel. Er kwam een tegenkartel met kopstukken, voorbeeldfiguren uit cultuur, sport, zakenwereld, academici.’ 

Architecten en planologen uit het tegenkartel bedachten de aanleg van een metro. Kabelbanen ontsloten de steile wijken, tot dan slechts te voet bereikbaar via lange trappen (zie ook Geografie 2020-9). Mensen konden letterlijk uit de ellende ontsnappen, legt Mauricio uit: ‘Als je de metro bereikte, was je veilig, werd je geholpen. Daar stond een politieman die je veiligheid garandeerde. Een sociaal werker die je aan scholing hielp, soms zelfs aan een baan. Zo klom Medellín uit het dal.’

FOTO: ANTHON KEUCHENIUS
Met de kabelbaan de verticale wijken van Medellín op.
In deze verticale wijken bouwde kartelleider Escobar zijn heldendom

Colombia Central

Klaagden de Peruanen over droogte, de noordelijke Andes kent slechts pijpenstelen. Te veel, zegt Ronald, die vijftien jaar geleden neerstreek in Medellín, ook al voor de liefde. Ronald ruilde zijn fotocamera voor koffie en levert superkoffies aan klanten wereldwijd. En verstrekt de journalist een schat aan informatie. ‘De koffiestruik heeft droogte nodig. Dan raakt ie gestrest, gaat uitbundig bloeien en veel bessen produceren.’

Het blijft maar regenen in Colombia. In onze hotelkamer in Salento loopt het langs de muren. Wat me op een curiositeit brengt: stap je in Zuid-Amerika de douche in, dan zie je nogal eens draadjes naar de douchekop lopen, die daarmee in een boilertje verandert. De blote draadjes boezemen zo veel vertrouwen in dat het ding op reizigersfora als suicideshower door het leven gaat.

FOTO: ANTHON KEUCHENIUS
De regen houdt niet op met vallen, in Guatape, Colombia.

De regen heeft al duizend Colombiaanse dorpen in de problemen gestort, weet Don Alvaro, achter in de 70 en ik hang aan zijn lippen. Hoe zijn vader koffieboer was in een tijd dat Colombia nog geen koffie dronk. ‘We dronken chocola!’ Hoe zijn familie lang probeerde het familiebloed zuiver te houden door neven en nichten met elkaar te laten trouwen. Hoe dat nu op zijn einde loopt en vreemd, maar vers bloed de familie in mag lopen. Hoe veilig het eigenlijk is in de zones die de Nederlandse ambassade donkerpaars kleurt – als no go areas

Voor Alvaro’s dochter Angela plukken we een weekje vrijwillig koffiebessen. We leren ons in te pakken om niet verzwolgen te worden door het insectenleger rond koffiestruiken. We leren ons staande te houden op de steile hellingen. Angela vertelt over de enorme koffieplantage van de overbuurvrouw, honderd man in dienst, maar zo slecht betaald en karig verzorgd dat honden en hoge hekken in de verre omtrek proletarisch winkelen, vooral kippen en bananen, moeten voorkomen.

FOTO: ANTHON KEUCHENIUS
Auteur plukt koffie en krabt zich suf.
Op de koffieplantage van de overburen werken honderd mensen, slecht betaald en karig verzorgd

Angela schakelt de koffieplantage van haar vader Alvaro om naar specialty coffee. We leren hoe je koffie plukt, ontpulpt (het vruchtvlees van de boon verwijdert), wast, brandt, maalt, proeft en exporteert. Angela, voorheen architect, ziet toekomst in de specialty. Partner Juan overweegt zijn baan als milieukundige op te zeggen, tot afgrijzen van de oude Alvaro. ‘Met zijn salaris betaal je vier koffiearbeiders.’ Alvaro geeft ons nog een laatste lesje, ditmaal over Panama en het kanaal: ‘Panama bestaat niet. Dat pakten ze van ons af, de Amerikanen, toen we het kanaal aan het graven waren, met de Fransen.’

In het weekend rijden we twee uur bergop naar Santuario. Het staat niet in de gidsjes en zal het meest Colombiaanse stadje ter wereld zijn. Uit de huisjes op de koffieheuvels rondom waait vrolijke muziek. Op de centrale plaza eten we salchipapa, patat met worst, en drinken bier. Ruiters laten er hun paarden dansen en cafébazen steken elkaar met decibellen de loef af. Het meisje dat bier rondbrengt, wijst naar binnen opdat ik een cancion kies, maar het is al fantastisch wat ze draaien, oude samba, cumbia, vallenato, ik weet niet welk genre. 

Een volgende bus – langs Montenegro, Palestina, Allemania, Colombia herbergt veel melancholie – brengt ons naar zwoel Cali, capital de salsa. De parkjes langs de Rio Cali geuren naar wiet. Vriendelijke stadswachten leiden ons veilig door de duistere stad. We overnachten tussen vergane glorie in het lokale Savoy. Als gerant André verneemt dat mijn reisgenoot een maestra is als hijzelf, schaakt hij haar in een oogwenk in zijn armen, voor een soepel potje salsadansen. 

Cauca, Huila

Stadsgids Hans heet zo vanwege een Duitse opa, maar zijn looks zijn mestizo: inheems, Spaans, Afrikaans bloed. Hans legt ons Colombia uit: eerst vanaf de 16e eeuw Spanjaarden tegen indigenos, gewonnen door de Spanjaarden. Dan Simon Bolivar, die begin 19e eeuw de Spanjaarden het noorden van Zuid-Amerika uitjaagt, waarna de verenigde droom uiteenspat in de stukjes Colombia, Peru, Bolivia en Venezuela. 

In Colombia brandt vervolgens een eeuwige strijd los tussen liberales en conservadores. De conservatieven eigenen zich bij elke winst zo veel land toe dat het groeiende leger landlozen zich in de campo, de jungles, verenigt en de wapens opneemt. De strijd financieren de guerrillero’s aanvankelijk met contributies, uitmondend in afpersing en steeds lucratievere handel in narcotica. 

Over de Cordillera Central, de centrale rug van de Andes, hobbelt de bus door de paramo, het tropische hooggebergte met wonderlijke vegetatie en zo veel nattigheid dat er machtige rivieren ontspringen. We landen in San Agustin, met opnieuw doorwaakte nachten vanwege het feestgedruis. De Colombianen, ze wonen in het paradijs, maar nu en dan maken ze er een hel van.

FOTO: ANTHON KEUCHENIUS
Santuario, een op en top Colombiaanse stadje.
FOTO: ANTHON KEUCHENIUS
Koffie proeven met koffieboer Eric en inkoper Yessica in San Agustin, district Huila, Colombia.

We bezoeken de koffieboeren van Huila en verlaten Colombia via een zone die de Nederlandse ambassade rood markeert. Zolang je op de hoofdroute blijft, is het seguro, melden vooraf geraadpleegde bronnen. In de bus vraag ik de chauffeur nog eens naar de aanwezigheid van de narcos, hier in het beruchte Putumayo. ‘Hier is de Force nacional [het nationale leger] de baas. Voor problemen moet je naar Puerto Asis of Puerto Guzman, ver weg van de hoofdwegen. Vorige week is daar nog een dode gevallen bij een onderling treffen.’ Zijn dat dan narcos, vraag ik. ‘Revolutionarios, narcos’, mompelt de man terug. Als in: what’s in a name.

FOTO: ANTHON KEUCHENIUS
Bagagecheck, vlak voor grens Colombia-Ecuador.

Ecuador

In Ecuador reizen we een paar uur oostwaarts en vervolgens per gemotoriseerde kano naar de Kichwa, beter bekend als Quechua. We horen brulaapjes, zien papegaaien klei eten en na zonsondergang de reflecterende oogjes van kaaimannen. We tellen nog zeven andere apensoorten, vangen piranha’s en horen – en ruiken vooral – driehonderd zwijnen de jungle plattrappen en even later in de rivier plonzen. Ik leer dat de toekomst van de Kichwa-bevolking bungelt tussen toerisme en oliewinning en schrijf dat verhaal op

In Banias, capital desportes extremos, kun je aan een touw van de brug springen en ondersteboven scheren over boomtoppen. Liever bezoeken we koffieboer Lincon Guevara en zijn geiten, die het onkruid wieden rond zijn superspeciale koffie. De laatste week belanden we in Mompiche, aan de Pacifische kust, tussen vissers, surfende pelikanen en betoverende fregatvogels. 

De toekomst van de Kwicha-bevolking bungelt tussen toerisme en oliewinning
FOTO: ANTHON KEUCHENIUS
Lincon Guevara met geiten
FOTO: ANTHON KEUCHENIUS
Reuzenbassins waarin de camerones (garnalen) van Albert Heijn opgroeien.

Gids Fabian vaart ons door mangrovekreekjes en langs doodsaaie reuzebassins waarin de camarones (garnalen) van Albert Heijn opgroeien. De doodse blik komt door de chemicaliën, zegt Fabian. We varen terug via zwarte strandjes die ondernemende Chinos afgraven, op zoek naar zeldzame metalen. ‘Maar daar hebben we een stokje voor gestoken.’ 

De lange terugweg de Andes weer op zien we tientallen kilometers lang rechts een onverstoorbare groene jungle en links wat er gebeurt als je dat bos kapt om er koeien te laten grazen: voor altijd een kale bende. Ja, zegt Tomas, die ons in Ecuador helpt nog eens drie koffietelers te bezoeken. ‘Zo gaat dat. Als je het bos kapt, wordt het droog.’ 

Hij brengt ons naar onze laatste koffieboer, weer een die het landschap rond zijn plantage verrijkt in plaats van verarmt. Op de terugweg laat chauffeur Sebastian weten dat hij met zijn dure Landrover niet graag meer stopt voor het rode stoplicht, in sommige buurten van Quito. ‘Je weet niet wat er kan gebeuren. ’s Avonds blijf ik tegenwoordig thuis.’

FOTO: ANTHON KEUCHENIUS
Balen koffie op weg naar Europa verlaten Finca Churupampa, de koffieplantage van Luberrlly Tocto in Jaén, Peru.
Specialty coffee

Specialty coffee is koffie van hoge kwaliteit. Al brengt Maarten van Keulen van ThissideUp, importeur van specialtydaar graag een nuance in aan. ‘Als je de koffiebonen rijp plukt en de slechte er tussenuit haalt, heb je al snel specialty.’

Minimaal 80 op een totaal van 100 punten moet specialty scoren om zo te mogen heten. Keurders, gecertificeerd door de Specialty Coffee Association (SCA), meten, inspecteren en proeven monsters van elk partijtje elk jaar weer herhaaldelijk, volgens geijkte procedures. 

Specialty is kortom: koffie die aan bepaalde kwaliteitseisen voldoet. Telers bereiken die score met betere productiemethodes: meer ruimte voor de plant, geen kunstmest maar compost, meer schaduw, andere variëteiten. Chemische bestrijdingsmiddelen worden vermeden of afgebouwd. Daarna: alleen de rijpe koffiebessen plukken en die netjes en gecontroleerd verwerken, drogen en selecteren.

Mindere koffieboontjes gaan door het leven als commodity of gangbare koffie. Die koffie – zo’n 90% van alle teelt – wordt verhandeld tegen prijzen vastgesteld op de New Yorkse koffiebeurs, geregeerd door futures en speculanten. Momenteel ligt de prijs van gewone koffie met ruim 4 dollar per kg vrij hoog, maar er zijn jaren dat de koffieboeren minder dan de helft ontvangen voor hun boontjes.

Telers van specialty coffee (meer dan tachtig) ontvangen 6 dollar of meer per kilogram, met uitschieters naar 100 dollar voor bijvoorbeeld een superieure Gesha uit Panama. Prijzen van specialty worden veel minder geregeerd door de markt. De sourcers van specialty – doorgaans kleine tot middelgrote importeurs in de Verenigde Staten, Azië en Europa – betalen hun producenten liefst goed. Niet alleen vanuit ethische motiven, ook om zich van volgende kwaliteitsoogsten te verzekeren. 

Specialty Coffee is geen erkend keurmerk. Je vergewist je vooral van de kwaliteit door te kijken naar herkomst, soort, branding (specialty is per definitie nooit donker gebrand) en branddatum. Hoe meer details, des te groter de kans op echte specialty. Meestal koop je die goede koffie bij een gespecialiseerde branderij. Elke middelgrote stad in Nederland heeft er een en het internet wemelt van branderijen die per postorder versturen. 

De markt voor specialty groeit al jaren. Naar verluidt koopt de koffiedrinker in de VS al in een kwart tot de helft van de gevallen specialty coffee. Nederland loopt voorop qua importeurs, ambachtelijke branders en een groeiend aantal hippe koffietentjes met goede koffie. 
De Nederlandse consument koopt echter nog altijd liever supermarktkoffie, al dan niet met een logo van Fairtrade of Rainbow Alliance, keurmerken die in weerwil van de suggestie zo weinig aan de omstandigheden en leefbaarheid in herkomstlanden veranderen dat de specialtysector daarop neerkijkt. ‘Hooguit dat de koffieboer een kwartje extra krijgt’, aldus Ronald de Hommel, sinds een jaar of twintig importeur van specialty uit Colombia, via Coffee Quest. ‘Die keurmerken lossen weinig op. Met kwaliteit los je problemen sneller op.’ 

Wat een kwaliteitsimpuls voor gevolgen heeft, laat de Peruaan Eber Tocto zien op zijn boerderij Churupampa, waar hij een zwembadje liet aanleggen, gevoed door een beekje. ‘Om de andere koffieboeren te tonen dat je voor een goed leven niet hoeft te emigreren naar de stad. Een mooi leven kun je hier misschien wel beter bereiken, door het telen van cafe especial.’