3 oktober 2025

Politiewerk in verre uithoeken

Veerkrachtig platteland
Nederland
Kennis
FOTO: TEUN MEURS
Ook in de Eemshaven is een wijkagent actief die contact onderhoudt met de vele bedrijven aldaar.

Is ‘ruraal politiewerk’ anders dan in de stad? En zijn er op het platteland andere veiligheidsvraagstukken? De Politieacademie onderzoekt momenteel wat het van politiemensen vraagt om te werken in de buitengebieden van Nederland.

 

In 2019 scheef sociaal geograaf Floor Milikowski in Een klein land met verre uithoeken over verschillen in sociale en economische ontwikkelingen in Nederland. Ze liet zien dat er relatief grote verschillen bestaan tussen kansrijke regio’s waarin de overheid bewust investeert en kansarme regio’s die van zulke financiële impulsen verstoken blijven. Onderzoekers van de Politieacademie in Apeldoornselecteerden vijf politieteams langs de water- en landsgrenzen van Nederland, waar sprake is van sociaaleconomische achterstanden en een gering vertrouwen in instituties. Het gaat om De Kop van Noord-Holland, Noordoost-Groningen, Achterhoek-Oost, Zuid-Limburg en Zeeuws-Vlaanderen. 

Wat behelst politiewerk in deze gebieden? Kan de plattelandspolitie nog altijd vertrouwen op lokale inbedding en kennis, zoals in wetenschappelijke literatuur over rural policing al decennia wordt benadrukt? Of zijn politie en burger, net als overheid en burger, ook hier uit elkaar gegroeid, zoals blijkt uit recente maatschappelijke rapporten van het Sociaal en Cultureel Planbureau en de Sociaal-Economische Raad? Deze vragen stonden centraal in het vooronderzoek dat plaatsvond in 2023 en 2024.

FOTO: JAN STEENBRINK
Observeren in het kader van het onderzoek, achter in de politieauto.

Bredere vaardigheden

Het onderzoek duurde anderhalf jaar met afwisselend participerende observatie en interviews. De onderzoekers liepen mee met diensten van agenten en wijkagenten en spraken met politiespecialisten en politieleiders. Daaruit rolde een aantal bevindingen. Zo vinden de participanten in het onderzoek politiewerk in relatief afgelegen gebieden anders dan in dichter bevolkt gebied. Door de grote afstanden zijn ze bijvoorbeeld vaak op zichzelf aangewezen. Als er een melding binnenkomt, gaan ze erheen en zijn ze verantwoordelijk voor het hele proces van melding tot registratie. In de stad is het vaak ‘de korte klap’ en door naar de volgende melding, waarna collega’s het werk overnemen. Op het platteland vereist politiewerk meer communicatieve, de-escalerende en administratieve vaardigheden en ook activiteiten als het registreren van een arrestant. 

Overigens hebben de vijf onderzoeksgebieden allemaal stedelijke kernen met bijbehorende problematiek, zoals ‘onbegrepen gedrag’ (bijvoorbeeld van verwarde personen), horeca- en jeugdoverlast en drugs. Den Helder, Winterswijk, Delfzijl, Heerlen en Terneuzen zijn geen wereldsteden, maar hun stedelijke problematiek vraagt permanente aandacht die ten koste gaat van de problematiek in de buitengebieden. De politie in de verre uithoeken moet haar tijd en middelen dus nog meer verdelen over de diverse activiteiten dan in stedelijk gebied. 

Verdekte problematiek

Het gevolg is dat de politie moeite heeft de typische ‘verdekte’ veiligheidsvraagstukken in het buitengebied aan te pakken. Er is minder tijd om dorpen en gemeenschappen te bezoeken, waardoor de politie minder in beeld heeft wat er speelt. Bewijs voor vormen van ondermijnende criminaliteit blijft daardoor veelal anekdotisch. Denk aan drugsdumpingen die duiden op labs in boerenschuren, en aangespoelde drugspakketjes die duiden op overzeese smokkel. Slechts incidenteel leidt zoiets tot daadwerkelijke vondsten. Ook andere vraagstukken, zoals de uitbuiting van arbeidsmigranten werkzaam in de bouw of de agrarische sector, en grootschalige milieufraude, blijven onderbelicht of uit het zicht.

De politie kampt al jaren met een capaciteitstekort. Voor de basisteams in de uithoeken van het land is dit een extra groot probleem. Door het relatief lage aantal meldingen hebben zij een beperkte bezetting. Bovendien krijgen de meeste teams hun vacatures niet vanzelfsprekend gevuld. Vooral in Noordoost-Groningen en Zeeuws-Vlaanderen is het vanwege de afgelegen ligging lastig personeel te werven. Ook schort het aan ondersteunende diensten en is er niet altijd voldoende tijd om duurzame relaties met ketenpartners zoals zorgverleners, douane en inspecties te ontwikkelen en specifieke expertise om de lokale veiligheidsvraagstukken aan te pakken. Op de vraag of participanten het gevoel hebben in een ‘uithoek’ te werken, verwijzen ze opvallend vaak naar hun positie in de eigen organisatie. Zoals in de buitenwereld vaak met de beschuldigende vinger naar ‘Den Haag’ wordt gewezen, is ook op de politiewerkvloer het sentiment dat het beleid van de Nationale Politie in Den Haag (van portofoons tot personeelsbeleid) niet op de lokale behoeften is afgestemd. 

Nieuwe geslotenheid 

Uit het onderzoek kwam ook naar voren dat het aantal ‘gesloten’ gemeenschappen toeneemt. Denk aan de jeugd, boeren en kleine kernen, maar ook aan relatief nieuwe gemeenschappen zoals arbeidsmigranten, asielmigranten, binnenlandse migranten en ‘soevereinen’. Het lukt de politie maar mondjesmaat een duurzame relatie met deze gemeenschappen op te bouwen. De kloof tussen burger en overheid gaat dus ook op voor de politie, al is er volgens de onderzoekers geen sprake van expliciete afwijzing of wantrouwen – de soevereinen uitgezonderd. 

Het aantal gesloten gemeenschappen neemt toe: behalve de jeugd, boeren en kleine kernen ook de arbeidsmigranten, asielmigranten, binnenlandse migranten en ‘soevereinen’

Wat wel zorgen baart, is dat de politie zelf mede debet is aan de verwijdering, bijvoorbeeld doordat politiebureaus werden opgeheven na de vorming van de Nationale Politie. Onderzoekers zien dat teamchefs hun best doen om hun wijkagenten te behoeden voor te veel diensten in de noodhulp, zodat zij de wijk in kunnen. Maar er is weinig ruimte om aansluiting te vinden bij bekende en nieuwe subgemeenschappen zoals arbeidsmigranten. Sociale media of andere digitale media worden nog niet structureel ingezet binnen de onderzochte basisteams. Ook de verplichte ‘Bondgenoten’-aanpak, waarbij de politie regelmatig bijeenkomt met maatschappelijke sleutelfiguren en vertegenwoordigers van gemeenschappen in een gebied, blijft een uitdaging. 

Reactieve nabijheid

In de praktijk domineert een aanpak die de onderzoekers duiden als ‘reactieve nabijheid’. Dit betekent dat politieteams wel degelijk profiteren van hun lokale kennis, grote betrokkenheid en inbedding. Veel politiemensen wonen en werken in hetzelfde gebied; ze kennen de mores, de mensen, spreken de taal en zijn gewend de klus in hun eentje te klaren. Het feit dat ze dit doen zonder steun van de organisatie leidt tot een gevoel van trots. ‘Linksom of rechtsom regelen we het zelf wel.’ Politiemensen en  -chefs erkennen dat deze kennis vooral wordt verzilverd bij een incident of melding – reactief dus. Van ‘proactieve nabijheid’ oftewel investeren in relaties met burgers, gemeenschappen (en partners) om problemen in de toekomst te voorkomen, is veel minder sprake. Niet uit onwil, maar uit onmacht. Al met al laat het vooronderzoek zien dat de politie door capaciteits- en kennistekorten moeite heeft zich aan te passen aan de veranderende realiteit van gesloten gemeenschappen en verdekte veiligheidsproblemen op het platteland. 

Aan de slag 

Elk van de onderzochte politieteams heeft twee thema’s aangewezen waarmee zij in het hoofdonderzoek aan de slag willen gaan. Ze kozen een ‘rode vlag’, een nijpend veiligheidsvraagstuk of een erkende gesloten gemeenschap, en een ‘witte vlek’, een veiligheidsvraagstuk dat in hun gebied onder de radar smeult of een verdekte gemeenschap waarop het zicht ontbreekt. Met steun van de onderzoekers zijn de teams hiermee inmiddels bezig. Zij zoeken samen naar nieuwe, passende werkwijzen, waarbij ze nadrukkelijk naar kennis en expertise binnen en buiten de politie zoeken. Ook leren de teams van elkaars ervaringen. Het project De Boer Op (zie kader) illustreert hoe er samen gewerkt wordt aan een van de ‘witte vlekken’.

FOTO: TEUN MEURS
Evaluatie van De Boer Op, een integrale actie van gemeente en politie.
De Boer Op

Criminelen die boeren benaderen voor het huren van een leegstaande schuur om er stiekem een drugslab in te vestigen, zijn een bekend fenomeen in Noord-Brabant. Ook in de oostelijke en noordelijke provincies zijn in de afgelopen jaren drugslabs opgerold. Het politieteam Ommelanden-Noord en de gemeenten Eemsdelta en Het Hogeland maken zich grote zorgen, temeer daar de lokale boeren het moeilijk hebben. Door aardbevingsschade en stikstofregels zijn ze kwetsbaar voor toenadering door criminele partijen. Daarbij is het contact tussen politie en de agrarische gemeenschap wel eens beter geweest. In het rapport Ondermijning in het Ommeland van Tops & Van der Torre (2024) wordt Noordoost-Groningen als risicogebied getypeerd, vanwege gebrek aan toezicht en ruime gelegenheid.

Om de verbinding met lokale boeren te verbeteren en hen te waarschuwen voor de gevaren van toenadering, zijn de gemeenten en politie met steun van het Regionaal Informatie- en Expertisecentrum (RIEC) gestart met de actie De Boer Op. Hierin bezoeken ambtenaren van het OOV (platform voor Openbare orde en veiligheid) en wijkagenten drie dagen achtereen samen boerenerven; onaangekondigd, met een preventief doel. 

In het onderzoek wordt deze aanpak geëvalueerd. Politieagenten van vier andere uithoeken gaan mee met de erfbezoeken en leren over de opzet, uitvoering en resultaten. De uitkomsten nemen zij mee naar de eigen werkgebieden, waar ‘ondermijning’ eveneens tot witte vlek is benoemd. Inmiddels staat ook in de Achterhoek een De Boer Op-actie gepland.