Rabot: afscheid van een hoogbouwwijk
Begin jaren zeventig van de vorige eeuw werden in Gent in de wijk Rabot drie woontorens van 17-hoog gebouwd. Nog geen vijftig jaar later zijn ze alle drie alweer gesloopt. Een kleine 600 flatwoningen zijn verdwenen en worden nu vervangen door 360 appartementen in veel lagere gebouwen (3- tot 9-hoog) op dezelfde plek.
Het verhaal komt bekend voor van veel soortgelijke flatwijken in Europa en Noord-Amerika. In de jaren zestig en zeventig als hét toekomstbeeld van de moderne stad gebouwd, maar binnen enkele decennia uit de gratie geraakt. Ooit waren het gewilde woningen voor zowel lagere- als middeninkomensgroepen, maar uiteindelijk raakten ze in verval. Het woonbeleid van Gent heeft hier onbedoeld ook aan meegewerkt: het ideaal van flats vol sociale huurwoningen raakte uit de tijd, wat ooit een passende oplossing voor woningnood was liep uit op een mislukt sociaal experiment. Uiteindelijk zagen de beleidsmakers sloop en nieuwbouw als de enige oplossing, hoewel sommige Gentse architectuur-opiniemakers daar de nodige vraagtekens bij zetten. De Rabottorens werden een ‘last resort’ voor mensen die elders moeilijk aan een woning kunnen komen én bewoners van het eerste uur die ondanks alles nooit weg wilden of konden gaan.
Christina Vandekerckhove filmde de laatste drie jaar voor de sloop van de woontorens. Haar documentaire Rabot (2017) won de publieksprijs op het Film Fest Gent en scoorde ook goed op andere filmfestivals zoals het IFFR in Rotterdam. Hoe het met de torens afloopt is vanaf het begin duidelijk. Het tijdsperspectief springt continu heen en weer tussen de nog bewoonde flats, de laatste verhuizers en de sloop. Interviews met bewoners in hun dan nog bewoonde flats worden afgewisseld met beelden van verlaten kamers en gangen, verhuisliften en sloopkogels. Bewoners vertellen over hun vaak tragische levensverhalen en hun ervaringen met wonen in Rabot, afgewisseld met een aantal terugkerende beelden die rode draden door de film vormen. De lift die op bijna elke verdieping langs racistische en beledigende graffiti komt. De trappen voor de ingang, de enige buitenruimte van de torens, waar bewoners vaak in de zon zitten. De gebrekkige staat van onderhoud: de lift die vaak dienst weigert, de postvakjes die schots en scheef hangen. Maar ook ‘springers’ zijn een regelmatig terugkerend thema. Veel bewoners hebben een of meer mensen vanaf het dak zien springen, sommigen zeggen zelf ook wel eens op het punt gestaan te hebben om dit te doen. In de laatste jaren ontbrak de sociale controle, er waren veel ongenode bezoekers die als ze wilden ook probleemloos tot op het dak konden komen.
De film zit vol rake oneliners van bewoners, zoals:
‘Het is de terminus, de eindhalte’
‘Je leeft in de schaduw van de absolute armoede’
‘Arme mussen vind je hier niet meer, omdat ze zelfs van de arme mensen geen brood meer krijgen’
‘De deur toe en je er niets van aantrekken, dat is het beste dat je kunt doen’
‘Als we maar wat meer in contact met elkaar waren gekomen, was het nooit zover gekomen’
De laatst overgebleven bewoners zijn grofweg in drie groepen in te delen: ouderen die er al lang wonen en de torens hebben zien veranderen, migranten, en mensen met psychische of sociale problemen. De migranten zijn meestal later dan de ouderen in de torens komen wonen. De groep mensen met psychische of sociale problemen is vooral de laatste jaren gegroeid. Het ging vaak om mensen die nergens anders meer terecht konden of op andere plekken in de stad niet gewenst waren. De bewonersgroepen kunnen niet goed met elkaar overweg en bewoners trekken zich steeds meer in hun eigen woning terug. Bovendien worden de leegstaande flats geregeld voor korte of langere tijd gekraakt. De film ontsnapt niet aan stereotypen en clichés, vooral bij de oudere bewoners die het vroeger vaak beter vonden en de andere groepen de schuld van de achteruitgang geven. De filmmaakster zelf concludeerde in een interview in de Belgische krant De Morgen ook: ‘Ik denk dat die manier van samenleven niet meer up to date is (…) Het heeft een reden dat ze gebouwen die nog niet eens afbetaald zijn tegen de vlakte gooien. Dat is omdat het niet werkt.’ Toch is de waardering van het wonen in Rabot niet alleen negatief. Tegenover bewoners die vooral achteruitgang zagen en bewoners de er ‘nooit graag gewoond’ hebben staan ook bewoners die zeggen: ‘ik woon hier nog altijd heel graag’. Niet alle bewoners zien de sloop als de beste oplossing, sommigen hadden nooit weggewild.
Rabot was de laatste van een reeks kunstprojecten in de woontorens. Nadat in 2009 de sloop aangekondigd was, waren er al drie andere filmprojecten, een fotoreportage en een theatervoorstelling. Een van die drie eerdere films was het eindresultaat van een tweejarig project van Simon Allemeersch die zijn atelier, op uitnodiging van Samenlevingsopbouw Gent, in een van de leegstaande flats vestigde. Zowel Allemeersch als Vandekerckhove leerden van de valkuilen van de eerdere ‘community art’- projecten in de Rabottorens. Er was tijd nodig om het vertrouwen van de bewoners te winnen voor ‘alweer een project’. Het moest volgens Samenlevingsopbouw Gent geen ‘artistieke verzoeting van sociale ellende’ worden, maar ook geen ‘aapjes kijken’ of ‘poverty porn’ zoals Vandekerckhove het noemt. Allemeersch geeft ook aan dat hij zoveel mogelijk autonoom wilde blijven en geen sociaal werker of beleidsuitvoerder van de gemeente of de woningcorporatie wilde worden. In een interview in NRC zegt Vandekerckhove ook dat ze vooral ‘open’ naar haar filmthema wilde kijken en bewoners in hun waarde wilde laten. Hoewel veel beelden en gesprekken toch confronterend zijn, is dat haar goed gelukt. De onverdraagzaamheid tussen bewoners onderling en het openlijke racisme, zowel in de liftgraffiti als in sommige gesprekken, kunnen schokkend overkomen. Maar ze hoorden bij het dagelijks leven in de woontorens, dus horen ze ook thuis in het eerlijke verhaal van de film.
De film eindigt melancholiek maar toch ook optimistisch: de Gentse rockband Madensuyu speelt in de verlaten kamers en gangen en bewoners nemen dansend afscheid van hun flat. In de aftiteling lezen we dat alle bewoners vervangende huisvesting hebben gekregen. Maar waar wonen ze nu, hoeveel inspraak hadden ze in waar ze terecht zouden komen, hoe bevalt het ze in hun nieuwe woningen, missen ze hun oude flat? En is de nieuwe wijk die er nu voor in de plaats komt echt een stap vooruit of was renovatie van de torens misschien ook een optie geweest? Genoeg vragen voor een vervolgfilm over een paar jaar.