Van Burgess' grand opera tot strijd tegen gentrificatie
In zijn beroemde analyse van stedelijke groei en verandering verdeelde Ernest Burgess in 1925 de stad Chicago in vijf ringen. Ook al is de samenleving in bijna honderd jaar voortdurend veranderd, sommige aspecten zijn nog verrassend actueel.
In het midden van zijn model plaatste Burgess het central business district waar ‘we de warenhuizen, de wolkenkrabbers met kantoren, de spoorwegstations, de grote hotels, de theaters, het museum en het stadhuis verwachten te vinden’. In Chicago heet deze kern Loop, naar het ringvormige traject dat de trams ooit volgden, en waarlangs tegenwoordig de boven straatniveau rijdende metro’s lopen.
Rondom de Loop plaatste Burgess zijn tweede ring, de transitiezone, met vooral fabrieken, werkplaatsen en op- en overslagterreinen. Hier lagen spoorwegemplacementen, slachterijen, leerlooierijen en staalfabrieken, maar ook achterbuurten rondom de noordelijke en zuidelijke tak van de Chicago River. De derde ring was het gebied waar de fabrieksarbeiders woonden, en waarvandaan ze te voet naar hun werk gingen. In Chicago stonden hier vooral eengezinshuizen en tweelaags appartementencomplexen. In Burgess’ Chicago bevatten zones 2 en 3 ook etnische buurten, met bijvoorbeeld Chinezen (Chinatown), Polen, Sicilianen (Little Sicily), Duitsers (Deutschland), Tsjechen en Afro-Americans (Black Belt).
In de vierde ring domineerden eengezinshuizen voor de iets welgesteldere klassen. Burgess duidde de zone aan als de bungalowbelt, een term die lokaal nog steeds wordt gebruikt. De buitenste ring was voor Burgess de zone voor de pendelaars. De opkomst van voorsteden, zoals Oak Park in het westen (waar architect Frank Lloyd Wright en de romanschrijvers Ernest Hemingway en Edgar Rice Burroughs woonden) en Evanston in het noorden, werd mogelijk door de ontwikkeling van een netwerk van tramlijnen en vanaf de jaren 1890 de bouw van de elevated railway, kortweg de ‘L’. Burgess verklaarde dat ‘een metropolitaan gebied het mogelijk maakte dat een zakenman in een voorstad woonde, maar werkte in de Loop, terwijl zijn vrouw kon shoppen bij Marshall Field’s [een warenhuis in de Loop, red.] of naar het Auditorium kon gaan voor de opera’.
Grand Opera
Ook al noemen we Burgess’ beschrijving van de stad meestal een model, feitelijk was het model zelf eigenlijk ook een ‘Grand Opera’. Verpakt in een ogenschijnlijk objectieve en positieve beschrijving van grondgebruikzones schuilden morele aannamen over het gedrag van sociaaleconomische, etnische en raciale groepen, en normatieve ideeën over de beste verdeling van de stedelijke ruimte en schaarse middelen.
In 1919, slechts zes jaar voor Burgess zijn model van de stad publiceerde, waren bij rassenrellen in de Black Belt 38 dodelijke slachtoffers gevallen. De aanleiding was de steniging en verdrinking van een jonge Afro-Amerikaan door een groep blanke jongens, omdat hij de regels rond rassenscheiding op het strand van Lake Michigan overtreden had. De zwarte gemeenschap reageerde woedend, maar werd op haar beurt aangevallen door blanke knokploegen. Door brandstichting raakten zo’n 1000 gezinnen in de Black Belt dakloos. Burgess refereert niet aan deze gebeurtenis. In zijn ogen was de Black Belt een gebied van ‘bandeloos en wanordelijk leven’, niet voor niets gelokaliseerd in de zone in transitie. Het was een gebied dat ‘overspoeld werd door immigrantenkolonies’, een ‘vagevuur van verloren zielen’, ‘die leefden in achterbuurten'in ‘regio’s van armoede, degradatie en ziektes, […] onderwerelden van misdaad en zonde’. Burgess toonde zich wel bezorgd over de buurt, maar niet over armoede en achterstelling. Hij zag een gebied vol zonde en het ‘rusteloze najagen van genot’. Hoe anders beschouwde hij de bewoners van de zone van arbeiderswoningen: ‘fabrieksarbeiders en winkelpersoneel, geschoold en hardwerkend’. Burgess beschreef hiermee de (blanke) bewoners van de transitiezone die steeds verder van het stadscentrum zouden gaan wonen. In die zones zouden ze gedisciplineerd raken door de werkroutine, sociale controle en uiteindelijk het afwerpen van het eigen immigrantenverleden, en assimilatie in de Amerikaanse maatschappij.
Nog steeds Burgess?
Al is er veel veranderd, bijna honderd jaar na Burgess’ beschrijving van Chicago’s vijf concentrische zones is zijn indeling nog steeds zichtbaar op verrassend veel plaatsen in de stad: aan gebouwen, straten, grondgebruik en bewoners. Wolkenkrabbers, hotels en musea zijn nog altijd geclusterd in de Loop. Burgess’ woonzones van de midden- en hogere klassen verder van het centrum hebben grotendeels nog diezelfde functie, hoewel de na-oorlogse suburbane wijken inmiddels ook (verborgen) armoede kennen.
De tweede, transitiezone is momenteel erg interessant, omdat deze opnieuw een verandering doormaakt. De opslagloodsen, pakhuizen en fabrieken zijn grotendeels herbestemd of vervangen door appartementencomplexen en lofts met ‘industrieel’ kaal metselwerk, grote ramen en lichtkoepels, die nu modieus zijn maar vroeger vooral moesten zorgen dat de immigrantenvrouwen in sweat shops in de kledingindustrie goed zicht hadden op hun werk. In wijken zoals Lincoln Park, ongeveer op de plek waar Burgess in zijn model de second immigrant settlement plaatste, zijn de boven- en benedenwoningen gesloopt en vervangen door landhuizen die vijf of zes (oude) kavels beslaan en tegenwoordig miljoenen dollars kosten.
Nieuw is dat op steeds meer plekken in Chicago dergelijke veranderende buurten het mikpunt zijn van hoogoplopende discussies tussen projectontwikkelaars, erfgoedbeschermers en de laatst overgebleven groepen arme bewoners. In feite wordt hier een impliciete aanname van Burgess betwist, namelijk dat alle lage inkomensgroepen de aspiratie hebben geleidelijk naar buiten te trekken. Als die niet klopt, vervalt ook een tweede veronderstelling, namelijk dat ze vanzelf gesocialiseerd en gedisciplineerd worden. Nieuwe immigranten beginnen hun wooncarriere tegenwoordig juist in de voorsteden (zones 4 en 5) , omdat de binnenzones te duur zijn geworden vanwege gentrification. Een groot aantal rijkere bewoners heeft de voorsteden verlaten om weer centraal in de stad te gaan wonen. Vooral sinds 2000 zijn er in groten getale woontorens verrezen in het zuiden en westen van de Loop of net daarbuiten (in Burgess’ zones 2 en 3). Traditionele centrale immigrantenwijken, zoals Greektown en Little Italy, staan tegenwoordig vooral bekend vanwege hun restaurants en niet vanwege bewoners met verse Europese roots. De wijk Pilsen, net ten zuidwesten van de Loop, lijkt hetzelfde lot te ondergaan. Of misschien toch niet?
Pilsen
Pilsen vult in de originele afbeelding van het Burgess-model de ruimte tussen Deutschland en het Ghetto, ten noorden van Chinatown en Two Flat area. Het ligt ingeklemd tussen de spoorlijn aan de noordzijde en de Chicago River aan de zuidkant, in Burgess’ tweede en derde zone. Ooit stonden hier de enorme landbouwmachinefabrieken van McCormick’s Reaper Works. Tegenwoordig huisvest Pilsen op een oppervlakte van 7 vierkante kilometer zo’n 35 duizend inwoners. Het was lang een gebied waar nieuwe immigranten hun eerste huizen en banen konden vinden. In Burgess’ tijd waren dat in Pilsen, genoemd naar de Tsjechische stad, nog voornamelijk immigranten uit Centraal- en Oost-Europa.
Na de Tweede Wereldoorlog veranderde de bevolkingssamenstelling snel. Tweede en derde generaties (Europese) immigrantengezinnen verruilden de wijk voor een voorstad conform Burgess’ model. Hun plek werd ingenomen door Latijns-Amerikanen, vooral Mexicanen. Dit proces werd bevorderd door de Immigration and Naturalization Act van 1965 en het opheffen van landenquota waardoor tot dan toe vrijwel alleen Europeanen waren binnengelaten. Op dat moment waren de woningen in Pilsen gemiddeld bijna honderd jaar oud en aan vervanging of groot onderhoud toe. Ze waren daardoor goedkoop, ondanks hun forse omvang, en toegankelijk voor de nieuwe groepen immigranten. Pilsen werd in de tweede helft van de 20e eeuw het hart van Mexicaans Chicago. In de wijk waren veel winkels en dienstverleners volledig Spaanstalig, net als een substantieel deel van de bevolking. Bovendien, of misschien wel daardoor, had Pilsen bij Chicagoans die er niet woonden de naam gevaarlijk te zijn en in handen van jeugdbendes.
Gentrification
Aan het begin van de 21e eeuw begon Pilsen opnieuw te transformeren. Lokale bewoners zagen dat er voor het eerst in honderd jaar grootschalige nieuwbouw plaatsvond. De nieuwe appartementencomplexen werden echter in het Engels onder de aandacht gebracht. De ontwikkelaars beloofden luxueuze interieurs en state of- the-art voorzieningen, zoals een zwembad. Ze waren bovendien twee- tot driehonderdduizend dollar duurder dan de traditionele eengezinswoningen uit de jaren 1860 en 1870, waar de meeste huidige bewoners leefden. Er verschenen biologische restaurants die met producten ‘direct-van-de-boerderij’ werkten, trendy boetieks met vintagekleding, en vinylplatenzaken.
Pilsen stond als Mexicaanse wijk al bekend om zijn muurschilderingen. Dat waren vooral afbeeldingen van helden uit de Mexicaanse revolutie zoals Emiliano Zapata en Pancho Villa, beroemde kunstenaars zoals Frida Kahlo, en natuurlijk de nationale heilige, de maagd van Guadelupe. Maar nu verschenen er schilderingen waarin de speculatieve projectontwikkeling werd neergezet als een tactiek om de Mexicaanse immigranten en hun cultuur uit de wijk te verdrijven. Ze verbeeldden bijvoorbeeld in nette pakken gestoken ontwikkelaars met onteigeningsvergunningen in de hand, met daarbij de tekst: ‘Pilsen is not for sale’. Billboards om nieuwe projecten te promoten, werden overgespoten met teksten als ‘gentrificador’ of beplakt met stickers voorzien van sarcastisch commentaar als ‘more condos please’ (condominiums, kortweg condos, zijn dure appartementencomplexen).
Volgens sommigen in Pilsen was de University of Illinois-Chicago (UIC) de katalysator van de gentrification. UIC was eerst gevestigd aan de Navy Pier, die vanuit de Loop Lake Michigan inloopt. In de jaren 1960 benutte burgemeester Richard J. Daley zijn politieke en wetgevende macht om even ten noorden van Pilsen zo’n achthonderd woningen te laten slopen om daar een nieuwe campus voor UIC te bouwen. Deze opende in 1965 aan Halsted en Harrison Street.
Eind jaren 1990 begon de UIC uit te breiden, met onder andere twee woningcomplexen, University Village en University Commons, om het toenemende aantal studenten te huisvesten. University Commons werd gebouwd op de plek van de voormalige South Water Market, een gebied van op- en overslag, pakhuizen en voedselgroothandel, en daarmee typerend voor Burgess’ zone in transition. Er verschenen complexen met in totaal 800 appartementen, waarbij de structuur van de oude gevels uit 1920 bewaard bleef. Deze transformatie van de woningmarkt net ten noorden van Pilsen lokte reacties uit in de wijk. Er werd een muurschildering gemaakt met het telefoonnummer van UIC voorzien van de tekst: ‘Gezocht: lage inkomensbuurt die herbestemd kan worden tot luxe lofts en appartementen’. De universiteit gebruikt de verandering juist in haar marketing. De UIC-website wijst op de nabijheid van Pilsen, Chinatown en Little Italy, de vroegere etnische gemeenschappen uit het Burgess-model, en identificeert ze als ‘cultureel rijke locaties’ waar studenten kamers of huizen kunnen huren tegen betaalbare prijzen.
Protest
Met de nieuwbouw veranderde ook de bevolkingssamenstelling in Pilsen. Al in 1964 karakteriseerde Ruth Glass de gentrificatie in Londen als een proces waarbij in hoog tempo de middenklassen oude arbeidersbuurten innemen en daarbij de arbeidersklasse verdringen. Dat gebeurt ook in Pilsen, maar niet zonder slag of stoot. In 2015 opende koffieketen Bow Truss, die in rijkere delen van Chicago bekend was om zijn fairtradeprincipes, een vestiging in Pilsen. Al snel werden de ramen van de koffieshop beklad met teksten als ‘Wake up and smell the gentrification’, ‘White people out of Pilsen’, en ‘Sugar with your gentrification?’ Lopend door Pilsen lees je voortdurend ‘Pilsen is not for sale!’ op muren en ramen van de nieuw geopende winkeltjes in vintagekleding en lokale bierbrouwerijen. Biologische restaurants zitten wat ongemakkelijk naast bodegas (Spaanstalige winkels voor alcohol en kruidenierswaren); goedkope panaderias (bakkerijen) schuren met cupcakewinkeltjes. De frustratie in de buurt groeit nu de gemeente projectontwikkelaars vergunningen heeft verleend om nieuwe complexen te bouwen ten koste van 19e-eeuwse (pak)huizen. Veel oude bewoners van Pilsen komen in actie om hun wijk betaalbaar te houden, tegen de kracht van de marktwerking in. Ze houden bijeenkomsten voor de gemeenschap, protestdemonstraties en proberen allianties aan te gaan met gelijkgestemden in andere buurten van Chicago die met vergelijkbare problemen kampen.
De angst van veel inwoners is dat Pilsen, kort geleden nog bruisend en trots op zijn Mexicaanse roots, hetzelfde lot zal ondergaan als eerdere etnische enclaves in Chicago. Daar wordt nu vooral nationaal- of etnisch-historisch vermaak geboden aan toeristen en nieuwe bewoners uit de middenklasse. Een museum over het immigrantenverleden van de wijk, een herontwerp van de publieke ruimte met daarin symbolen van het land van herkomst van de toenmalige bewoners, en restaurants die hun menukaart baseren op het etnische verleden van de buurt. Maar bewoners met die culturele achtergrond zijn uit het straatbeeld verdwenen.