Watertekorten spelen naast vele andere factoren (religieuze en sociaal-politieke spanningen, economische achteruitgang, de Arabische Lente) een rol in het conflict in Syrië. Maar hoe dan? Syrië kampt al decennia met watertekorten. Het is een droog land (gemiddeld valt er maar 250 mm neerslag) en 60% van de hernieuwbare hoeveelheid water komt uit het buitenland (Libanon, Turkije). Syrië is afhankelijk van waterbronnen die het met andere landen moet delen, wat conflicten oplevert met Irak, Libanon en Turkije. Door de enorme bevolkingsgroei (3 miljoen in 1950, 22 miljoen in 2012) is de hoeveelheid beschikbaar water gedaald van 5500 m3 (1950) tot 760 m3 (2012) per persoon per jaar. Syrië behoort dan ook tot de categorie landen die lijdt aan ‘ernstige waterstress’.
Daar komt bij dat de neerslag grote schommelingen vertoont.Tussen 1900 en 2005 kampte het land met zes ernstige droogtes (jaren met minder dan een derde van de gemiddelde neerslag). Tussen 2006 en 2011 werd Syrië geconfronteerd met de ergste en langste droogte uit haar recente geschiedenis. De oogsten mislukten jaar op jaar, de economische situatie op het platteland verslechterde en honderdduizenden trokken berooid naar steden als Aleppo, Damascus, Homs en Hama. Velen kwamen terecht in kampen en konden geen baan vinden, wat tot sociale onrust en spanningen leidde.
Slecht waterbeheer verergerde de situatie. Het Assad-regime stimuleerde de verbouw van waterintensieve gewassen als katoen en tarwe, er werden veel te ambitieuze irrigatieprojecten opgezet die door gebrek aan water niet gerealiseerd konden worden, de bestaande methoden waren zeer inefficiënt (83% oppervlakte-irrigatie, 12% beregening en 6% druppelirrigatie) en boeren waren erg afhankelijk van grondwater. Velen pompten ongecontroleerd water op uit eigen putten, waardoor aquifers uitgeput en verontreinigd (verzilting) raakten.
Al deze factoren ondermijnden de veerkracht van Syrië, waardoor het land niet adequaat kon (en kan) reageren op veranderingen. Zoals die in het klimaat. Rond 2008 werd duidelijk dat het klimaat in het oostelijke Middellandse Zeegebied echt aan het veranderen is, eigenlijk al sinds 1970, met minder neerslag in de winter en meer verdamping in de zomer (figuur 6). De klimaatscenario’s, ook de gematigde, voorspellen weinig goeds voor de 21e eeuw. Het wordt er gemiddeld 3,5 tot 7 graden warmer, het gaat nog minder regenen en de evapotranspiratie stijgt. De bronnen waarop de hoofdstad Damascus is aangewezen voor zijn drinkwater, zullen 20 tot 50% minder water leveren. Voor het stroomgebied van de Eufraat- Tigris verwacht men dat er 25 tot 55% minder water terecht komt in beide rivieren. Dat Turkije zelf veel meer water uit deze rivieren gaat gebruiken, werkt extra in het nadeel van Syrië.
Syrië zal de druk op de waterbronnen dus flink moeten verminderen. Dat kan door minder landbouw, meer invoer van landbouwproducten die veel water vragen, efficiëntere irrigatie, andere gewassen, duurzame exploitatie van grondwater en onderhandelingen/afspraken over de verdeling van het water in internationale rivieren en aquifers.