Vrouwen in Libië
Het is gelukt! Sinds jaren heeft Libië een eenheidsregering. Een tijdelijke weliswaar, maar een overheid die zowel het westen, oosten als zuiden vertegenwoordigt. Zonder uitdagingen? Absoluut niet. Maar ik vind dit een bewonderingswaardig resultaat. Bij de start van mijn plaatsing had ik dit nooit voorspeld. Dat maakt het werken in Libië ook zo dynamisch.
De nieuwe premier Dbaiba heeft enkele opvallende benoemingen gedaan: vrouwen op de posities minister van Buitenlandse Zaken en minister van Justitie. Niet de minste posten. Een gigantische stap vooruit, een regering waar voor het eerst vrouwen onderdeel van zijn. Met vijf vrouwelijke ministers is het streven van 30 procent echter niet gehaald. Je kan quota’s discutabel vinden, maar in Libië heeft het in ieder geval tot de benoeming van capabele vrouwen geleid. En als ze dit doorzetten in een volgende regering dus ook tot een meer structurele verandering.
Ik mocht de minister van Justitie ontmoeten. Spannend, interessant en vooral leuk. Minister Halima Ibrahim Abd al Rahman stond hoog op de Nederlandse lijst om te spreken omdat we veel samenwerken met het ministerie van Justitie om vraagstukken als rechtsstatelijkheid, accountability en mensenrechten verder te brengen. Een interessant gesprek waarbij ze de hoeveelheid aan uitleg vanuit haar adviseurs tijdens het gesprek duidelijk niet nodig had.
Die neiging tot ongevraagde overdaad aan uitleg heb ik echter wel vaker en bewuster ervaren deze twee jaar. Dat liet me denken aan een vraag die veel mensen me stelden bij de start van mijn plaatsing, namelijk hoe ik me voelde om alleen als jonge, ook nog eens blonde, vrouw naar Libië te gaan. Eerlijk gezegd: niet veel. Deze plaatsing ging ik gewoon met heel veel enthousiasme doen.
Ik ben vaak geconfronteerd met het feit dat ik vrouw ben
In Libië zijn er voldoende aanleidingen om je onveilig te voelen. Toch is er geen moment geweest waarop ik me onveilig heb gevoeld, ook niet omdat ik een vrouw ben. Ik word heel goed beschermd als ik in Libië ben. Dat is een voorrecht, want de positie van vrouwen– zeker die met een open, sterke en kritische mening – in Libië is niet gegarandeerd een veilige. Er zijn helaas te veel voorbeelden van vermissingen waarbij er nog altijd onduidelijkheid is over het lot van deze vrouwen. Hate speech via social media speelt ook een kwalijke rol. Kort na haar aanstelling heeft minister van Buitenlandse Zaken Mangoush dit zelf ervaren. Niet iedereen was klaarblijkelijk al klaar voor een vrouw aan het buitenlandse roer. We mogen dan ook trots zijn op onze eigen drie sterke vrouwelijke Libische medewerkers op de ambassade.
Ik ben wel vaak geconfronteerd met het feit dat ik vrouw ben. Dat zou ik nu ook antwoorden op de vraag hoe ik me voel om als vrouw naar Libië te gaan. Libië is een mannelijke omgeving. Niet alleen tijdens werkgesprekken maar ook bijvoorbeeld op de compound waar ik verblijf ben ik vaak één van de weinige vrouwen. Ons ‘huishouden’, om in COVID-termen te spreken, bestaat bij mijn aanwezigheid in Libië uit acht mannen en ikzelf. We werken en leven gezamenlijk op één gang. Een gym inlopen brengt al een natuurlijke drempel met zich mee, laat staan als daar alleen maar mannelijke militairen trainen. Ik blijf onverstoord trots op mijn 2,5 kilo gewichten. En met één ladies night per week waarbij ik zeggenschap over de televisie heb is het allemaal prima vol te houden.
Het einde komt in zicht. Ik ga nog één keer naar Libië en dan komt het avontuur tot een einde. Uiteraard zal ik jullie nog trakteren op een laatste blog voordat ik afscheid neem.