Probleemgedrag in betere wijken?
Soms staan er van die berichten in de krant die het hart van de geograaf sneller doen kloppen. Dit was het geval bij het artikel met als kop ‘Jongeren die naar betere buurt verhuizen vertonen vaker probleemgedrag’ dat op 6 mei in de Volkskrant stond en later ook in veel andere kranten.
Het bleek te gaan om een onderzoek van Jaap Nieuwenhuis, die nota bene veelvuldig mijn pad op de Uithof heeft gekruist en op 2014 bij Pieter Hooimeijer is gepromoveerd. Jaap, die inmiddels werkzaam is bij het OTB te Delft, schrok ook zelf van zijn bevindingen die haaks staan op het huidige beleid dat immers zweert bij mengen. De niet onlogische gedachte achter het beleid is dat bij gemengde wijken de kans groter is dat ‘de sociaal zwakkere’ door de rest van de wijk als het ware op sleeptouw wordt genomen. Bovendien gaat men er van uit dat de aanwezigheid van ‘positieve’ rolmodellen en wat extra inkomen negatieve spiralen geen kans geeft.
Uit Jaaps onderzoek onder ruim negenhonderd jongeren tussen de 12 en 20 jaar die hij gedurende vijf jaar volgde door data van het Centraal Bureau voor Statistiek (CBS) te koppelen aan onderzoeksdata van de Universiteit Utrecht, bleek echter dat de kans dat de tiener na deze verhuizing psychische klachten ontwikkelt, uiteenlopend van agressie, angststoornissen, depressie tot een conflict met zijn moeder groter is dan wanneer zij samen in de galerijflat waren blijven wonen.
Jaaps publicatie verscheen eind april in het vakblad Journal of Youth and Adolescence. Socioloog Emily van Miltenburg vroeg zich al eerder af 'Waarom iemand zou profiteren van het feit dat zijn buurman goed verdient?' Toch ligt de overtuiging dat het mengen van wijken emanciperend zou werken ten grondslag aan decennia woningbeleid, zie de 'Vogelaarwijken' (ook wel kracht- of prachtwijken genoemd) waar tussen 2008 en 2012 honderden miljoenen in zijn geïnvesteerd.
Ook andere studies laten zien dat het beleid meer politiek dan economisch is ingestoken. Studie na studie laat zien: arm trekt zich helemaal niet aan rijk op of de invloed van de woonomgeving is slechts marginaal. Je kunt wel een wijk opknappen, maar of dat de bewoners helpt is de vraag. Voor een verklaring oppert Nieuwenhuis: ‘dat het wellicht om relatieve deprivatie gaat. Je bent slechts zo arm (of rijk) als je je voelt’. Jongeren ervaren de ongelijkheid pas echt in de nieuwe wijk . Zeker bij pubers waar status en merken van groot belang zijn, kan dit gevoel tot probleemgedrag leiden. Met Richard Wilkinson (zie ook een eerdere Ted-talk: How economic inequality harms societies) concludeert Nieuwenhuis dat het effect van ongelijkheid groot is.
Hoe en of nu om te gaan met het wijkenbeleid is de vraag die geografen moeten beantwoorden.
Reageren? Stuur een mailtje met je reactie (opiniestuk) naar redactie@geografie.nl OF reageer via onze social media kanalen: Facebook en Twitter.