De inzet van jeugdliteratuur: als er 100 mensen op de wereld waren

Door Anne de Klerk en Anne van Mechelen, Hogeschool Utrecht

Introductie voor de leerkracht 

In het boek Als er 100 mensen op de wereld waren van Jackie McCann staan honderd mensen voor de wereldbevolking van acht miljard mensen. Het maakt in duidelijke taal en met heldere beelden inzichtelijk hoe het leven er voor mensen over de hele wereld uitziet. Het is heel geschikt om lezen en wereldoriëntatie samen te brengen en biedt veel mogelijkheden voor lessen en verwerking. 

 Je start met het aanbrengen van de ervaringscontext door met kinderen een aantal vragen te bespreken. 

  • Welke kleur haar of ogen heb je? 
  • Wat is de verdeling in de klas? 
  • Uit welk land kom je of komt jouw familie? 
  • Waar ligt dat op de kaart? 
  • Welke talen spreek je? 
  • Wie heeft er thuis elektriciteit en stromend water? 

Sommige overeenkomsten en verschillen in de klas zie je terug in het boek. Lees het boek (voor) en bekijk samen welke overeenkomsten en verschillen jullie daarin herkennen. 

Voorbeeldvragen groep 3/4/5 

  • Wat voor soorten huizen ken je? Welke huizen staan hier in de buurt? Hoe zien verschillende huizen op de wereld eruit? Hoe zijn ze aangepast aan omstandigheden om te leven? Hoe ontstaan sloppenwijken? 
  • Woordbegrip: wat zijn continenten? Hoe heten de werelddelen? Kun je ze aanwijzen op de wereldbol? Waar ligt Antarctica? Hoe wordt Antarctica ook wel genoemd? 
  • Waarvoor gebruik jij water? Wanneer is water veilig om te drinken? 
     

Voorbeeldvragen groep 6/7/8 

  • Maak een bevolkingspiramide van de wereld met de informatie uit het boek en vergelijk die met een bevolkingspiramide van Nederland of jouw woonplaats. Vergelijk die vervolgens met eerdere jaren: wat is er veranderd en leg uit waarom. 
  • Hoeveel mensen wonen er in Nederland en in jouw plaats? Hoe ziet dat er nu uit en hoe zag het er dertig jaar geleden uit? En over dertig jaar? 
  • Welke dingen zeggen iets over welvaart? (kunnen lezen en schrijven, bruto binnenlands product) 
  • Hoeveel mensen leven in armoede op de wereld? En in Nederland? Wat is de armoedegrens?  
  • Wat zijn rijke landen? Wat zijn arme landen? Betekent dit dat iedereen in een rijk land rijk is en iedereen in een arm land arm? 
  • Wat zijn megasteden? Waar op de wereld liggen die? Waarom trekken mensen daar naartoe? 
  • Teken de wereldbevolking op de wereldkaart. Gebruik hiervoor vier schaalniveaus: bevolkingsdichtheid van de eigen provincie, Nederland, Europa, wereld. Als je kijkt op een ander schaalniveau geeft dat een ander beeld. Waar wonen veel mensen en waar weinig? Waarom wonen er op sommige plekken weinig mensen (zoals in de Sahara)? 
  • Hoe zou jouw ideale wereld eruitzien? Zijn er ook verschillen tussen mensen die juist fijn zijn, voor iedereen? En zijn er verschillen die moeten verdwijnen, waarin iedereen gelijk zou mogen zijn? 
  • Hoe zou jouw leven eruitzien als je zou leven zonder elektriciteit, zonder water of als je te weinig voedsel zou hebben? Wat voor effect zou dat op jou hebben? (combineren met schrijfopdracht) 

    Bron: Van Mechelen, A., & De Klerk, A. (2023). Mentaal klittenband: kennis, een voorwaarde voor tekstbegrip. Junioruniversiteit Magazine, 6.