Ter inspiratie kun je de leerlingen bijvoorbeeld dit bericht op RTL-nieuws van 17 september 2017 laten lezen.
Ontwerp een eiland van plastic
Door Daphne Rijborz - iPabo
Je vraagt leerlingen een eiland te creëren van afvalplastic in de oceanen. Ze krijgen een aantal hints om vanuit geografisch en wiskundig perspectief aan het probleem te werken. Je bent als docent vrij een eigen draai aan de introductie te geven, maar hou wel rekening met de voorkennis van de leerlingen.
De opdracht
Je gaat een eigen eiland ontwerpen. Je maakt dat van de plastic soep in de Grote Oceaan. Het eiland is verzonnen maar moet wel realistisch zijn. Bij het ontwerpen van een eiland moet je aan veel dingen denken, zoals een naam, een kaart, een landschap, wegen, werk en huizen. Je mag alles bedenken, maar je krijgt ook tips. Jouw eiland presenteer je uiteindelijk op een poster. Zo kun je anderen overtuigen dat jouw eiland ook echt gebouwd moet worden.
Tip 1: Hoe groot is je eiland?
Door stromingen in de oceanen verzamelt plastic zich op vijf plekken. Als wij nou eens al het plastic verzamelen en daar een eiland van maken. In de Grote Oceaan zwerft 80 miljoen kilo plastic. Het soortelijk gewicht van plastic is ongeveer 1. Als we de bodem van het eiland 2 meter diep maken, wat is dan de oppervlakte van jouw eiland?
Tip 2: Wat is er op je eiland te vinden?
Zet eerst op papier wat voor soort eiland je wilt ontwerpen. Zoek bij je verhaal minstens vijf beelden. Die kun je straks ook gebruiken voor je poster. Denk daarbij aan:
- Hoe ziet het landschap eruit?
- Zijn er gebieden met een speciale functie? Mag iedereen overal komen?
- Welk klimaat heerst er?
- Hoeveel mensen wonen er? En wat is dan de bevolkingsdichtheid?
- Hoe zien de huizen eruit? Of wonen de mensen niet in huizen?
- Wat voor werk hebben ze en wat doen ze naast hun werk of school?
- Hoe reizen de mensen?
- Welke taal spreken ze?
- Hoe heet je eiland?
TIP 3: Waar ligt je eiland?
Je eiland ligt in de Grote Oceaan, maar wáár in de oceaan? Jouw keuze bepaalt het klimaat en landschap. Zoek in De Grote Bosatlas op waar je eiland moet komen te liggen. Leg uit waarom je voor die plek kiest. Stel je daarbij vragen als:
a. Op hoeveel kilometer ligt het dichtstbijzijnde land?
b. Hoeveel kilometer ligt je eiland af van Nederland?
c. Welk klimaat heeft het eiland?
d. Hoe zal het landschap er uitzien?
TIP 4: Hoe ziet je eiland eruit?
Om een goed beeld te geven van de inrichting, kun je bijvoorbeeld nadenken over vier elementen:
1. Landschap: is er een berg op jouw eiland, of is het vlak?
2. Gebouwen: welke huizen zijn geschikt voor je eiland? Denk aan bevolkingsdichtheid, klimaat en materiaalkeuze.
3. Transport: wat is het belangrijkste transportmiddel op je eiland? Je mag een voertuig verzinnen.
4. Landgebruik: welk gewas(sen) verbouwen mensen op je eiland?
Teken een voorbeeld of zoek een beeld van internet van deze elementen om op je poster te zetten.
TIP 5: Hoe ziet je eiland eruit op een kaart?
Een goed overzicht van je eiland krijg je pas als je er een plattegrond van maakt. Welke vorm heeft je eiland, bijvoorbeeld? Zet op de kaart wegen, huizen en allerlei gebieden (bijvoorbeeld industrie, bos, bergen, weilanden, rivieren en zee). Denk ook aan de legenda, schaal en titel van de kaart.