Oorzaak-gevolg-redeneren

Door Alieta Hansum & Judit van der Worp – Griftland College Soest

Introductie voor de leerkracht 

Bij aardrijkskunde brengen we leerlingen geografische vaardigheden en begrippen bij om processen in de wereld te kunnen beschrijven, analyseren, verklaren en voorspellen. In de praktijk betekent dit: vragen stellen, praten en schrijven tijdens interactieve lessen. Zo krijg je als docent ook meer zicht op waar leerlingen staan in hun taalontwikkeling. Welke zinnen en woorden vinden ze (nog) moeilijk? Kunnen ze de begrippen in eigen woorden uitleggen? Snappen ze waarom jij het antwoord op die ene vraag in de toets niet goed kon rekenen?  
 
Voor een oorzaak-gevolgredenering is een goede beheersing van de vaktaal belangrijk. Precies daarom hebben leerlingen vaak moeite met dit soort opdrachten. Je kunt als docent ondersteuning bieden door de oefeningen te structureren en te begeleiden. 

De opdracht 

De leerlingen krijgen de volgende tekst te lezen: 

‘Leg uit wat er gebeurt met de vertragingstijd bij een heftige regenbui, wanneer het percentage groene daken in de stad toeneemt. Je antwoord bevat een oorzaak-gevolgrelatie.’ 

Je kunt de leerlingen als volgt ondersteuning bieden. 

(a) De opdracht in stukken hakken

Figuur 1: schets van een oorzaak-gevolg-redenering

Je geeft het denk- en stappenpatroon aan om de oorzaak-gevolgopdracht uit te voeren: 

  • Waar gaat het om? [kernvraag]  
  • Wat is daarvan de oorzaak? 
  • Wat is dan het gevolg? 
  • Hoe noteer je het? Zie figuur 1. 

(b) Feedback geven op de antwoorden van leerlingen 

Je noteert de antwoorden van de oorzaak-gevolgopdracht van leerlingen op het bord en geeft feedback. Leerlingen kunnen elkaar ook feedback geven. Dat vergroot het leereffect en ze maken zich de vaktaal eigen. Je moet dan van tevoren wel uitleggen wat de spelregels zijn bij feedback geven en ontvangen. 

(c) Leerlingen aan zet

Figuur 2: maatregelen

De leerlingen zijn nu in staat zelfstandig een oorzaak-gevolgopdracht uit te voeren. De uitdaging wordt groter wanneer ze zelf een oorzaak-gevolgopdracht moeten bedenken. Geef daarbij handreikingen (figuur 2).

Wanneer leerlingen snappen welke begrippen bij welk onderdeel van de drietrapsstrategie horen (en waarom), kun je de opdracht uitbreiden.

'Maak een oorzaak-gevolgopdracht. Ga uit van bijgaand voorbeeld over de drietrapsstrategie en maak gebruik van de maatregelen. Geef zelf ook een antwoord op je zelfbedachte oorzaak-gevolgopdracht. Hierbij maak je gebruik van een juist stappen- en denkpatroon.’

Een mogelijke oorzaak-gevolgopdracht die een leerling zelf maakt, is: ‘Leg uit waarom spuien past bij afvoeren. Gebruik in je antwoord een oorzaak-gevolgredenering.’

Achtergrondinformatie bij de opdracht

Om leerlingen de juiste taalsteun te kunnen bieden, moet je als docent doordrongen zijn van het specifieke taalgebruik bij aardrijkskunde. Geografische begrippen zijn vaak generaliserende beschrijvingen van verschijnselen en ontwikkelingen. Denk aan neerslag en migratie. Er zit een behoorlijke kloof tussen het dagelijks taalgebruik van leerlingen en de meer abstraherende taal van geografen. Je een vaktaal eigen maken vergt veel oefenen en leren van fouten. Als docent speel je daarin een cruciale rol.

Bron:
Den Elzen, M., Oorschot, F., Visser, A., Van der Leeuw, B. & Meestringa, T. (2018). Redeneren en formuleren bij mens- en maatschappijvakken: een vakspecifieke uitwerking van taalgericht vakonderwijs. Enschede: SLO.