Aardrijkskundeles van Emir Bejaoiu
Aardrijkskundedocenten zijn er in verschillende soorten en maten, én met verschillende motivaties. In deze rubriek interviewt Ton van Rietbergen steeds een andere docent over de passie voor het vak en het onderwijs. Emir Bejaoui vindt dat onze maatschappij kleinzerig is geworden.
Mijn kinderen Casper en Sjoerd vonden aardrijkskunde op de lagere school maar zozo. Al kwamen ze wel steeds trots hun tienen voor topo laten zien. Sinds hun overstap naar het Bonifatius Lyceum in Utrecht hoor ik heel andere geluiden. De aardrijkskundedocent is ‘cool’ en hij kan fantastisch tekenen en maakt leuke grappen. Tijd om Emir, zo mag ik hem noemen, eens aan de tand te voelen in deze nieuwe reeks waarin de aardrijkskundedocent centraal staat.
‘Ik heb in Utrecht sociale geografie gedaan en belandde in de planologische hoek. Dat kon me maar matig bekoren. Worstelend met bekende vragen als “wat houdt aardrijkskunde nu eigenlijk in” en “wat kun je ermee”, kwam ik uiteindelijk bij het onderwijs uit en daar heb ik geen moment spijt van gehad. Het imago en de inhoud van het vak blijven lastig. Zo leren mini-onderzoekjes op feestjes dat nog steeds acht op de tien mensen denken dat aardrijkskunde topografie is of iets met vulkanen. De inhoud en het profiel bezorgen ons ook op de middelbare school last. Je hebt een groep (vaak meisjes) die wordt gegrepen door de meer sociale kant van de geografie. In feite mooi passend binnen het economie en maatschappijprofiel. En een groep (veel jongens) die meer willen weten over vulkanen, breukvlakken en het klimaatprobleem. Dat zou juist heel goed passen binnen een bètaprofiel. Misschien moeten we toe naar een combinatie van geografie en geschiedenis, zoals in Frankrijk, én een variant waarin fysische geografie samengaat met aardwetenschappen, biologie en scheikunde. Dan zouden in elk geval meer leerlingen in de bovenbouw ons vak kiezen en kun je ook meer diepgang bieden.
Het onderwijs is net als de pedagogiek aan modes onderhevig. De bekende Roos van Leary onderscheidt vier stijlen in het onderwijs: boven, onder, naast en tegen. Het is nu heel erg in om onder en naast te zitten. De leraar als coach die uitgaat van de “alles is goed”-gedachte. Ik ben toch meer van boven en naast. Kinderen hebben vooral behoefte aan duidelijkheid, en soms ook een duwtje in de rug nodig. Onze uitdaging is om van extrinsieke motivatie – nu nemen we deze paragraaf door en volgende week krijgen jullie een overhoring – te komen tot intrinsieke motivatie. Zo had ik hier laatst een jongetje in 2 vwo dat uit zichzelf begon te vertellen over het conflict in Zuid-Soedan. Daarover houdt hij volgende week een presentatie. Zo probeer ik te differentiëren, maar dat blijft het moeilijkste van onderwijs want tegelijkertijd denkt meer dan de helft van de klas: Zuid-Soedan? Wat kan mij dat bommen!
Het onderwijsleergesprek is mijn favoriet. Samen met de leerlingen iets uitzoeken waarbij je een regio, nu bijvoorbeeld de Verenigde Staten, combineert met een thema (natuur en landschappen). Dat is ook de aanpak van De Geo, die we gebruiken. Een fraai geïllustreerd boek met veel extra’s. Wat ik vooral waardeer op deze school is dat we een heel leuk team hebben en zaken met elkaar bespreken en samen de Onderwijsdag bezoeken en de Geografie lezen. Mijn collega’s zijn echt wandelende encyclopedieën; da’s heel handig.
Het leuke van onderwijs zijn vooral de kinderen en de humor. Zo hamerde ik laatst de hele les op het verschil tussen immigratie en emigratie. Na een lesuur drammen vroeg ik aan een van de leerlingen: “En als ik jou nu om drie uur ’s nacht opbel en deze vragen voorleg, wat zeg je dan?” Hij antwoordde: “Hang alstublieft op want ik moet slapen.”
Omdat ik half Tunesisch ben, kan ik met mijn grapjes over discriminatie wat verder gaan. En een beetje met mezelf als voorbeeld laten zien dat je een keuze hebt: je hele leven in de slachtofferrol kruipen of er echt iets van maken. In het algemeen vind ik wel dat onze maatschappij kleinzerig is geworden. We kunnen inmiddels nergens meer tegen en iedereen heeft wel een probleem.’
'Differentiëren blijft het moeilijkste van onderwijs'