Boeken 2025 | 6
Maak-, haak- en raakbaar
- Hospers, G-J. Handboek stedelijke economie. Theorie, praktijk en beleid. Perspectief Uitgevers, 217 p., € 29,95.
- Kooiman, N. Human capital migration from a life course perspective: the role of geography and gender. Dissertatie UvA. CBS, 211 p., beschikbaar in UvA-DARE.
- Van der Greft, S. Ageing in place in urban neighbourhoods. Dissertatie UvA, 217 p., beschikbaar in UvA-DARE.
Tot 2005 schreef de gemeente Milaan voor hoeveel restaurants zich mochten vestigen in een bepaalde stadswijk. Nadat die regel was opgeheven, begon een ruimtelijke concentratie. Restaurants verhuisden uit wijken met weinig horeca naar wijken die al veel restaurants hadden. Zij floreren blijkbaar in clusters, net als bijvoorbeeld uitzendbureaus en meubelzaken. Meer concurrentie in de directe omgeving, maar ook meer potentiële klanten, die graag willen kunnen kiezen.
De horeca in Milaan is een van de vele voorbeelden uit het boek van Gert-Jan Hospers, hoogleraar in Nijmegen en Münster, maar ook een man van praktijk en beleid (alsmede auteur van menige bijdrage in Geografie). Zo adviseert hij steden die toeristen willen trekken, hoe zich te onderscheiden. De stad kan kiezen voor maakbaarheid: laat een beroemde architect een spraakmakend en fotogeniek gebouw ontwerpen. Denk aan Bilbao met het Guggenheim Museum. Je kunt ook kiezen voor haakbaarheid: Essen bijvoorbeeld dat aanhaakt bij haar verleden als industriestad. De derde strategie is volgens Hospers in opkomst: raakbaarheid. Toeristen willen emotioneel geraakt worden door ‘het echte en ongepolijste’ van een stad, iets authentieks dat beslist niet geënsceneerd is. Ga mee op een Amsterdam Underground-wandeling over de Wallen; een ex-verslaafde is je gids.
Handboek stedelijke economie bestaat uit elf hoofdstukken, die steeds een dimensie van de stad belichten: de stad als banenmotor, als plek om te wonen, als wieg voor een alternatieve economie, als broedplaats van innovaties, als bestemming voor toeristen, als gebied dat voortdurend aan transformaties onderhevig is. Maar ook: de ondernemende stad, de binnenstad, de slimme stad en de regiostad. ‘Handboek’ is een wat weidse benaming voor een boek van zo’n tweehonderd pagina’s, maar het is behoorlijk compleet, al miste ik een hoofdstuk over de mobiele stad. Nu komt verkeer alleen even aan de orde in het hoofdstuk over smart cities. Elk hoofdstuk is een mix van theorie, praktijk en beleid, aangevuld met leestips en op smaak gebracht met concrete voorbeelden – in de lopende tekst of in aparte kaders, aangeduid als ‘inspiratiecases’. Het boek is goed bruikbaar in een cursus in de bachelor maar ook in het aardrijkskundelokaal, voor scholieren die beginnen met een profielwerkstuk over een stedelijk vraagstuk.
Mobiele jongeren, honkvaste ouderen
Niels Kooiman is statistisch onderzoeker bij het Centraal Bureau voor de Statistiek, maar een dag per week mocht hij aan zijn proefschrift werken. Dat verdedigde hij eind 2024 aan de Universiteit van Amsterdam. Met behulp van CBS-databestanden onderzocht hij de binnenlandse verhuispatronen van universitair afgestudeerden tot 35 jaar. Juist in de levensfase van 17 tot 35 zijn ze ruimtelijk mobiel: ze verlaten het ouderlijk huis om ver weg te studeren, gaan samenwonen, krijgen hun eerste serieuze baan buiten hun woonregio. Veelal is die baan in de Randstad of in de regio Eindhoven. Perifere regio’s raken volgens Kooiman ongeveer de helft van hun ‘cognitieve talent’ kwijt. Ook blijkt dat mannen na hun afstuderen vaker over lange afstanden verhuizen om aan hun nieuwe (loop)baan te beginnen. Als vrouwelijke afgestudeerden over grote afstand verhuizen, doen ze dat relatief vaak om te gaan samenwonen. Power couples (beide partners zijn afgestudeerd) blijven veelal hangen in de Randstad. Komen er kinderen, dan verhuizen gezinnen naar suburbane gebieden. Dat gebeurt vaak contre coeur: zeker in Amsterdam willen ze graag stedelijk blijven wonen, maar vinden ze geen geschikte woning. Het proefschrift is statistisch geavanceerd, maar heeft een ruime Nederlandstalige samenvatting.
Een ander UvA-promovendus, Sabine van der Greft, boog zich over ouderen die in achterstandsbuurten wonen. Daarover wordt vaak zorgelijk gedaan. Vanwege de angst voor criminaliteit blijven ze bijvoorbeeld ’s avonds thuis. Maar buurten kunnen ook bijdragen aan het welbevinden. Een 58-jarige Marokkaanse vrouw voelt zich veilig in de buurt, want ze kent de ouders van de hangjongeren. ‘Ze groeten me altijd warm, met woorden als “tante” en “salaam alaikum” als ze mij zien.’
Van der Greft deed onderzoek naar de ervaringen met meervoudige achterstand en sociale uitsluiting die ouderen van Surinaamse, Marokkaanse en Turkse afkomst in Amsterdamse achterstandsbuurten hebben. Ze maakte ook een vergelijking tussen hun ervaringen en die van autochtone leeftijd- en buurtgenoten met een vergelijkbaar sociaaleconomisch profiel. Haar data ontleende zij onder meer aan 85 semigestructureerde interviews. Omdat ouderen steeds langer zelfstandig blijven wonen, neemt het belang van de buurt voor hun dagelijks leven toe. Aldus Van der Greft, die beleidsmakers adviseert te zorgen voor ‘een ondersteunende leefomgeving, rekening houdend met de diversiteit die er bestaat tussen en binnen verschillende groepen ouderen’.
Een duo over Nederlandse landschappen
- Spek, T. (red.). Landschappen van Nederland. Handboek voor de geschiedenis van onze leefomgeving. Uitgeverij Matrijs, 696 p. + losse kaart, gebonden, € 89,95.
- Stouthamer, E., Cohen, K.M., & Hoek, W.Z. Landschap in delen. De fysisch-geografische regio’s. Perspectief Uitgevers, 357 p., € 41,95.
Bij menig docent zal het in de boekenkast staan: Het Nederlandse landschap, uitgebracht in 1986 en sindsdien menigmaal herzien en herdrukt. Het presenteert een handzaam panorama van de historische geografie van Nederland, maar ‘grote delen ervan zijn sterk verouderd’. Aldus Theo Spek, hoogleraar landschapsgeschiedenis in Groningen, in een noot bij zijn inleiding tot de door hem geredigeerde Landschappen van Nederland. Hoog tijd dus voor een nieuw Handboek voor de geschiedenis van onze leefomgeving (ondertitel). Het biedt een actueel overzicht van de kennis van de historische geografie van zeventien landschappen van Nederland: van het Zuid-Limburgse heuvellandschap via onder meer het Midden-Nederlandse rivierenlandschap en het Noord-Nederlandse wadden- en duinlandschap tot de landschappen van de IJsselmeerpolders. Ze zijn ondergebracht in zes delen: het heuvel-, zand-, rivieren-, kust-, veen- en moderne landschap. Elk deel opent met een fysisch-geografisch hoofdstuk (geschreven door Harm Jan Pierik) en vervolgens komt de menselijke omvorming van natuur- tot cultuurlandschap aan de orde, vanaf de prehistorie tot de hedendaagse tijd. Met hoofdstukken over de modernisering van het landschap na 1800 (denk aan de aanleg van infrastructuur), over steden en het cultuurlandschapsbeleid sluit het boek af.
Bij een boek als dit kom je bij een beoordeling al snel terecht in superlatieven. Het is imposant in omvang, toegankelijk geschreven en de vormgeving is een lust voor het oog. De 28 auteurs zijn experts in ‘hun’ gebied; je zou zo meewillen op excursie. Bovenal is het boek overvloedig en prachtig geïllustreerd met ruim achthonderd afbeeldingen: foto’s, kaarten, schema’s, steeds voorzien van een informatieve toelichting. Dat is ook (en vooral?) het werk van de twee beeldredacteuren die er immense klus aan gehad zullen hebben: Felix Bernet Kempers en Marjan Grinwis. Minpuntje: van lang niet alle afbeeldingen is de bron duidelijk. Bijvoorbeeld op p. 295 staat een kaart met dijkdoorbraken in de Bommelerwaard en het Land van Maas en Waal tussen 1750 en 1810 en op p. 265 een kaart met de rivierverbetering van de Waal bij Tiel in de 19e eeuw. Geduldig zoeken in de lange kolommen van de illustratieverantwoording leert dat Maarten Slooves ze tekende, maar de bron blijft onbekend. Een fundamentelere omissie: er is heel weinig aandacht voor industrielandschappen. Geen woord bijvoorbeeld over het Rotterdamse havenlandschap. Op de kaart is de Rijnmond gewoon deel van het Zuidwest-Nederlands zeekleilandschap. Landschappen van Nederland gaat vooral over boeren- en natuurgebied. Een vervolgboek over stedelijk-industriële landschappen: ik kijk ernaar uit.
Wie veel meer wil weten over de fysische geografie van Nederland, kan uitstekend terecht in de 7e herziene druk van Landschap in delen, eveneens royaal geïllustreerd. Het is geschreven door drie Utrechtse geografen, die daarmee het werk voortzetten van de veel te jong overleden Henk Berendsen. Landschap in delen is het spiegelbeeld van Landschappen van Nederland. Laatstgenoemd boek is een cultuurlandschapsgeografie aangevuld met fysisch-geografische introducties, het eerste boek een overzicht van dertien fysisch-geografische regio’s plus algemene hoofdstukken over klimaat, geologie, water, bodem en de mens. Elke regiobeschrijving eindigt met een paragraaf over ‘de mens in het landschap’. Beide samen bieden een totaalbeeld van de fysische en historische geografie van ons land.
Europese verstedelijking
- Evers, D., Katurić, I., & Van der Wouden, R.. Urbanization in Europe. Past Developments and Pathways to a Sustainable Future. Palgrave/Macmillan, 183 p., open access.
In Europa is slechts 5% van het landoppervlak in gebruik voor stedelijke functies, al varieert dat sterk: van ruim 15% in Nederland en België tot minder dan 2% in Scandinavië. Maar de verstedelijking uitgedrukt in ruimtebeslag groeit overal snel. Tussen 2000 en 2018 werd 1,26 miljoen hectare grond omgezet in stedelijk gebied, terwijl slechts 0,18 miljoen hectare werd ‘ontstedelijkt’, bijvoorbeeld door in voormalige mijngebieden natuur te ontwikkelen. De Europese Unie wil dat er in 2050 netto geen stedelijk grondgebied meer bijkomt (bekend als NNLT: No Net Land Take). Deze doelstelling resoneert momenteel ook op het niveau van de lidstaten (zie de boekenrubriek van Geografie 2024-6). Duitsland bijvoorbeeld heeft aangekondigd dat in 2030 niet meer dan 30 ha per dag mag worden omgezet in stedelijk gebied. Ter vergelijking: in Nederland ging in de afgelopen jaren circa 10 ha natuur- en agrarisch gebied per dag verloren.
Deze cijfers zijn afkomstig uit een studie van ESPON, het EU-programma voor ruimtelijke planning (ESPON staat voor European Observation Network for Territorial Development and Cohesion). In Nederland is PBL-onderzoeker David Evers de contactpersoon. Hij is ook de eerste auteur van het open access beschikbare Urbanization in Europe. Het boek inventariseert niet alleen het tempo van en de regionale verschillen in de groei van het stedelijk ruimtebeslag vanaf 2000, maar kijkt ook naar de vorm die de expansie aanneemt: compact, polycentrisch of diffuus. Elke vorm heeft voor- en nadelen, zo blijkt uit een scenariostudie. Maar in termen van ecologische duurzaamheid scoort compacte verstedelijking beter dan verspreide. Ook is er aandacht voor verschillen in tradities van lokale, regionale en nationale ruimtelijke planning.