Boeken Geografie november/december 2010

25 november 2010
Auteurs:
Ben de Pater
Departement Sociale Geografie & Planologie Universiteit Utrecht
Dit artikel is verschenen in: geografie november/december 2010
recensie
Opinie

Signalementen

Oude en nieuwe natuur

  • Meulen, D. van der. 2009. Het bedwongen bos. Nederlanders en hun natuur. SUN, 386 p., €24,50.
  • Freriks, K. m.m.v. J. Werner 2010. Verborgen wildernis. Ruige natuur & kaarten in Nederland. Athenaeum-Polak & Van Gennep, 367 p., €34,95.

Het is een overbekend verhaal, maar Dik van der Meulen brengt het met zwier: hoe schrijver Godfried Bomans in juli 1971 op Rottumerplaat werd gedropt door de VARA. Hij was niet opgewassen tegen de eenzaamheid en vreselijk ongelukkig (zijn vroege dood een paar maanden later is er wel mee in verband gebracht). Nee, dan Jan Wolkers, die zich direct op de zandplaat thuis voelde en er de week van zijn leven had.
Bestaat er zoiets als de verhouding van de Nederlander tot de natuur? Bomans en Wolkers waren elkaars tegenvoeters in hun omgang met de natuur, en ook de natuur in Nederland varieert van de bossen op de Veluwe tot de slikplaten van de Waddenzee. Hoe divers ook, Van der Meulen weet een mooi portret te schetsen van hoe Nederlanders in het verleden en heden zijn omgesprongen met natuur en landschap. Van de resolute kap, in naam van de vooruitgang, van Nederlands laatste oerbos, het Beekbergerwoud bij Apeldoorn in 1870, tot de aarzelende verwezenlijking van de Ecologische Hoofdstructuur in de 21ste eeuw. Van der Meulen mengt zijn kennis ontleend aan de literatuur – hij heeft heel veel gelezen – met journalistieke rapportages. Hij loopt door de natuur, bijvoorbeeld in de voetsporen van dominee Craandijk in de 19de eeuw of Jac. P. Thijsse in de 20ste eeuw, en doet verslag van zijn ontmoetingen met boswachters en botanici. Met de soepele pen waarover Van der Meulen beschikt leidt dat tot een lichtvoetig en toch diepgravend boek. Een greep: over de redding van het Naardermeer en de ondergang van De Beer (opgeofferd aan Europoort), de Verkade-albums, het Nationaal Park de Hoge Veluwe, de ANWB, NJN en AJC, het Amsterdamse Bos, de herintroductie van de otter, de bever en wellicht de wolf, de spanning tussen natuurbeschermers en jagers, de aanleg van nieuwe natuur, en het rechttrekken en weer laten meanderen van beken. Ook laat hij zien hoe schrijvers en dichters natuur en landschap beleefden, van de Tachtigers tot Wolkers.
Van der Meulen lijkt liever door de bossen te zwerven dan over het Wad. Over de omgang van Nederlanders met de zee (landwinning, droogmaking) heeft hij weinig te melden, maar daarvoor hebben we het boek van Willem van der Ham, Hollandse Polders. Toch zou het goed zijn als Van der Meulen voor de tweede editie van zijn boek eens een keer mee gaat wadlopen.
Zo droog als Het bedwongen natuur, zo nat Oude en nieuwe natuur is Verborgen wildernis. Schrijver en essayist Kester Freriks doet op poëtische wijze verslag van zijn natuurervaringen in de wildernissen van Nederland. Net als Van der Meulen start hij met de teloorgang van het Beekbergerwoud, maar daarna zoekt hij de Hondsbossche Zeewering op, Waterland en de Waddeneilanden. In totaal bezoekt hij 25 landschappen, keurig verspreid over alle provincies. Het boek is royaal geïllustreerd met oude kaarten in kleur, met uitgebreide toelichtingen van Jan Werner, conservator kaarten en atlassen aan de Universiteit van Amsterdam en geregeld schrijver voor Geografie. Werners nuchtere feitelijke teksten vullen Freriks lyriek heel goed aan.

Nationalistische geografie

  • Nitz, B. et al. (red.) 2010. 1810-2010: 200 Jahre Geographie in Berlin. Berliner Geographische Arbeiten 115. Geogr. Inst. der Humboldt-Universität zu Berlin. 360 p., €15.

Wat leerden Duitse kinderen rond 1930 tijdens de aardrijkskundeles? Bijvoorbeeld dit: als je met de trein Duitsland uit reed, merkte je dat alleen aan de douane. Verder veranderde er niets. Het landschap bleef Duits, en ingestapte reizigers bleken nog steeds Duits te praten. Na verloop van tijd hoorde je dat nieuwelingen in de trein een andere taal spraken, maar nog steeds oogde het landschap Duits. Na nog langer rijden veranderde ook het landschap: dorpen en boerderijen waren anders, on-Duits, geworden. Pas dan had je behalve de staatsgrens en de taalgrens ook de cultuurgrens overschreden. De impliciete boodschap: Duitsland is na de verloren Eerste Wereldoorlog onrechtvaardig klein geworden.
Deze nationalistische schoolaardrijkskunde was gebaseerd op een kaart van de Deutsche Volks- und Kulturboden die de Berlijnse hoogleraar Albrecht Penck in 1925 had gepubliceerd. Penck had veel aanzien: hij was de hoofdauteur van een in drie delen uitgebrachte studie over de Alpen tijdens de ijstijden. Hij keerde zich echter af van de fysische geografie en ontwikkelde een nationalistische politieke geografie. Zijn kaarten van de verspreiding van de Duitse taal en cultuur achtte hij net zo objectief-wetenschappelijk als zijn eerdere gletsjerkaarten.
Penck is een van de hoofdpersonen in 1810-2010: 200 Jahre Geographie in Berlin, naast Alexander von Humboldt, Carl Ritter, Ferdinand von Richthofen, Norbert Krebs en Alfred Rühl. De laatste ontwikkelde zich van fysisch tot economisch geograaf en was een van de weinige Duitse geografen die zich onttrok aan het nationalisme. Als ‘niet-ariër’ dreigde hij na 1933 ontslagen te worden. Hij stierf, 53 jaar oud, in 1935 in Zwitserland onder nooit helemaal opgehelderde omstandigheden: een hartaanval, zelfmoord, een aanslag van de nazi’s? Na de oorlog lijfde de DDR Rühl in als een voorloper van de marxistisch-leninistische geografi e. De Berlijnse universiteit kwam te liggen in Oost-Berlijn en de geografie beoefening moest zich aanpassen aan de DDR-ideologie. Dat ging niet altijd goed. In 1966 publiceerde Manfred Hendl zijn Grundriss einer Klimakunde der Deutschen Landschaften. Op een bijeenkomst van het Geografisch Instituut, waarvoor de voltallige staf was opgetrommeld, kreeg Hendl de mantel uitgeveegd. Hoe kon hij een boek publiceren met een titel die impliceerde dat er zo iets als een Duitsland bestond, terwijl het toch twee aparte landen waren? Bernard Nitz, die zich dit voorval herinnert, vindt het nog steeds beschamend dat geen enkele aanwezige, ook hijzelf niet, het destijds opnam voor Hendl. De vrees voor de Stasi zat er goed in.
200 Jahre Geographie in Berlin is bepaald geen feestelijke bundel: de huidige generatie Duitse geografen is het nationalisme voorbij en kijkt kritisch terug op het verleden van de universitaire geografiebeoefening. De Berlijnse universiteit werd in 1810 gesticht door Willem von Humboldt, broer van geograaf Alexander, en in 1949 omgedoopt tot Humboldt-Universität ter ere van de beide broers. De geografie is er in die twee eeuwen niet continu beoefend. Al direct in het stichtingsjaar werd August Zeune, bekend om zijn ontwerp van een globe voor blinden, tot buitengewoon hoogleraar in de geografie benoemd. In 1825 werd hij opgevolgd door Carl Ritter, maar na diens dood in 1859 bleef de leerstoel onbezet. In 1886 werd Ferdinand von Richthofen, befaamd fysisch geograaf die veel in China had rondgereisd, er hoogleraar. Vanaf dat moment was de geografie in Berlijn een continu beoefende discipline. Van de hoogte- en dieptepunten sindsdien doet deze bundel aan de hand van portretten van beroemde professoren gedetailleerd verslag.

Klimaatwetenschap als vechtsport

  • Schneider, S.H. 2009. Science as a Contact Sport. Inside the Battle to Save Earth’s Climate. National Geographical Society, 295 p., 28 dollar.

In de jaren dat Bush in het Witte Huis zat, hadden wetenschappers het moeilijk. Rapporten van de Union of Concerned Scientists (UCS) uit die tijd laten zien dat zij onder druk werden gezet om hun bevindingen in lijn te brengen met het regeringsbeleid. Weigerden de onderzoekers hun resultaten aan te passen, dan deed de Bush administration dat zelf wel. De UCS sprak van ‘manipulatie, onderdrukking en verdraaiing’ van wetenschappelijk onderzoek op een ‘tot dusver ongekende schaal’. Tot Bush’ slachtoffers behoorden klimaatwetenschappers die waarschuwden voor de opwarming van de aarde.
Stephen Schneider, de Amerikaanse topman van het IPCC en Al Gore-sympathisant, noemt de UCS niet, maar ook hij besefte dat hij geen steun uit Washington kon verwachten als daar een Republikeinse president zat. Het Kyoto-protocol was in de ogen van Bush junior een ‘lousy deal for America’ en Bush senior liet op de Earth Summit in Rio de Janeiro, 1992, dreigend weten dat ‘over de Amerikaanse manier van leven niet viel te onderhandelen’.
Schneider haalt in zijn boek herinneringen op aan veertig jaar onderzoek naar het klimaat, inclusief zijn misser uit begin jaren 70. Hij voorspelde toen dat het wereldwijd kouder zou worden: het toegenomen aantal aërosolen in de lucht zou het stijgende CO2-gehalte meer dan compenseren. Het zou in 2100 3 tot 5 graden kouder zijn: een nieuwe ijstijd kwam eraan. Enkele jaren later waren modellen verder ontwikkeld en herriep hij zijn voorspelling. Het wordt hem echter tot op de dag van vandaag nagedragen. Conservatieve commentatoren noemen hem graag ‘een milieukundige voor al uw temperaturen’, een windvaan die vandaag dit en morgen dat zegt.
Veel aandacht besteedt Schneider aan de manier waarop tijdens topconferenties landenvertegenwoordigers onderhandelen over de bevindingen van bij het IPCC aangesloten wetenschappers. De Saoedi’s zijn tegen elke uitspraak die de oliewinning in gevaar brengt, evenals de Russen en Chinezen. En van de Amerikaanse regering, gesteund door de machtige kolenindustrie, moet Schneider het evenmin hebben. Groot is dan ook de opluchting wanneer eind 1995 na eindeloos getouwtrek het sleutelzinnetje in het tweede IPCC-rapport wordt geaccepteerd: ‘the balance of evidence suggests that there is a discernible human influence on global climate’. De suggestie dus van een waarneembare menselijke invloed. Alle meer resolute uitspraken waren toen al gesneuveld.
Schneider benadrukt vooral het belang van overleg in achterkamertjes, waar buiten het bereik van de media kleine contact groups van experts proberen in te schatten welke uitspraken haalbaar zijn en welke niet. Op de plenaire conferentie wordt voor het oog van de camera’s alleen maar politiek bedreven. Zo was in april 2007 werkgroep 2 van het IPCC (die gaat over de impact van klimaatverandering op mens en natuur) in Brussel onder leiding van de geograaf Martin Parry aan het vergaderen of met ‘very high confidence’ geconcludeerd mocht worden dat ‘antropogene opwarming van de aarde een waarneembare invloed had gehad op de biodiversiteit’. Na lang gekissebis moest dat afgezwakt worden tot ‘high confidence’ – anders deden de Chinezen en Saoedi’s niet langer mee. Dat zou catastrofaal zijn, want goedkeuring van IPCC-rapporten behoeft geen meerderheid van stemmen, maar eenstemmigheid.
Science as a Contact Sport is een aardig maar niet echt onthullend of opzienbarend boek. Dat bij global warming vele tegengestelde belangen spelen en de wetenschappelijke waarheid regelmatig bakzeil moet halen is geen nieuws. Een boek voor de liefhebbers.

Pas verschenen

  • Roessingh, M. Waarom China mij twee dochters schonk. Over bevolkingsbeleid en adoptie. Atlas, 288 p., € 19,90.

De Amsterdamse sociaal geograaf Martijn Roessingh werd na zijn promotie op een proefschrift over etnische conflicten in Europa buitenlandjournalist bij Trouw. Hij adopteerde twee Chinese meisjes. In dit boek doet hij verslag van zijn zoektocht naar hun herkomst, tegen de achtergrond van de eenkindpolitiek.

  • Blonk-van der Wijst, D. & J. Zelandia Comitatus. Geschiedenis en Cartobibliografie van de provincie Zeeland tot 1860. Hes & de Graaf Publishers, 508 p.,€ 99,50 (tot 31 december, daarna € 125).

Na essays over en inventarisaties van historisch kaartmateriaal van de provincie Friesland (Frisia Dominium) en van de Zuiderzee en het Hollands Waddengebied (Spiegel van de Zuiderzee) verscheen in oktober Zelandia Comitatus. Meer details over dit prachtwerk voor liefhebbers van Zeeland (en van kaarten) op www.hesdegraaf.com.

  • Dicken, P. Global Shift. Mapping the Changing Contours of the World Economy. Sixth Edition. Sage, 632 p., 37 pond.

Peter Dicken, als economisch geograaf verbonden aan de universiteit van Manchester, haat sweeping statements: de wereld is niet plat en grenzeloos, globalisering is niet altijd goed en evenmin altijd slecht, multinationals beheersen niet de wereldeconomie, en zo verder. Global Shift, alweer de zesde editie, geeft een genuanceerd geografisch beeld van de complexe wijze waarop de wereldeconomie is georganiseerd en functioneert.

  • Koedoot, M. & W. Roetemeijer. Handleiding. Landschap in Zicht! Samen met bewoners hun landschap waarnemen, beschrijven en waarderen. Landschapsbeheer Nederland, 60 p., gratis te bestellen of te downloaden via www.landschapsbeheer.nl

Het is een oud credo: geografie leert je landschappen te lezen als een boek. Maar in de praktijk is dat nog niet zo gemakkelijk. Dit boekje is een praktische handleiding voor iedereen die met burgers (of leerlingen) aan de slag wil in het waarnemen, beschrijven en waarderen van landschappen. Het biedt een achtstappenplan: van voorbereiding tot verslaglegging.

  • Balans van de Leefomgeving 2010. Planbureau voor de Leefomgeving, 280 p., gratis te downloaden via www.pbl.nl

Vroeger had je de jaarboeken van de Rijkplanologische Dienst die de balans opmaakten van de Nederlandse ruimte. Daarna kwamen de Milieubalans, de Natuurbalans en de Monitor Nota Ruimte. Vanaf september 2010 worden deze studies geïntegreerd in de tweejaarlijks te verschijnen Balans van de Leefomgeving. Voor iedereen die op zoek is naar de actuele stand van zaken in Nederland wat betreft biodiversiteit, verstedelijking, klimaat, landelijk gebied, milieu en zo verder.