Boeken Geografie november/december 2020

15 november 2020
Auteurs:
Ben de Pater
Departement Sociale Geografie & Planologie Universiteit Utrecht
Dit artikel is verschenen in: geografie november/december 2020
recensie
Opinie

Hoe de nieuwe stad te gebruiken?

  • Reijndorp, A. De nieuwe stad. Een gebruiksaanwijzing. trancity.nl; 135 p.

Stadssocioloog Arnold Reijndorp bekleedde tien jaar de Han Lammersleerstoel aan de UvA, gewijd aan sociaaleconomische en ruimtelijke ontwikkelingen van nieuwe stedelijke gebieden. Als afscheid van deze leerstoel belicht hij in dit lange essay de op de tekentafel ontworpen nieuwe steden. Wat voor samenleving is ontstaan in pakweg Zoetermeer, Lelystad en Nieuwegein? Hoe de nieuwe stad te gebruiken, beheren, onderhouden en vernieuwen, als deze eenmaal gebouwd is? Reijndorps boek verscheen bij uitgeverij Trancity, die gespecialiseerd is in de stad. Bijzonder is dat haar boeken te koop zijn in print, maar ook gratis op internet staan.
Nog een interessante publicatie van Trancity is Binding genoeg. De stad en het geheim van aangenaam samenleven (86 pagina’s), waarin Annemarie Kok in de vorm van een fictieve brief aan urbanist Jane Jacobs haar hart lucht over de dwingende manier waarop gemeenten inwoners ‘eigenaar’ willen maken van de problemen in hun omgeving. Zie bijvoorbeeld het Groningse wijkenbeleid ‘Stadjers aan de macht’. Zulke van bovenaf opgelegde burgerparticipatie en saamhorigheid ‘kan ontwrichtend uitpakken’. Ook Jane Jacobs wilde in haar Life and Death of Great American Cities (1961) wel sociaal contact tussen buurtbewoners bevorderen, maar geen sociale dwang.
Ook de moeite waard is Verkenning van de rechtvaardige stad; stedenbouw en de economisering van de ruimte (72 p.), waarin Simon Franke en Wouter Veldhuis aan de hand van literatuuronderzoek en gesprekken met experts op zoek gaan naar wat een (on)rechtvaardige stad is.

De achterkant van Frankijk

  • Tesson, S. Ongebaande paden. Een voetreis dwars door Frankrijk. Rainbow-pocket, 175 p., € 9.

Kijk, dat begint goed: Ongebaande paden opent met een kaartje van de 250 rurale gebieden in Frankrijk die als onderontwikkeld gelden. Ze liggen vooral in het Massif Central en wijde omgeving en hebben Sylvain Tesson in hun greep. Na een val van 8 meter hoogte moet Tesson revalideren en net als het echtpaar Winn in Het Zoutpad kiest hij voor een voettocht, zo veel mogelijk het moderne Frankrijk vermijdend. Zodra een reiziger het heeft over de tentakels van de zich uitbreidende stad en over het plaveien van het land met rotondes en snelwegen, weet je: dat wordt een tocht door de achterkant van het land. Sylvain inspecteert IGN-kaarten van 1 op 25.000 om ‘de geografie van dwarswegen’ op te sporen en loopt vervolgens langs deze vergeten en overwoekerde paden van Zuidoost- naar Noordwest-Frankrijk. Zijn boek, dat in 2017 bij De Arbeiderspers in een vertaling uitkwam en nu is heruitgegeven als Rainbow-pocket, doet denken aan De oude wegen van zijn geestverwant Robert Macfarlane (dat overigens dit jaar ook als goedkope Rainbow verscheen). En ook aan Terloops waarin J.J. Voskuil (de auteur van Het Bureau) zijn voettochten door la France profonde van de jaren 1960 boekstaafde. Ik kreeg af en toe te doen met Tesson (geboren in 1972), in zijn soms wanhopige pogingen om het moderne Frankrijk te vermijden: had hij maar net als Voskuil in de jaren 1960 kunnen lopen, toen bijna overal nog de ‘authentieke’ rurale kleinschaligheid bestond – al mopperde Voskuil hardgrondig over slecht eten en vieze dorpshotels. Van die laatste heeft Tesson geen last: hij overnacht in de open lucht. Gezegend is een land waar dat nog kan.

Wat maakt de mens tot mens?

  • Stokroos, B. Waarom is hetzelfde elders anders. Op weg naar een mondiale transculturele harmonie

    . Elikser, 106 p., € 14,50.

Bram Stokroos studeerde ooit sociale geografie in Groningen, met een bijvak culturele antropologie. Vervolgens belandde hij in het onderwijs: eerst als docent aardrijkskunde, later als rector aan de RSG Winkler Prins in Veendam. Lang en breed met pensioen voelde hij de behoefte een essay te schrijven over ‘wat de mens tot mens maakt’. In 100 pagina’s belicht hij de antwoorden die op deze vraag zijn gegeven, wereldwijd vanaf de ‘axiale tijd’, een term die de filosoof Karl Jaspers gebruikte voor de periode 800-200 v. Chr., toen voor het eerst fundamenteel werd nagedacht over ‘het raadsel mens’. Stokroos schetst in pakweg 20 duizend woorden de culturele en religieuze verscheidenheid en geschiedenis van de mensheid. Dat gebeurt met zevenmijlslaarzen: China, India, Midden-Oosten, Afrika, Europa. Stokroos eindigt met de vraag of ‘een mondiale culturele paradigmawisseling’ mogelijk is. Hij pleit voor een ‘transcultureel mensbeeld’, waarvoor het Afrikaanse Ubuntu-begrip met zijn nadruk op wederkerigheid een mooi vertrekpunt is: ‘ik ben omdat wij zijn’. Stokroos doet niet aan schrijfconventies; zonder inleiding of bronnen steekt hij direct van wal. Al op de eerste pagina wordt de filosofische antropologie van Kant geïntroduceerd: het kennen, handelen, verwachten/geloven van de mens. Kant houdt het boek bijeen, maar redt het niet. Stokroos schrijft graag in grote woorden en uitroeptekens: ‘Het oplossen van deze mondiale problemen lijkt bijkans uitzichtloos! Maar… globalisering is ook een bewustwordingsproces!’ En de slotwoorden doen eerder denken aan een pamflet of preek dan aan een essay: ‘Een interculturele filosofisch-antropologische dialoog is urgent. Morgen zal het anders zijn, morgen moét het anders zijn, want morgen begint vandaag!’ Graag had ik van Stokroos geen macroverhaal gelezen, maar een microverhaal. Hoe heeft hij als docent en rector in Veendam in het onderwijs geprobeerd zijn idealen te verwezenlijken?

Vroege globalisering

  • Hansen, V. Het jaar 1000. De ontdekking van de wereld. Thomas Rap, 364 p., plus 16 p. kleurenillustraties, € 25.

'De meest geglobaliseerde plek op aarde.’ Zo karakteriseert Valerie Hansen, hoogleraar wereldgeschiedenis aan Yale, China in Het jaar 1000. Er was een handelsroute over zee tussen China en de Perzische Golf; over land was er de Zijderoute. Een in 1018 gestorven Noord-Chinese prinses kreeg grafgiften mee uit Syrië, Egypte, Iran, Sumatra en het Oostzeegebied (barnsteen). Superieur Chinees aardewerk is gevonden in het Midden-Oosten, Afrika (er was een handelsroute tussen Maleisië en Madagaskar), India en Zuidoost-Azië. In de eeuwen rond het jaar 1000 ontstonden maritieme en continentale handelsnetwerken die zich over duizenden kilometers uitstrekten. De hoofdrollen in de toenmalige ‘ontdekking van de wereld’ werden gespeeld door Chinezen, Indiërs en Arabieren. Europeanen hadden toen nog een bijrol: Vikingen die langskwamen in Newfoundland, en de Roes (Noord-Europeanen) die doordrongen tot in de Zwarte Zee-regio. Zij leverden de islamitische wereld slaven en werden beloond met zilveren munten. Er zijn in Noord-Europa maar liefst 400 duizend islamitische munten opgegraven die dateren uit de jaren 800-1000. En de moslims haalden ook slaven uit Afrika en Centraal-Azië. Globalisering bracht niet alleen mondiale uitwisseling van goederen, maar ook van ideeën, kennis en mensen – slaven maar ook kooplieden die zich elders als expats vestigden. Niets nieuws onder de zon: hun komst leidde af en toe tot antiglobaliseringsrellen: Italiaanse kooplieden moesten het ontgelden in Constantinopel en Caïro, rijke buitenlanders in Guangzhou. Binnen Amerika waren er contacten tussen Noord-, Midden- en Zuid-Amerika. Het jaar 1000 biedt een wereldwijd panorama van de vroege globalisering, 500 jaar voordat de Europeanen aan hun opmars begonnen. Hun succes was mede mogelijk omdat ze konden profiteren van eeuwenoude interregionale netwerken. Hansen schreef een mooi overzicht dat soms (te) ruim uitwaaiert – minder afdwaling in verhalen over staatsvorming en meer focus op die netwerken waren welkom geweest.

Schone schijn

  • Salomão, A. Land-based investments in Mozambique: Challenges in Community Rights, Protection, Participation and Benefit Sharing. Dissertatie Universiteit Utrecht, 344 p.

In ontwikkelingslanden neemt de druk op de ruimte toe. Overheden en (buitenlandse) investeerders zijn hoofdrolspelers in projecten die beslag leggen op de ruimte: natuurparken, mijn- en bosbouw, grootschalige landbouw (land grabbing), infrastructuur. Wat zijn de gevolgen voor de rechten, de welvaart en het welzijn van de oorspronkelijke bewoners? Vaak zijn ze het kind van de rekening. Op papier lijkt het allemaal redelijk geregeld, maar de praktijk pakt anders uit. Ook in Mozambique, zo laat deze studie van Alda Salomão zien. Zij richtte in 2002 in Maputo, de hoofdstad van Mozambique en haar geboorteplaats, de ngo Centro Terra Viva op en was tot 2015 directeur. Haar land kreeg in 1997 een evenwichtige landwet met oog voor de positie van lokale gemeenschappen. Mozambique oogstte daar internationaal lof mee. In feite is die wet een papieren tijger, blijkt uit de analyse die Salomão maakte van zes projecten waarbij zij als CTV-directeur betrokken was. Haar conclusies zijn keihard. De ‘huidige staatsoverheid is geformeerd en wordt gebruikt om de belangen te behartigen van de huidige politieke en economische elites’. En de kans dat Mozambique zich in de komende vijftien jaar ontwikkelt langs een duurzame weg is ‘zeer klein, zo lang openbare instanties geen politieke wil tonen om hun rollen en verantwoordelijkheden te vervullen door normen en procedures te handhaven om illegale handelingen door ambtenaren en particuliere bedrijven die door dergelijke ambtenaren worden gesteund te voorkomen, en zo lang deze actoren niet ter verantwoording worden geroepen’. Een boos, moedig en verdrietig boek.

Landelijk leven

  • Bätzing, W. Das Landleben. Geschichte und Zukunft einer gefärdeten Lebensform. C.H. Beck, 302 p., gebonden, € 26.

In de Duitstalige landen staat Werner Bätzing, hoogleraar geografie, inmiddels met emeritaat, bekend als dé expert van de Alpen. Maar op de universiteit van Erlangen-Neurenberg gaf hij ook colleges landelijke gebieden. Hij begon zijn (verplichte) cursus met de vraag aan studenten om drie begrippen op te schrijven die zij hiermee associeerden, bijvoorbeeld dorp, boerderij en traditie. Vervolgens vroeg hij hen naar hun oordeel: dachten zij positief, negatief of neutraal/ diffuus over hun begrippen? Pakweg de helft van de oordelen was positief, een kwart negatief en een kwart neutraal/diffuus. Studenten uit steden waren wat afwijzender dan die uit dorpen. Er zijn slechtere manieren om studenten te animeren voor een onderwerp dat ze waarschijnlijk toch niet heel erg trekt – stadsgeografie spreekt meer tot hun verbeelding. In Das Landleben zal Bätzing vast veel materiaal uit zijn cursus hebben verwerkt. Het boek biedt een overzicht van de ontwikkelingen (van het leven) op het platteland in de westerse wereld, in het verleden, de naoorlogse periode (een tijd van ‘geforceerde modernisering’), het heden (herwaardering?) en de nabije toekomst. Wie meer wil weten: de uitgever heeft de inhoudsopgave en het inleidende hoofdstuk op internet geplaatst.