Boeken Geografie september 2020

1 september 2020
Auteurs:
Ben de Pater
Departement Sociale Geografie & Planologie Universiteit Utrecht
Dit artikel is verschenen in: geografie september 2020
Opinie

Signalementen

Een welgesteld geograaf

  • Meulen, D. van der. Dr. Hendrik Muller. Wereldreiziger voor het vaderland (1859-1941). Querido, gebonden, 485 p., € 33.

Aan het einde van de 19e eeuw had de Royal Geographical Society in Engeland veel succes met een cursus voor beginnende ontdekkingsreizigers. In 1897-98 trok de cursus in Londen 65 deelnemers. Zoiets wilde het KNAG ook wel. Een prominent lid, Hendrik P.N. Muller, maakte een cursusopzet: hoe maak je kaarten en topografische beschrijvingen en waarop moet je letten in het landschap? Het KNAG-bestuur benoemde zelfs een commissie die op zoek ging naar geschikte docenten. Het project stierf echter een stille dood. Ik ontleen dit niet aan de biografie die Dik van der Meulen schreef over Muller, maar aan de onvolprezen cartografische geschiedenis van het KNAG van Paul van den Brink, Dienstbare kaarten (2010). De activiteiten van Muller als KNAG-bestuurslid blijven vrijwel onbesproken, maar over het geheel genomen is de biografie plezierig leesbaar. Van der Meulen is dan ook een veelgeprezen biograaf van Multatuli en koning Willem III. Geografen zullen zich misschien Het bedwongen bos. Nederlanders en hun natuur herinneren (zie Geografie november 2010).
Hendrik Muller was voorbestemd koopman te worden, maar onttrok zich aan die plicht – tot verdriet van zijn familie. Hij kreeg wel 3000 gulden per jaar uitgekeerd, en had ook een eigen vermogen, dus hij kon doen en laten wat hij wilde. Muller was een koloniaal en patriot van conservatief-liberale snit en ontwikkelde zich als etnograaf en geograaf. Over zijn avonturen hield hij drukbezochte lezingen met lichtbeelden op uitnodiging van het KNAG en geografische genootschappen in Parijs en Londen.
Muller liep colleges bij de beroemdste geograaf van zijn tijd, Friedrich Ratzel in Leipzig, en promoveerde in Giessen op Land und Leute zwischen Zambesi und Limpopo (1894), een proefschrift dat waarschijnlijk nu nog niet als scriptie zou zijn goedgekeurd. Schools, stijf en saai, oordeelt Van der Meulen, een groot contrast met Mullers levendige reisverhalen. Maar hij kon nu in elk geval doctor voor zijn naam zetten. Daar was Muller ijdel genoeg voor; hij had een hekel aan zijn alledaagse achternaam. Eerder had hij tevergeefs geprobeerd de achternaam van zijn moeder toe te voegen, het chique Van Rijckevorsel. Pas in 1916 wist hij zijn naam uit te breiden met Van Werendycke, nadat hij in Zeeland de voormalige ambachtsheerlijkheid Werendijke had gekocht. Zijn vrienden moesten erom grinniken. Toch was Muller geen nietsnut. Hij reisde veel, ook in primitieve omstandigheden, en schreef daar onderhoudend over. Vooral Zuidelijk Afrika had zijn hart gestolen. Als consul voor Oranje-Vrijstaat spande hij zich in voor de Boeren, destijds in oorlog verwikkeld met de Engelsen. Zonder veel succes overigens; de politici van Oranje-Vrijstaat moedigden hem bepaald niet aan, maar hij liet zich niet tegenhouden. In de Eerste Wereldoorlog werd hij regeringscommissaris voor de opvang van Belgische vluchtelingen en deed dat met veel toewijding. In 1919 werd hij benoemd tot gezant in Boekarest. Eindelijk was hij verlost van de rang van consul, toch vooral een functie van eigen makelij. Als officieel diplomaat kon hij nu koningen en presidenten ontmoeten – eindelijk erkenning. Zijn laatste jaren in actieve dienst was Muller gezant in Praag. Hij stierf in 1941, 81 jaar oud en kinderloos. Per testament liet hij zijn vermogen onderbrengen in het Dr. Hendrik Muller’s Vaderlandsch Fonds. Dat verstrekt tot op de dag van vandaag onder meer studiebeurzen en is ook de opdrachtgever van deze biografie.

Toeristen en stadsbewoners

  • Xing Su. Tourism Encounters in the City. Spatial and Social Interactions between Mainland Chinese Visitors and Residents in Hong Kong. Dissertatie Universiteit Utrecht, 205 p., open access beschikbaar.

Veel toeristische topbestemmingen gaan gebukt onder overtoerisme; inwoners hebben schoon genoeg van de horden bezoekers. Xing Su zocht het uit voor Hongkong: hoe oordelen inwoners van de stad en toeristische bezoekers vanuit het Chinese vasteland over elkaar? Xing Su analyseerde incheckgegevens uit de berichtenservice Weibo en enquêteerde beide groepen in 2017, voordat de protesten in Hongkong tegen de Chinese dominantie losbarstten. Een klassieke manier om de sociale afstand tussen twee groepen te meten, is de vraag of je ‘de ander’ als aangetrouwd familielid zou accepteren, als vriend in je club, als buur in je straat, als collega op het werk, als medebewoner dan wel bezoeker van je stad of dat je hem zelfs als bezoeker niet zou accepteren. De sociale afstand is voor Hongkongers groot: Chinezen zijn hooguit als collega acceptabel. Chinese bezoekers zijn wat vriendelijker: als buurtbewoners zijn Hongkongers welkom. Het wederzijds begrip is dus al in 2017 niet bar groot is en dat kleurt ook het oordeel over en weer. Toerisme, concludeert Xing Su, kan bijdragen aan wederzijds begrip, maar alleen als de sociale afstand klein is. De verstandhouding valt nauwelijks te beteren door veranderingen in de stedelijke omgeving aan te brengen. Xing Su onderzocht dat op drie locaties: in het stadscentrum, in een suburbaan recreatieen winkelgebied en in een opkomende toeristische stadswijk met veel markten. De drie gebieden trekken verschillende soorten toeristen en scoren daarom verschillend in de mate van sociale interactie en wederzijds begrip. De omgeving doet er niet zo toe.

Pas verschenen

  • Tijdschrift van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Verschijnt 4x per jaar, gratis abonnement via cultureelerfgoed.nl/abonneren

De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed verwent mij elk kwartaal met een prachtig uitgegeven, kosteloos blad over erfgoed, cultuurlandschappen, archeologie, historische geografie, noem maar op. In het meinummer staat onder meer een bijdrage over het behoud van de quarantaine-inrichting die in 1934 werd gebouwd tussen de Waalhaven en de Eemhaven in Rotterdam. Die was bedoeld voor opvarenden die daar aankwamen en ervan verdacht werden een besmettelijke ziekte onder de leden te hebben. Die functie had het complex slechts vier jaar; in 1938 werd het een opvangplek voor Joodse vluchtelingen op weg naar Amerika. Hoe behoud je zo’n plek?
In digitale vorm zijn deze en vele andere publicaties van de Rijksdienst beschikbaar op www.cultureelerfgoed.nl.

  • Strengers, B. & H. Elzenga. Beschikbaarheid en toepassingsmogelijkheden van duurzame biomassa. Verslag van een zoektocht naar gedeelde feiten en opvattingen. PBL, 120 p.

Ook de site van het Planbureau voor de Leefomgeving is een ware bibliotheek, met zo’n 4800 publicaties. Kernvraag die de twee auteurs van Beschikbaarheid en toepassingsmogelijkheden van duurzame biomassa zich stellen: mag je biomassa in grote hoeveelheden gebruiken voor de verduurzaming van de energievoorziening? Ja, zeggen voorstanders, want zo dring je de uitstoot van broeikasgassen terug. Nee, zeggen critici, want dat gaat ten koste van de biodiversiteit, onder meer door massale houtkap. Een eenduidig wetenschappelijk oordeel is volgens het PBL niet te geven; iedere groep leeft in zijn eigen paradigma.
Naschrift redactie: Inmiddels heeft de Sociaal-Economische Raad een rapport uitgebracht met het advies om het gebruik van biogrondstoffen voor laagwaardig gebruik als elektriciteitsproductie af te bouwen.

Recensie

Is Europa dan toch de wieg van de mens?

  • Böhme, M., R. Braun & F. Breier. Hoe we mensen werden. Spectrum, 268 p., € 22,50.

In Hoe we mensen werden beschrijven paleontoloog Madelaine Böhme en twee wetenschapsjournalisten de zoektocht naar de oorsprong van de mens. De mens komt misschien niet uit Afrika maar uit Europa, aldus Böhme. Een stelling waarover binnen de paleoantropologie heftige discussie bestaat.
Böhme is niet de eerste of enige criticaster van de Out of Africa-theorie. De tekst op de achterkant van het boek, ‘Een compleet nieuw perspectief op het ontstaan van de mensheid’, suggereert dan ook te veel. Maar haar idee om samen met twee journalisten te schrijven pakt goed uit: Hoe we mensen werden is helder en toegankelijk. Een wereldkaart met de belangrijke vindplaatsen van fossielen en een overzichtelijke tijdlijn is de blikvanger. Er zijn nog meer kaarten, bijvoorbeeld met continentverschuivingen en klimaatveranderingen.
Het boek biedt een interessant kijkje in de wereld van de paleoantropologie. Piepkleine stukjes bot kunnen tegenwoordig vrij nauwkeurig worden gedateerd. Met nieuwe technieken liet Böhme een in 1944 in Griekenland gevonden onderkaak van een aapmens dateren. Deze bleek 7 miljoen jaar oud, veel ouder dan de aapmensen die tot nu toe uit Afrika bekend waren. Dit roept discussie op: heeft de overgang van aap naar mens (rechtop lopend) dus niet alleen in Afrika plaatsgevonden? Böhme denkt dat deze ontwikkeling in Europa begon. De Griekse onderkaak is daarvoor een aanwijzing. Een verklaring zoekt ze in klimaatverandering. Waarschijnlijk was droogte een reden voor mensapen om hun onderkomen en levensstijl te verplaatsen van bomen naar de savanne, waar rechtop lopen een evolutionair voordeel had. In die tijd had Afrika geen savanne, maar Europa wel. Böhme veronderstelt dat aapmensen van Europa naar Afrika zijn getrokken.
De latere evolutie van aapmens naar mens speelde waarschijnlijk wél in Afrika. De anatomie van aapmensen veranderde dusdanig dat ze mensen werden. Dit is bijvoorbeeld te zien aan de grote teen – bij apen aan de zijkant van de voet, bij mensen naast andere tenen – en aan de aanhechting van de schedel aan de wervelkolom. Deze aanpassingen maken rechtop lopen makkelijker.
Van de mens zoals wij die kennen (Homo sapiens) zijn de vroegste gevonden fossielen, uit Afrika, zo’n 300 duizend jaar oud. In die tijd leefden er ook andere Homo-soorten, zoals de Neanderthaler en de Denisova-mens. Volgens de gangbare theorie zijn zij uitgeroeid door Homo sapiens. Böhme daarentegen denkt dat ze geleidelijk zijn opgegaan in Homo sapiens. Bewijs hiervoor is te zien in ons huidige dna. Veel Europeanen hebben een paar procent Neanderthaler-dna, veel Aziaten nog wat Denisova-mens-dna.
Veel is nog onbekend en omstreden. Maar de boodschap van Böhme is helder: kijk eens verder dan Afrika en sluit niet uit dat de ontwikkeling van de mens op meerdere plekken begon, waarna een mix van Homosoorten uiteindelijk de Homo sapiens vormde zoals we die nu kennen.
Recensie door Florien Willems