De Baltische Glint

17 juni 2022
Auteurs:
Dit artikel is verschenen in: geografie juni 2022
geologie
Kennis
FOTO: HANS DE JONG
Bij de Estse stad Paldiski dagzoomt het complete lagenpakket van de Glint, een tientallen meters dik pakket.

Scandinavië ligt voor een belangrijk deel op het Baltische schild, de oude kern van het continent. Aan de zuidrand liggen in concentrische cirkels jongere gesteenten. De overgang loopt dwars door het Oostzeegebied, met spectaculaire kliffen.

 

In Noorwegen, Midden- en Noord-Zweden en Finland komt het oudste gesteente van Europa aan de oppervlakte: het Baltische schild. Een groot deel daarvan is meer dan een miljard jaar oud. De vroegst gedateerde gesteenten zijn het Stockholm- en Uppsalagraniet. Je zou je ze die hoge leeftijd niet geven, want ze lijken sprekend op de veel jongere granieten in de Zwitserse Alpen.

Het Baltische schild is vanouds de kern van het werelddeel Europa. Ruim twee miljard jaar geleden bestond de Europese continentale plaat slechts uit Baltica. Hierop sloten vooral in het noordoosten nog minstens drie microplaten aan. Zo groeide Europa al in het verre verleden geleidelijk aan tot een groter continent.

Ongeveer 500 miljoen jaar terug kwamen daar in het zuidwesten en zuiden nog microplaten bij, wat later leidde tot de Caledonische, Varistische en Alpiene gebergtevormingen. Pas in die tijd sloot Europa zich in het oosten aan bij het veel grotere Azië en ontstond het Oeralgebergte.

BEELD: BAREND KÖBBEN / GEOGRAFIE

De grens van het Baltische schild – de overgang van oeroud naar jonger, niet geërodeerd gesteente, is goed in het veld zichtbaar. Het gaat om een steilrand van 30-60 meter hoog, de Baltische Glint, die over honderden kilometers door het hele Oostzeegebied te volgen is. Vanaf de Zweedse eilanden Öland en Gotland via Estland tot de stad Narva in het oosten van Estland. Hij markeert de grens tussen het Baltische schild en de zuidoostelijk gelegen, aangrenzende, veel jongere gesteenten.

FOTO: HANS DE JONG
Bij Jägala Joa, ten oosten van Tallinn, stort het water van de rivier de Jägala zich in een indrukwekkende waterval over de rand van de Baltische Glint.

Estland

Estland is niet op zich groot, maar door de vele eilanden en kapen heeft de kust een lengte van ruim 3500 km met prachtige kliffen en klippen. Deze maken deel uit van de Baltische Glint, de steilrand die we hiervoor bespraken. De oudste gesteenten die in de Estse kliffen dagzomen, dateren uit het Cambrium. Ze behoren tot het onderste deel van de steilrand van de kliffen langs de noordkust van het eiland Hiiumaa en het vasteland. De gesteenten erbovenop zijn kalkstenen uit het Ordovicium. Ze bevatten veel fossielen, waarvan de bekendste de Orthoceras is, een vroege inktvissensoort. Dit fossielrijke gesteente wordt in heel Scandinavië gebruikt om gebouwen, vloeren en trappen te verfraaien in mooi gezaagde en gepolijste vorm. Het is bijvoorbeeld in het stadhuis van Oslo te bewonderen en komt ook voor als bouwsteen in de trouwzaal van Zierikzee. De Baltische Glint langs de noordkust van Estland en het eiland Hiiumaa bestaat voornamelijk uit deze kalksteen en vormt een pakket van in totaal 70-80 meter dik. Bij de stad Paldiski, die op een kaap ligt, dagzoomt het complete lagenpakket uit het Ordovicium in de Glint.

Landinwaarts, bij Jägala Joa, direct ten oosten van Tallinn, stort het riviertje de Jägala zich in een indrukwekkende waterval over een vlak liggend pakket van die kalksteen. De waterval is onderdeel van de Baltische Glint, die hier een paar kilometer landinwaarts ligt.

De oude hoofdstad Tallinn is gebouwd boven op de hoge steilrand van de Baltische Glint. Het uitzicht hiervandaan is prachtig.

Gesteente uit het Siluur ligt op het eiland Saaremaa aan of dicht bij de oppervlakte. Het bestaat voornamelijk uit kalksteen en dolomiet. Door de branding van de Oostzee zijn ze in de kliffen langs de noordkust van het eiland en langs de westkust van het vasteland van Estland goed ontsloten. Bij het dorp Panga op Saaremaa is dit het best te zien. Boven op de klif is er een prachtig uitzicht over de zee. Onderaan de klif ligt een flauw zeewaarts hellend rotsplateau (abrasieplat) dat uit hetzelfde gesteente bestaat en bij hoogwater overstroomt. Door de geringe getijverschillen in de Oostzee is deze erosievlakte langs de kust bijna altijd goed zichtbaar.

Aan de voet van de kliffen liggen ook enkele mariene terrassen, ontstaan door de isostatische opheffing van het Scandinavische schild na de laatste ijstijd, het Weichselien. Toen de zware ijspakketten smolten, veerde de aardkorst hier op. Op het strand liggen diverse Zweedse en Finse zwerfstenen. Het zijn rolstenen van vooral granieten, rapakivi en rode Oostzeekwartsporfier. De plek is een officieel geopark – aangewezen omdat je hier de geologische geschiedenis van nabij kunt zien. Bij Tagaranna, iets westelijker, liggen aan de voet van de kliffen vooral kalkstenen met veel fossielen.

Rondom het plaatsje Palmse, ten oosten van Tallinn, dagzoomt overal de Ordovicische kalksteen. Het gesteente zit vol met fossielen van de Orthoceras, maar de meeste exemplaren zijn gebroken, onvolledig of geërodeerd. Ongeveer 15 km noordwaarts zijn op het schiereiland Käsmu aan het strand veel zwerfstenen te vinden die door het landijs in het laatste glaciaal uit Scandinavië zijn aangevoerd. De zeebodem helt heel flauw van het land af. Bij de langzame stijging van het gebied wordt deze baai steeds ondieper en zijn stenen die ver in zee lagen, steeds gemakkelijker zichtbaar.

Zweden

Ook in Zuidoost-Zweden is de Baltische Glint heel goed zichtbaar, vooral langs de kust van Gotland. Daar is het een klif met een hoogte tussen de 20 en 50 meter. Langs de westkust van Gotland ligt de spectaculaire Silurische Glint, een zelfde, maar jongere klif dan die langs de kust van Estland. Onder meer de hoofdstad Visby is hierop gebouwd. Vanaf de veerboot vanuit het Zweedse vasteland rijst de klif, lokaal Högklint genoemd, vanuit zee op tot flinke hoogte. De stad ligt daar hoog boven op de steilrand als ‘bovenstad’.

FOTO: HANS DE JONG
Op het strand van Fårö is de Glint zichtbaar in de vorm van bizarre dikke pilaren van kalksteen, Raukar genoemd.

In de binnenstad zijn bij boekwinkels mooie boeken te koop over de bijzondere oorsprong van de klif en over de fossielen die in de kalksteen uit het Siluur voorkomen. Waar je ook kijkt op de stranden, overal liggen ze voor het oprapen. Het zijn vooral koralen en stromatoporen (zeer oude organismen met een kalkskelet). De laatste zijn het mooist te zien op het kleine eiland Fårö, dat aan de noordkant van Gotland ligt en met een korte oversteek over een zeestraat bereikbaar is. Op het strand staan bizarre pilaren van kalksteen, raukar genoemd, die vol zitten met vooral stromatoporen in allerlei complexe ronde vormen, die een beetje lijken op afgeknotte uienschillen. Het strand ligt vol met fossielen van koralen en heeft een aantal mariene terrassen. Ze geven aan dat het hele eiland, bevrijd van de ijslast uit het laatste glaciaal, geleidelijk maar schoksgewijs uit de Oostzee omhoog rijst. De Baltische Glint in Estland zet zich dus op de bodem van de Oostzee voort naar het verre Gotland.

FOTO: HANS DE JONG
Overal op de stranden van Gotland en op het iets noordelijker gelegen eiland Fårö liggen fossielen stromatoporen, zeer oude organismen met een kalkskelet uit het Siluur.

Op het Zweedse eiland Öland is geen loodrechte steilrand te zien, maar meer een flauwe helling naar zee, waar de Ordovicische glint aan de oppervlakte ligt.

Niettemin geeft de relatie tussen de Estlandse en Zweedse kliffen uitstekend weer hoe het Baltische schild geleidelijk is gegroeid tot het formaat van het huidige continent Europa.