De economie van de nacht

1 september 2014
Auteurs:
Irina van Aalst
Faculteit Geowetenschappen, Universteit Utrecht
Dit artikel is verschenen in: geografie september 2014
Als de nacht valt
Nederland
Kennis
FOTO: IRINA VAN AALST
Als het donker wordt, treedt de nachteconomie in werking: hier het Schouwburgplein in Rotterdam.

Als de nacht valt, verandert de stad: een ander ritme, ander licht, andere geluiden en andere omgangsvormen. Binnensteden transformeren tot bruisende uitgaanscentra. Horecavoorzieningen en dance-evenementen zijn steeds vaker expliciet onderdeel van stedelijk beleid. Dat levert een spanningsveld op, want de nieuwe bewoners van de binnenstad – aangetrokken door de gerevitaliseerde omgeving – klagen over de nachtelijke onrust.

 

Sinds de de-industrialisatie en daarmee samenhangende veranderingen in de stedelijke economische basis richten stadsbestuurders steeds vaker de aandacht op consumptie en vrijetijdsbesteding. Vanaf het moment dat de industrie werd verplaatst, veel banen verdwenen en fabrieken ongebruikt achterbleven, werden lokale strategieën ontwikkeld om steden weer zichtbaar, uniek en attractief te maken. Vanaf de jaren '80 werden culturele clusters en grootschalige evenementen als onderscheidende elementen gebruikt in de revitalisering van stadscentra. Zo was het predicaat van Europese Culturele Hoofdstad voor industriestad Glasgow (1990), havenstad Rotterdam (2001) en het industriële Ruhrgebied (2010) een teken van hernieuwd optimisme.

Ook horecavoorzieningen en dance-evenementen zijn steeds vaker expliciet onderdeel van dit stedelijke beleid: belangrijk voor zowel de stedelijke economie als het gewenste (inter)nationale imago van de stad. Oude fabrieksgebouwen zijn getransformeerd in feestlocatie of poppodium, en de werkgelegenheid in de uitgaanssector is explosief gegroeid. Horecaondernemers richten zich op specifi eke groepen met attractieve acties, zoals happy-hours en student-only nights. Vooral in de Angelsaksische literatuur wordt daarom gesproken over de night-time economy waarmee een directe relatie wordt gelegd tussen het uitgaansleven, de economische waarde en de internationale stedenstrijd. De nachteconomie wordt gezien als een ‘verdubbeling’ van de stedelijke economie. Ook in Nederlandse steden zijn stadsbestuurders zich bewust van de economische meerwaarde van de horecabranche. ‘De horeca bepaalt mede die beleving van Groningen als gastvrije, aantrekkelijke en unieke stad. De horecasector is bovendien een economisch belangrijke sector met een grote werkgelegenheidscomponent. Kortom: de horeca is een sector van betekenis voor Groningen’, aldus de horecanota van Groningen 2011-2015. 

FOTO: RENE PASSET
De voormalige drukkerij van Trouw is een populaire partylocatie. Hier beelden van een dancefeest georganiseerd door Viral Radio in mei 2010.

24 uur

Het concept van de 24-uurseconomie was in Engelse steden ook een antwoord op de snelle suburbanisatie van bewoners en voorzieningen in de jaren '70 en '80. Waar bewoners zich terugtrokken in de suburbs, werd het binnenstedelijke nachtleven gedomineerd door een beperkte groep jongeren, prostituees en verslaafden, die overlast veroorzaakten en gevoelens van onveiligheid opriepen. Het idee van de 24-uursstad was nieuw leven te blazen in de nachtelijke stad om meer verschillende mensen naar het stadscentrum (terug) te krijgen. Bijvoorbeeld door evenementen en festivals, zoals museum- en theaternachten. Culturele instellingen openden hun deuren ’s avonds en ’s nachts voor een breed publiek. Het bekendste jaarlijkse nachtfestival is Nuit Blanche. De ‘witte nacht’ begon ooit in Parijs maar tovert inmiddels vele Europese steden tijdelijk om tot een gratis openluchtgalerie. 

Nachtbrakers

De stedelijke nachteconomie en veranderende uitgaanspatronen worden niet alleen veroorzaakt door de genoemde economische en ruimtelijke veranderingen maar ook door sociaalculturele factoren. Meer vrije tijd, een hoger besteedbaar inkomen, vrouwenemancipatie en democratisering van het onderwijs hebben eff ect gehad op het nachtleven. Uit een recente publicatie van Ninette van Hasselt in een themanummer van Agora over uitgaan, blijkt dat tot een eeuw geleden uitgaan het domein was van volwassenen die in het weekend cafés of variététheaters bezochten. De opmars van de televisie bracht verandering. Volwassenen bleven in het weekeinde massaal thuis, terwijl jongeren de stad ingingen. Onderdeel van de jeugdcultuur die zich afzette tegen de gevestigde orde, was een toename van het drugsgebruik halverwege de jaren '60. Middelen zoals cannabis en LSD werden symbolen van de hippiecultuur. Ook het aantal concertzaaltjes en dancings nam snel toe. Zo werden de werfkelders in Utrecht herontdekt en gebruikt voor optredens. De bezoekers waren vooral studenten en jonge werkenden. Niet veel later werd dansen op muziek van platen populair. Dit luidde het tijdperk van de disco in. Samen met de latere houseparties veranderde dit het uitgaansleven. Er ontstonden clubs en er werd tot diep in de nacht gedanst. De opkomst van dance-evenementen luidde een tijd in van grootschalige feesten.

Het aanbod van stedelijke uitgaansvoorzieningen is gedifferentieerd. Naast de meer commerciële clubs met populaire muziek, meestal gevestigd in de stedelijke centra, zijn er ook veel kleinere en onafhankelijke uitgaansgebieden. Deze underground bevindt zich vaak aan de rafelranden van de stad. Plekken buiten het stadscentrum waar de gemeente Amsterdam onlangs een aantal 24-uursvergunningen heeft afgegeven aan clubs in Noord en in Zuidoost.

Niet iedere club of ieder feest heeft een vaste locatie. Er is steeds vaker sprake van pop-up horeca: tijdelijke clubs die het reguliere aanbod aanvullen. Vaak ontstaan ze op onverwachte plekken in leegstaande kantoren en oude pakhuizen. Momenteel staat Amsterdam-Oost in de belangstelling. Twee populaire feestlocaties bevinden zich in de voormalig drukkerij van dagblad Trouw en in het oude Volkskrantgebouw aan de Wibautstraat, waar inmiddels ook een ‘Volkshotel’ is gestart. Bij zulke uitgaansgelegenheden zijn het juist de rauwe kantjes en het onbekende die de plek interessant maken. Tijdelijke horeca wordt ook ingezet als middel tegen de verloedering en gevoelens van onveiligheid. Zo zijn de afgelopen jaren diverse projecten gestart waarin tijdelijke horeca een rol kreeg om de leefb aarheid te vergroten, bijvoorbeeld aan de Rotterdamse West-Kruiskade en in de Haagse Transvaalbuurt.

Dance als topsector
FOTO: MARC DRIESSEN/ADAMTOREN

De dance scene is van grote betekenis voor de Nederlandse economie, met internationale successen van Nederlandse dj’s zoals Armin van Buuren, Tiësto en Afrojack, en grootschalige festivals zoals het Amsterdam Dance Event. Het belang van dance als Nederlands exportproduct blijkt uit het feit dat sinds begin 2013 dance officieel is opgenomen in de topsector creatieve industrie. Het is een van de acht belangrijkste economische pijlers in dit topsectorenbeleid van de overheid.
Het oude hoofdkantoor van Shell Research in Amsterdam-Noord heet voortaan A’DAM, wat staat voor Amsterdam Dance and Music. Met zeventien verdiepingen en een prominente plek aan het IJ gaat Toren Overhoeks twee clubs en een panoramarestaurant herbergen. Het vrijgeven van de openingstijden moet bijdragen aan het imago van Amsterdam als wereldstad. ‘Een dergelijk soort uitgaansleven is essentieel, want het brengt jonge mensen naar de stad’, zegt aandeelhouder Sander Groet van Club Air. ‘Vroeger heette dat overlast, nu zien ook stadsbestuurders er de grote mogelijkheden van in.’ (NOS, 10 januari 2014)

RENE PASSET

Daarnaast zijn er underground feesten waarvan de locatie pas op het laatste moment wordt aangekondigd via sociale media. Via Facebook is het al vaker gelukt om in korte tijd een horde mensen op de been te krijgen. Weg van gereguleerde en gestileerde plekken en vaak illegaal. In Nederland wordt daarvoor de term rave gebruikt. Voor één etmaal wordt een tunnel, boot of loods omgetoverd tot feestlocatie. Maar steeds meer rafelranden en industrieterrein worden gerevitaliseerd en krijgen nieuwe functies. Gekraakte percelen en tijdelijke clubs moeten dan het veld ruimten en plaatsmaken voor hoogwaardige winkelvoorzieningen, hotels of nieuwe woonwijken. 

Nachtelijke overlast

Enerzijds wordt het uitgaansleven gebruikt om bepaalde buurten op de kaart te zetten. Anderzijds klagen de nieuwe bewoners en ondernemers steeds vaker over lawaai, drugsgebruik en toenemende drukte. Zij zien liever restaurants en cafés in hun buurt dan bijvoorbeeld nachtdiscotheken. De ‘vertrutting’ van de stad, die volgens critici te wijten is aan het eigen succes van de stad, is in meerdere Europese binnensteden opgetreden. In 2010 riep Le Monde Parijs uit tot ‘Europese hoofdstad van de verveling’. Het nachtleven en uitgaansvoorzieningen staan onder druk. Zo vertelt Ted Langenbach, initiatiefnemer en creatief directeur van de Rotterdamse danceclub Now&Wow, in 2011 aan de Volkskrant (16 december 2011): ‘Eerst vinden de hippe en coole mensen elkaar in de rafelige plekjes van de stad. Dan wordt zo’n buurt gezellig en gewild. De huizenprijzen stijgen. Er komen yuppen wonen, die klagen over lawaai van de clubs. De coole en hippe mensen trekken weg. Gentrification. Een proces dat je ook in Berlijn ziet: hippe vrijplaatsen worden woonwijken vol klaagbewoners.

Vroeger heette het overlast, nu zien stadsbestuurders er de mogelijkheden van in

Er lijkt in toenemende mate een spanningsveld tussen de verschillende functies en gebruikers van stedelijke centra. Buurtbewoners spelen een steeds belangrijkere rol bij de totstandkoming van regelgeving in uitgaansgebieden. Het aantal klachten over geluidsoverlast van horeca door omwonenden neemt de laatste jaren enorm toe. In de Utrechtse binnenstad zijn bewoners de overlast van de snackbars zat. Mensen hebben last van lawaai, rotzooi en kotsende feestvierders die ’s nachts nog even wat willen eten bij de snackbar. De bewoners eisen dat de eetgelegenheden eerder dichtgaan zodat de rust weer kan terugkeren in de binnenstad.

Maar ook stadsbestuurders en politici zijn erbij gebaat de schaduwkanten van de nacht te bedwingen, willen ze van de consumptiegerichte nachteconomie een succes maken. Daarbij wordt ingezet op regulering en toezicht, zoals eerder in deze serie te lezen was. Het optimisme over de meerwaarde van de nachteconomie staat in groot contrast met de overwegend negatieve berichtgeving van het nachtleven in zowel onderzoek als media. De aandacht gaat veelal uit naar overlast en asociaal gedrag. Media rapporteren regelmatig over excessen tijdens uitgaansavonden. Jongeren zouden zich massaal in coma zuipen, en overlast en geweld zouden schrikbarend toenemen. Denk aan de mishandeling van een man uit Eindhoven die op weg naar huis een groep jongens tegenkwam die hem op brute wijze mishandelde (Geografie juni 2014). Dit soort uitbarstingen van geweld gebeurt vaker in uitgaansgebieden en is tegenwoordig via sociale media gemakkelijk vastgelegd en snel met elkaar gedeeld. Het Stratumseind in Eindhoven, de grootste uitgaansstraat van Nederland, staat voor een belangrijke opgave. Het gebied moet kwalitatief worden verbeterd qua veiligheid en economische levensvatbaarheid. De gemeente is daarom Stratumseind 2.0 gestart, waarbij ze intensief samenwerkt met ondernemers, politie, brouwerijen, vastgoedeigenaren en de bewoners.

Parijs gooit het over een andere boeg en zet ‘Les Pierrots de la Nuit’ in. Acteurs en muzikanten proberen op creatieve en interactieve wijze de overlast van uitgaan in stedelijke centra onder de aandacht te brengen en te beperken. Inmiddels is dit concept ook geïntroduceerd in Brussel en Barcelona, en zijn er vergevorderde plannen in Berlijn, Lissabon en Genua. 

 

BRONNEN 

• Aalst I. van, Schwanen T. & I. van Liempt 2014. Video-surveillance and the production of space in urban nightlife districts. In: J. van den Hoven, B. Koops, H. Romijn, T. Swierstra & N. Doorn (Eds.) Responsible Innovation; The ethical governance of new and emerging technologies. Springer, Dordrecht. 
• Aalst, I. van & I. van Liempt 2013 (red.). Themanummer Agora 2013(5), Nachtleven. 
• Bianchini F. 1995. Night cultures, night economies. Planning Practice and Research 10: 121-126. 
• Chatterton P. & R. Hollands 2003. Urban Nightscapes. Youth Cultures, Pleasure Spaces and Corporate Power. Routledge, London/New York. 
• Lovatt A. & J. O’Connor 1995. Cities and the Night-time Economy. Planning, practice & research 10: 127-134. 
• Shaw R. 2010. Neoliberal subjectivities and the development of the nighttime economy in British cities. Geography Compass 4: 893-903.