Vanuit verschillende disciplines wordt onderzoek gedaan naar de invloed van de hond op de fysieke gezondheid van hun baasje en hun bijdrage aan sociale netwerken en cohesie. Vooral de dog parks in Amerikaanse steden blijken aanleiding te geven tot onderzoeken naar sociaal kapitaal, activisme, betrokkenheid en gentrificatie. Wist u dat de hond in het leggen van contacten in een dog park net zo functioneert als een avatar in een online wereld? Als de honden goed overeenkomen, ontstaat er contact tussen de baasjes. Zij kennen vaak de naam van elkaars hond wel, maar die van elkaar niet. Een andere vraag die in de animal geography wordt gesteld, is wat de plaats van dieren in de samenleving is. Die vraag kan vanuit historisch oogpunt worden beantwoord. Maar met de bijzondere rol die honden tegenwoordig innemen in veel huishoudens, dringt vooral de vraag zich op of de stad ook op honden ingericht is of zou moeten worden. In dertig jaar tijd is het dog park van initiatief dat veel wenkbrauwen deed fronzen, uitgegroeid tot bijna standaardelement in de planning van nieuwe parken, samen met speeltoestellen, verharde paden, frisbeevelden, bankjes en parkeerplaatsen. Toch is er nog steeds strijd om deze dog parks (waarom kostbare ruimte of financiële middelen geven aan deze blaffende en bijtende viervoeters?), en zijn de bestaande vaak overvol.
De gebeten hond in de openbare ruimte
Volgens TNS Nipo zijn er in Nederland circa 2,2 miljoen honden. Voor sommige mensen horen ze bij het gezin, anderen hebben een bloedhekel aan de blaffende en bijtende viervoeters. Om conflicten te vermijden wordt de openbare ruimte steeds meer in compartimenten verdeeld.
Afgelopen september lanceerde Natuurmonumenten de Grote Natuur Enquête. Zij wilde van haar achterban weten hoe ze de inrichting en het beheer van haar gebieden verder kan verbeteren. Elk weekend trekt Nederland immers massaal de bossen in of de heide op. Leidt dat niet tot overgebruik of conflicten tussen de verschillende ruimtegebruikers? En wat betekent dat voor de kwaliteit van de natuur en de natuurervaring? In het filmpje dat oproept om de enquête in te vullen (zie YouTube) moet een wandelaar opzij springen voor een mountainbiker, die weer abrupt moet remmen voor een vrouw met hond, die vervolgens achter de jonge hertjes en joggers aan gaat. ‘Als we alleen of met een paar zijn, kan het allemaal wel. Maar met z’n allen is dat niet goed voor de natuur’, aldus Natuurmonumenten. De uitkomsten van de enquête worden gebruikt om natuurgebieden aan te passen, zodat ze goed beschermd blijven en iedereen ervan kan genieten.
Conflicterend ruimtegebruik
Het is de vraag of Natuurmonumenten erin kan slagen natuurgebieden te creëren waarvan alle gebruikersgroepen kunnen genieten. Openbare ruimte wordt beschouwd als een plek voor iedereen; zonder entreegelden, strenge regelgeving of openingstijden en dus vrij toegankelijk. Veel recreanten zien ook natuur als openbaar of gemeenschappelijk bezit, ook al zijn de gebieden eigendom van Natuurmonumenten.
Diverse theoretici hebben het belang van ontmoetingen in de openbare ruimte onderstreept. Zo waren Arendt en Habermass van mening dat deze ontmoetingen leiden tot wederzijds begrip en gedeelde doelen en belangen. De interactie met mensen die anders zijn dan jezelf leidt tot sociale binding, tolerantie en zelfs innovatie en economische groei. Ontmoetingen zijn nuttig, ook – of misschien wel juist – als ze onplezierig zijn. Watson (2006) noemt dit rubbing along en stelt dat mensen door dit ‘schuren’ beter leren risico’s en situaties in te schatten. Hierdoor zijn ze op de lange termijn minder angstig voor elkaar. Jacobs (1961) spreekt over een intricate street ballet en ziet de openbare ruimte als ontmoetingsplek vol interactie en sociale controle, waar iedere bezoeker een eigen rol heeft als in een balletvoorstelling.
Geen enkele openbare ruimte is echter werkelijk openbaar, ook het bos niet. Er gelden altijd regels. Sommige maatregelen worden door bepaalde gebruikers als beperkend ervaren (bijvoorbeeld aanlijnplicht voor honden), maar door anderen juist als een verademing. Bovendien leidt openbaarheid niet automatisch tot ontmoeting en interactie. Volgens Goff man (1961) zijn mensen vaak gelijktijdig op dezelfde plek zonder direct met elkaar te communiceren; er is zogezegd co-presence without co-mingling. Vaak kies je de mensen met wie je wilt afspreken (us) en mijd je anderen (them). Dit alles maakt het haast onmogelijk een openbare ruimte te creë-ren waar iedereen zich thuis voelt. Om conflicten te voorkomen wordt de oplossing gevonden in vermijden: openbare ruimte wordt opgedeeld en toegewezen aan een bepaalde gebruikersgroepen. Zo worden skateboarders uit binnensteden geweerd, omdat hun activiteiten conflicteren met de belangen van andere ruimtegebruikers. Ze krijgen in ruil daarvoor een skatepark toebedeeld.
In dit artikel richten we ons op een andere groep die vaak de ‘gebeten hond’ is in de openbare ruimte: de 2,2 miljoen viervoeters. Behalve dat het er veel zijn, zijn ze duidelijk aanwezig in de openbare ruimte. Dagelijks worden ze er uitgelaten, vaak meerdere malen per dag, waardoor ze in grote mate bijdragen aan het ‘straatballet’
Schijter en bijter
‘God had de “hondenbezitter” nimmer in zijn schepping dienen te incorporeren’, kopte de Volkskrant in juni 2014. In het artikel is Ton de Kok – publicist, jogger én hondenhater – aan het woord: ‘Al drie decennia plegen wij op zondagmorgen met een groep mannen een uurtje te joggen in bos en op hei. Onbewust proberen wij daardoor de dood voor te blijven. [..] Als er schapen in de buurt zijn, staat er een bordje: honden moeten worden aangelijnd. Als er alleen joggers rondlopen, mogen de honden tegen je op springen, je omver lopen, je gezicht likken of vrij naar kuit of kont happen.’
De hond als overlast in de openbare ruimte is een dominant discours in de media, niet alleen in de Volkskrant. Op menig internetforum (van Viva tot en met de Martin Gaus webshop) wordt gediscussieerd over de relatie tussen honden en hardlopers, met tips om er bij toekomstige ontmoetingen zonder kleerscheuren van af te komen. De uitkomst van de Grote Natuur Enquête bevestigt dit beeld. Loslopende honden blijken een bron van overlast volgens de ruim 43 duizend respondenten. Overigens is dat niet zo verrassend. Op de vraag ‘Als u een natuurgebied bezoekt, heeft u dan wel eens last van andere gebruikers/bezoekers?’ staan loslopende honden als eerste antwoordcategorie vermeld, en bijvoorbeeld ruiters pas als negende. 60 procent van de niet-hondenbezitters en 52 procent van de hondenbezitters vermoeden dat loslopende honden achter het wild aan gaan. 43 procent van de baasjes zit bovendien niet te wachten op mogelijke confrontaties tussen de eigen aangelijnde hond en losrennende exemplaren.
Behalve als ‘bijter’ wordt de hond ook vaak afgeschilderd als ‘schijter’. De Kok vraagt zich af hoeveel drollen deze 2,2 miljoen honden wel niet produceren: ‘Miljoenen kilo’s stront vallen dagelijks op vaderlandse bodem. [..] Als die bergen hondenvoer anders aangewend zouden worden, zou de honger in de wereld een stuk worden teruggedrongen’. Hondenpoep scoort hoog in lijstjes met ergernissen, net als parkeeroverlast, zwerfvuil en graffiti. Op veel plaatsen in Nederland geldt een opruimplicht; wandelen zonder poepzakjes kan leiden tot een boete. Maar niet iedere hondenbezitter trekt zich hier iets van aan. De (overlast van) hondenpoep wordt dan ook vaak aangedragen als rechtvaardiging voor hondenbelasting: de vervuiler moet betalen. Momenteel is er een discussie gaande over aanpassing van dit beleid en wordt hondenbelasting in steeds meer gemeenten afgeschaft , hoewel deze volgens het Centraal Bureau van de Statistiek meer dan 50 miljoen euro per jaar aan inkomsten genereert.
Compartimentering
Een ander middel om overlast tegen te gaan is de opsplitsing van openbare ruimte, met onder andere hondvrije gebieden. ‘Hier mag ik niet komen!’ Een rood bordje in Oisterwijk geeft aan dat het speelterrein verboden is voor honden. De bordjes komen in verschillende varianten: een totaal verbod, een verbod als er schapen grazen en een bordje dat aangeeft dat de plek weliswaar toegankelijk is, maar wel een opruimplicht kent. Met glimlachende hondjes erop ogen de borden nog redelijk vriendelijk, maar daarachter gaat een strijd schuil tussen verschillende openbare ruimtegebruikers. Om rubbing along tegen te gaan, wordt de openbare ruimte in compartimenten opgedeeld: iedere gebruiker krijgt zijn eigen stukje stad. Of natuur, want ook daar zijn al aparte voetpaden, fietspaden, ruiterpaden, rolstoelpaden, mountainbikeroutes en losloopgebieden. In haar enquête noemt Natuurmonumenten compartimentering ook als mogelijke oplossing. Dat kan zowel ruimtelijk (‘elke groep gebruikers heeft zijn eigen pad’) als temporeel (‘zoneren in tijd’, iedere gebruikersgroep zijn eigen timeslot). De temporele compartimentering is overigens niet nieuw. In het ‘seizoen’ zijn veel Noordzeestranden tussen zeven uur 's morgens en zeven uur 's avonds verboden gebied voor honden.
Andere oplossingen die Natuurmonumenten voorlegt in de enquête zijn een beperking van het aantal gebruikersgroepen op een plek, of een maximumaantal bezoekers. Onlangs opperde een aantal Utrechtse natuurbeheerders bijvoorbeeld het groeiende aantal uitlaatservices op bepaalde plekken te beperken. Die moeten in de toekomst bieden op toegangsrechten om met de viervoeters de natuur in te mogen. Zouden soortgelijke rechten ook gekocht moeten worden door de even populaire bootcamps en andere trimclubs die de argeloze wandelaar op zondagochtend voorbij stuiven of de bankjes bezetten met hun push-ups? Ten slotte wordt de oplossing gezocht in het gedrag van mensen. Die zouden elkaar kunnen aanspreken op overlast of meer rekening met elkaar kunnen houden. Dit soort social engineering is wellicht moeilijker te realiseren dan de aanleg van ruiterpaden, mountainbikepaden en losloopgebieden.
Daarom wordt er ook gekeken naar de boswachter als ordehandhaver of choreograaf die het ballet laat dansen. Uiteindelijk lijkt dit meer wenselijk dan compartimentering, die leidt tot wat socioloog Sennett closed systems noemt: plekken waarvan de vorm en functie dusdanig vastliggen dat flexibiliteit, vitaliteit en spontaniteit verloren gaan. Dat geldt niet alleen voor bezoekers van natuurgebieden, maar bijvoorbeeld ook voor jeugd die alleen mag hangen op officiële jongerenontmoetingsplaatsen, en voetballen op omheinde pleintjes. Er zijn wellicht geen confrontaties meer door deze gesloten systemen, maar ook geen levendigheid en straatballet.
Trouwe kameraad
Terwijl honden vaak als overlast worden gezien, zijn er ook voorbeelden dat hun aanwezigheid, of liever die van hun baasjes, wordt gewaardeerd. Steeds meer Nederlandse steden en dorpen lanceren het project Waaks! Daarmee wil de politie gebruik maken van de oplettendheid van mensen die hun hond uitlaten om de veiligheid op straat te vergroten en criminaliteit tegen te gaan. Honden bezitters lopen immers veel door hun eigen buurt, vaak ook in de avonduren. Zij kennen de buurt en de mensen die er wonen, en daardoor vallen afwijkende situaties snel op. De ondertitel van Waaks! is dan ook ‘partners in opsporing’. Geïnteresseerden kunnen een korte cursus krijgen, zodat ze weten waarop ze moeten letten. Het is nadrukkelijk niet de bedoeling dat ze zelf interveniëren als ze iets opmerken, maar dat ze dit melden bij de politie.
Omdat Waaks! vaak wordt toegepast in combinatie met andere interventies zoals Burgernet, is moeilijk vast te stellen of een eventuele daling van inbraakcijfers of stijging van aanhoudingen toe te wijzen is aan de oplettendheid van hondenbezitters. Wel lijkt het een positief effect te hebben op de sociale cohesie, omdat de bewoners meer betrokkenheid en sociale controle ervaren in de wijk. Bij enkele hondeneigenaren roept het project juist weerstand op. Sommigen zijn bang voor eventuele represailles, anderen vinden het project betuttelend – ze letten ook zonder speciaal project wel op. Er zijn ook hondenbezitters die zich niet belangeloos willen inzetten.
Of je honden nu wilt zien als schijtende, bijtende overlastbezorgers of als sociaal bindmiddel en partner in crime, hun plek in de openbare ruimte is onmiskenbaar
Honden kunnen ook bijdragen aan een verbeterde gezondheid. Onderzoek heeft herhaaldelijk uitgewezen dat wandelen gezondheidsvoordelen heeft voor zowel baas als hond. Verder zijn ze goed voor het opbouwen van een sociaal netwerk. In verschillende Amerikaanse studies naar dog parks komt steeds het sociale aspect naar voren. Hondenbezitters ontmoeten elkaar, vaak met enige regelmaat. Soms knopen ze een praatje aan terwijl de honden met elkaar spelen. Sommige hondenbezitters stemmen zelfs hun wandeltijd op elkaar af. Deze netwerken ontstaan ongeacht leeftijd, geslacht, etniciteit of opleiding van de hondenbezitters. Hoewel goed voor de sociale contacten en sociale cohesie is het dog park geen utopische samenleving. Ook hier vindt uitsluiting plaats, zo ervaren de bezitters van honden die in de media vaak als agressief worden afgebeeld.
Of je honden nu wilt zien als schijtende, bijtende overlastbezorgers of als sociaal bindmiddel en partner in crime, hun plek in de openbare ruimte is onmiskenbaar. Van geen enkel ander huisdier bestaan zo veel verschillende gebods- en verbodsbordjes of ruimtelijke voorzieningen als losloopgebieden, uitlaatveldjes en speciale prullenbakken. Het zegt iets over de plek van de hond in de samenleving. Voor veel eigenaren is de hond lid van hun gezin en gaat dus mee recreëren: samen wandelen in het bos, maar ook winkelen of naar een café. Voor veel niet-hondeneigenaren blijft de hond een beest: je neemt je paard of kip toch ook niet mee de winkel in? Compartimentering lijkt vooralsnog de dominante manier om conflicten met andere ruimtegebruikers te vermijden. Het levendige straatballet bestaat dus uit veel verschillende kleine gezelschappen, ieder op hun eigen podium.
En dan is het nu tijd om met onze teckels te gaan wandelen. Naar het losloopgebied. Met poepzakjes.
BRONNEN:
ZIE WWW.GEOGRAFIE.NL