De gele hesjes

1 mei 2020
Auteurs:
Pieter Leroy
Sectie Geografie, planologie en milieu, Radboud Universiteit Nijmegen
Dit artikel is verschenen in: geografie mei 2020
Frankrijk
Kennis
FOTO: THOMAS BRESSON
In november 2018 bezetten actievoerders in gele hesjes vele rotondes en tolpoorten in de Franse periferie - van Calais tot Marseille.

Sociale geografie van een volkse milieubeweging

De ‘gele hesjes’ vormen nu al anderhalf jaar een opvallende sociale beweging. Ze komen in opstand tegen de ‘verwoestijning’ van grote delen van Frankrijk door de globalisering, en bekommeren zich wel degelijk om het milieu, hún milieu. Milieubeleid heeft alleen succes als het ook de ongelijkheid aanpakt.

 

Uit het niets waren ze daar, in november 2018: les gilets jaunes, de gele hesjes. In heel Frankrijk werden rotondes en tolpoorten bezet. De actievoerders droegen gele hesjes, eigenlijk bedoeld om op te vallen als je met autopech aan de kant van de weg staat. En opvallen deden en doen ze, nu al anderhalf jaar lang. Het was al even geleden dat Frankrijk, toch bekend als makkelijk mobiliseerbaar en roerig, zo’n sociale beweging had zien ontstaan. Waar komen de gele hesjes vandaan en waarvoor komen ze op? Hoe kunnen we ze begrijpen en wat is hun betekenis?

Brandstof

Al twee keer eerder, in 2001 en 2010, had de Franse regering aangekondigd de belasting op benzine en diesel flink te zullen verhogen. Tweemaal had ze die maatregel moeten intrekken vanwege massaal protest. Door de lage prijzen op de internationale oliemarkt leek de ingreep dit keer, najaar 2018, kansrijker. Bovendien werd die brandstoftaks nu ook verdedigd als ‘koolstoftaks’, als onderdeel van het Franse klimaatbeleid volgend op het Akkoord van Parijs uit 2015.

Dat was echter buiten de gele hesjes gerekend. Er ontstond een fel protest, aangezwengeld door enkele initiatiefnemers. Via sociale media wisten zij duizenden en daarna honderdduizenden mensen te mobiliseren om rotondes te bezetten, tolpoorten te blokkeren en manifestaties bij te wonen, elke  zaterdag opnieuw. Op www.gilets-jaunes.com hield de beweging op een kaart bij waar acties worden gevoerd. Het ministerie van Binnenlandse Zaken deed hetzelfde in een poging greep te krijgen op de situatie. Over die kaarten zo meteen meer.

De dupe

Voor een goed begrip van de commotie zijn twee kenmerken van Frankrijk van belang. Ten eerste: Frankrijk heeft een gemiddelde bevolkingsdichtheid van 105 inwoners per vierkante kilometer. Dat is vijf keer minder dan Nederland. Voor meer dan de helft van de 100 departementen (de overzeese gebiedsdelen niet meegerekend) is dat minder dan 100 inwoners per vierkante kilometer, en voor een kwart zelfs minder dan 50 inwoners per vierkante kilometer. In die dunbevolkte delen is een auto onmisbaar.

Ten tweede: in vrijwel geheel Frankrijk raken werkgelegenheid, winkels, scholen, ziekenhuizen en andere publieke en private diensten steeds meer geconcentreerd in de middelgrote steden, terwijl in de kleinere steden en op het platteland de postkantoren, huisartsen en andere diensten verdwijnen. Economisch geografen signaleren al langer dat de afstanden tussen wonen en werk, winkels en diensten jaar na jaar toenemen. Ook dat maakt een auto dus steeds noodzakelijker.

Dit alles leidt ertoe dat een wijkverpleegkundige in Frankrijk al gauw honderden kilometers per week rijdt. Net als elektriciens en loodgieters en andere dienstverleners die, meestal tegen hun zin, ook een ‘kleine zelfstandige’ zijn geworden. Met een netto- inkomen van 1200 tot 1500 euro per maand betekende de aangekondigde belastingverhoging op autobrandstof een extra  kostenpost van een paar honderd euro. De opstand van de gele hesjes heeft dus alles te maken met een gevoel van onrechtvaardigheid: wij kunnen niet zonder auto en wij worden gestraft. Terwijl Air France met veel meer milieuschade vooral stedelingen en mensen met een hoger inkomen de hele wereld rondvliegt, zonder een cent belasting te hoeven betalen op de kerosine.

Dwarsdoorsnede

Terug naar de actiekaarten. Op het eerste gezicht is er nauwelijks een geografisch patroon te ontdekken: de gele hesjes waren en zijn overal, van Calais tot Marseille, van Biarritz tot Strasbourg en op alle tussengelegen rotondes en tolpoorten. Wie er gele hesjes dragen, is intussen veelvuldig onderzocht. Conclusie:  eigenlijk gaat het om een dwarsdoorsnede van de Franse bevolking. Het begrip ‘heterogeen’ is dan ook vaak gebruikt, maar vooral om de beweging in diskrediet te brengen als een beweging van zeer verscheiden samenstelling en met uiteenlopende eisen. Genuanceerder is te zeggen: het gaat om een dwarsdoorsnede, maar met enkele opvallende uitschieters. Onder de gele hesjes is een bovengemiddeld percentage werkzoekend; een bovengemiddeld aandeel mensen heeft een beperking of is mantelzorger; velen zijn kleine zelfstandigen, van boer tot loodgieter, van geprivatiseerde postbode tot werkenden in thuiszorg en verpleging. Natuurlijk stond er hier en daar ook een dikke SUV bij een rotonde. Maar een opvallend groot aantal mensen leeft in bestaansonzekerheid of, op zijn Frans, la précarité: een laag inkomen, geen of tijdelijk, onzeker werk, gehandicapt of zorgend voor iemand die dat is, vaak afkomstig uit een dorp of stad waaruit het sociaaleconomische weefsel tegelijk met de bakker, de school, de huisarts en het postkantoor is verdwenen.

Rotondes

Behalve de tolpoorten op de autowegen waren vooral de rotondes het theater voor de manifestaties van de gele hesjes. Frankrijk heeft er duizenden, uniform, anoniem en zeker geen object van place attachment. De rotondes staan symbool voor een  bepaalde ruimtelijke ordening: aangelegd op alle uitvalswegen van een dorp of stad, met vrijwel altijd een supermarché van een grote winkelketen, met een benzine- en dieselpomp ernaast.  Die laatste zijn vaak gerealiseerd in de schemerzone van de legaliteit, met een vergunning in ruil voor steun aan de burgemeester. De rotondes faciliteren de uitwaartse mobiliteit, zeker, maar ze bedienen ook de grandes surfaces, die de detailhandel en daarmee ook het overige sociaaleconomische weefsel in de dorpen weghalen.

De rotonde was het betonnen toneel voor het uiten van maatschappelijk ongenoegen

Koopkrachtbehoud was de allereerste eis van de gele hesjes. Hun lonen, pensioenen en uitkeringen waren al laag, de nieuwe brandstoftaks dreigde hun koopkracht nog verder aan te tasten. Maar al snel werd het eisenpakket verruimd: erkenning van hun précarité, dus graag werkgelegenheid, huizen, winkels en dienstverlening dichtbij – een aanspreekbaar alternatief voor de anonieme websites en call centers waarop men tegenwoordig is aangewezen voor een laatste restje dienstverlening. De rotondes vormden het betonnen toneel voor het uiten van al dat maatschappelijk ongenoegen. Aan theatraliteit ontbrak het niet: de bezettingsacties op de rotondes, altijd op zaterdag ‘want door de week moeten we werken’, werden aangeduid als Acte gevolgd door een romeins cijfer. Intussen, voorjaar 2020, is men toe aan Acte LXX (70).

Framing

We hoeven de gele hesjes niet te romantiseren. Zo zijn enkele  manifestaties fors uit de hand gelopen. De gele hesjes organiseerden ook protestmarsen in de grote steden, Parijs voorop. Vanwege de massale opkomst, maar ook omdat de organisatoren weinig ervaring hadden met actievoeren, raakten ze de controle over de manifestaties enigszins kwijt. Ze werden besprongen door bestaande organisaties zoals politieke partijen van links en rechts en vakbonden, die alle probeerden de gele hesjes voor hun karretje te spannen. Het vergde, zeker in het verhitte debat via de (sociale) media, veel stuurmanskunst om ‘onafhankelijk’ te blijven. De gele hesjes waren in de ogen van sommigen louter een uiting van rechts populisme, in die van anderen juist een  uiting van nieuw politiek links engagement. En partijen van  beide extremen probeerden de gele hesjes in te lijven als hun ‘natuurlijke’ achterban.

Over die framing is op zich al een boek te schrijven. Maar het meeste reputatieverlies hebben de gele hesjes geleden doordat tijdens enkele manifestaties zogeheten black blocs – groepen in het zwart geklede activisten, naar eigen zeggen ‘anarchisten’, maar feitelijk amokmakers – in naam van het verzet de boel  kort en klein kwamen slaan. De schade aan publieke en private goederen in Parijs alleen al liep in de miljoenen euro’s. Zwak georganiseerd als ze aanvankelijk waren, onervaren ook met deze explosies van sociaal ongenoegen, is het de gele hesjes  her en der boven het hoofd gegroeid.

Tegenstelling

Ook de précarité is allesbehalve romantisch. Deze is heel concreet en materieel. Baan weg, winkel weg, huisarts weg, moeite de huur te betalen of het onderhoud aan de eigen woning te bekostigen, en een oude, slurpende diesel die hoognodig is voor de mobiliteit. Uit de getuigenissen en klachten spreekt een indringend gevoel van de grip kwijt te zijn, onteigend te zijn in een uit elkaar gevallen leefomgeving. De vertrouwde wereld is overgenomen door een geglobaliseerde wereld waar deze mensen geen vat op hebben: de rotonde heeft de eigen leefomgeving opengebroken voor de grandes surfaces, de grote  heren, het grote geld, politici met veel blingbling. Die wereld heeft geen belangstelling voor het lokale, het vertrouwde, het eigene. Geen toeval dus dat aan de rotondes tijdelijke winkeltjes opgericht werden met lokale producten. Boeren, bakkers, verzorgenden en kunstenaars hielpen mee om zich het territoir weer toe te eigenen, te werken aan een lokale economie, een lokale identiteit, enige lokale autonomie en soevereiniteit. De gele hesjes staan dus symbool voor een kloof tussen het lokale en het mondiale, voor de aloude tegenstelling tussen centrum en periferie in Frankrijk, tussen Parijs en la province. En daarmee ook tussen technocratische politici ver weg en gewone mensen. De politieke eisen van de gele hesjes sloten daarop aan: het ging niet om afschaffing van de democratie – zoals extreem links en extreem rechts graag wilden horen – maar om meer macht voor het lokale niveau, meer autonomie voor de eigen omgeving, meer zelfbeschikkingsrecht, kortom een versterking van de  democratie. In politiek opzicht kunnen de gele hesjes dus niet eenvoudig bij links of rechts worden geschaard, laat staan als populistisch weggezet. Die ongrijpbaarheid was en is lastig voor zowel politieke hoofdrolspelers als academische waarnemers.

Objectivering ongelijkheid

Nog eens terug naar de kaarten. Afgelopen januari publiceerde de onafhankelijke Conseil d’Analyse Économique (CAE) een interessante notitie over de gele hesjes. Al vonden de acties door heel Frankrijk plaats, de CAE-analyse laat een samenhang zien tussen de mobilisatie van gele hesjes, en bepaalde regio’s, namelijk die waar bij de laatste presidentsverkiezingen de meeste niet- deelnames of onthoudingen werden genoteerd en die waar de ontevredenheid over de levenskwaliteit het grootst is. Noch het een, noch het ander is verrassend. Uit de getuigenissen en de eisen van de gele hesjes kwamen immers de afstand tot de klassieke politiek én de ontevredenheid over de kwaliteit van leven en omgeving al helder naar voren. Tegelijkertijd is er meer aan de hand dan een tegenstelling centrum-periferie of stad-platteland. Volgens het CAE-onderzoek is de ontevredenheid over de eigen lokale leefomgeving niet slechts een gevoel, deze kan geobjectiveerd worden. En dan blijkt er inderdaad een flinke correlatie te bestaan met de mate van mobilisatie. Het onderzoek gebruikt vijf indicatoren voor de lokale levens- en omgevingskwaliteit:  de (dalende) werkgelegenheid, de (hoge) lokale-belastingdruk, de (toenemende) afstand tot winkels en diensten, de (lage)  dynamiek op de onroerendgoedmarkt en de (tanende) dichtheid van het lokale sociale weefsel zoals het verenigingsleven. Je kunt de keuze van indicatoren betwisten en niet elke indicator correleert even sterk met het mobilisatievermogen van de gele hesjes, maar in zijn geheel is de samenhang onmiskenbaar groot. De klachten, getuigenissen en eisen van de gele hesjes zijn dus aller minst enkel framing, zij verwijzen naar een objectiveerbare achteruitgang van de kwaliteit van hun leven en hun omgeving. Grote delen van Frankrijk, en niet alleen het platteland, lijden onder een gebrek aan werkgelegenheid, kampen daardoor met demografische krimp, daardoor hogere belastingen, een erosie van de publieke dienstverlening en verlies aan sociaaleconomisch weefsel. Stuk voor stuk zijn dat ook de signalen die in de getuigenissen van de gele hesjes terugkomen als l’effondrement: signalen van de ineenstorting van een leefwereld, van een sociaaleconomisch, maar net zo goed humaan-ecologisch geheel, van hún leefwereld.

En het milieu?

Terwijl ‘links’ het deed voorkomen alsof de gele hesjes een nieuwe revolutionaire klasse waren, beweerden ‘rechts’ en populistisch Frankrijk dat de gele hesjes vooral genoeg hadden van het hele milieu- en klimaatvraagstuk. Waren ze niet vanwege die vermaledijde brandstoftaks de straat op gegaan? Was dat geen verzet tegen de privileges van de rijken en tegen de klimaatzorgen van de elite?

De standpunten van links noch rechts doen de werkelijkheid recht. Allereerst houdt milieukwaliteit de gele hesjes wel degelijk bezig, als je luistert naar hun getuigenissen en eisen. Maar zij definiëren ‘het milieu’ zelden in termen van uitstoot van stikstof of CO2, van afnemende biodiversiteit of andere academische frames. Hun milieu is hun directe leefomgeving, aangetast en verpest door werkloosheid, door leegstand, door het vertrek van verzorgingsfuncties. En zij signaleren wel degelijk dat het gemengde agrarische bedrijf is verdwenen en vervangen door intensieve landbouw gebaseerd op monocultuur, met alle verlies aan beekjes, houtwallen, planten- en diersoorten van dien. Dát humaan-ecologische geheel is hun milieu en dát is aangetast. Bovendien zijn de gele hesjes wel degelijk bezorgd over wat ‘gestudeerde mensen’ met milieu bedoelen. In de grote landbouwgebieden van Frankrijk wordt het overdadig gebruik van pesticiden voortdurend genoemd als oorzaak van allerlei klachten en ziekten, van onvruchtbaarheid tot Parkinson, intuïtief, maar in bijna alle gevallen terecht. De vele lokale inspanningen voor une agriculture biologique en une agriculture de proximité  komen mede daaruit voort. Op de rotondes zag je dan ook allerlei initiatieven voor een alternatieve landbouw, een andere economie, een andere consumptie. Lokalisme en milieuzorg zijn al heel lang verwant. In (klein)stedelijk Frankrijk is men zich scherp bewust van de ongezonde luchtkwaliteit en de gevolgen daarvan voor met name kinderen en ouderen.

Tot slot hebben ook de gele hesjes de hitte van de zomers van 2018 en 2019 ervaren. Ze zijn zich zeer bewust van de kwetsbaarheid van kinderen, gehandicapten en ouderen voor hitte- eilanden in de vaak versteende dorps- en (kleine-)stadskernen. Ze zien hoe de droogte juist de alternatieve kleinschalige landbouw kwetsbaar maakt, omdat die sterker afhankelijk is van weersomstandigheden, terwijl de grootschalige landbouw over enorme pompen en regeninstallaties beschikt en een buitenproportioneel deel van het beschikbare grond- en rivierwater opeist. Dát steekt. Kortom, milieuvraagstukken en klimaatverandering worden geenszins ontkend. Sprekend is de in demonstraties veelvuldig meegedragen slogan: ‘Fin du mois, fin du monde: même combat’ (Eind van de maand, eind van de wereld, één strijd). Grip krijgen op je eigen leven en leefomgeving is dé voorwaarde om grip te krijgen op dat andere, wereldwijde probleem.

Volkse milieubeweging

Rondom de eeuwwisseling lanceerde de Spaanse econoom Juan Martínez-Alier, een van de grondleggers van de ecologische economie, het begrip environmentalism of the poor, het milieubesef van de armen. Het impliceerde vooral een stevige kritiek op twee tot dan toe dominante opvattingen. Ten eerste dat  milieubesef vooral iets voor hoger opgeleide, beter betaalde en rijkere mensen zou zijn, zoals uit opiniepeilingen bleek. Ten tweede dat milieubesef een recent cultuurgoed van het noordelijke halfrond zou zijn. Martínez-Alier plaatste daar een milieubesef tegenover dat al eeuwenoud is en voortkomt uit een diep besef van afhankelijkheid van de niet-menselijke natuur, dus uit ervaringsnoodzaak. Arme mensen moéten wel zuinig en bescheiden omgaan met voedsel, water, energie en andere hulpbronnen; zuinig om economische redenen, bescheiden omdat ze zich ecologisch van die omgeving afhankelijk weten.

Terwijl Martínez-Alier hier een sterk punt maakt, is hij op zijn beurt onderwerp van kritiek geworden. Ik laat die discussie hier terzijde en permitteer me een voor de hand liggende uitbreiding van zijn begrip: the poor hoeven niet arm te zijn in de betekenis van ‘beneden de armoedegrens’. Arm zijn betekent ook: te weinig mogelijkheden hebben om je te kunnen ontwikkelen en de omgeving naar je hand te zetten, in plaats van door die omgeving gedwongen te worden in een minderwaardige levenskwaliteit. Het gaat mij om het milieubesef van gewone mensen. Niet dat dit eenduidig zou zijn, maar het is zonder twijfel van toepassing op de gele hesjes. Het helpt te begrijpen waarom een als milieumaatregel aangekondigde brandstoftaks hen provoceert, het helpt te begrijpen hoe zij milieu definiëren. Het helpt ook te begrijpen dat het mondiale klimaatvraagstuk niet hun grootste zorg is. Die zorg gaat allereerst uit naar de eigen leefomgeving. De variabelen en indicatoren die bij dat milieubesef horen, zijn hiervoor al aan bod gekomen.

Brede milieubeweging

Al met al kwalificeer ik de gele hesjes vooral als een bijzondere uiting van een veel bredere milieubeweging. Maar de bijzondere vorm impliceert ook dat deze wellicht eenmalige en tijdelijke beweging een indicator is voor enkele behoorlijk fundamentele, meer algemene vraagstukken. Ik noem er hier drie.

Kloof
In de eerste plaats maken de gele hesjes het eeuwenoude vraagstuk van de spanning tussen centrum en periferie, en tussen kansrijk en kansarm in Frankrijk opnieuw actueel. Die spanning is met veel gegevens te objectiveren en ook voortdurend voorwerp van framing. De identificatie van president Macron met de hoofdstad, met haar elitaire École Nationale de l’Administration (ENA), met de internationale financiële en zakenwereld, met technocratisch-elitaire vreugde over een klimaatakkoord en met de brandstoftaks voor ‘de gewone man’, biedt inspiratie voor een eindeloze rij van wij-zij-tegenstellingen, deels verzonnen en uitgespeeld, deels ook echt. Zoals vele adviesorganen voor haar doet ook de CAE een aantal concrete voorstellen om de verdere verwoestijning van la province tegen te gaan. Een ervan is dat moet worden geïnvesteerd in de fysieke lokale aanwezigheid van allerlei overheidsdiensten in plaats van in internet en call centers. Dat is op korte én lange termijn van belang, voor de economie, de samenleving en voor het vertrouwen in de politiek.

Rechtvaardigheid
Maar het probleem is allerminst louter Frans: de gele hesjes maken duidelijk dat het milieu- en klimaatbeleid een belangrijk rechtvaardigheidsaspect in zich heeft – in ruimtelijke en sociaaleconomische zin. Het eerste betekent bijvoorbeeld dat het door het klimaatvraagstuk geïnspireerde mobiliteitsbeleid er in de stad en op het platteland anders zal moeten uitzien. En dat geldt net zo voor huisvestingsbeleid, energiebeleid en andere beleidsterreinen. De tweede vorm van (on)rechtvaardigheid betekent dat CO2-heffingen of verwante belastingformules een onevenredig deel van de lasten leggen bij sociaaleconomische categorieën die (a) sowieso minder broeikasgas uitstoten dan andere groepen, en (b) voor wie het gebruik van fossiele brandstoffen veel meer noodzaak dan luxe is. Klimaatbeleid zal dus, wil het acceptabel en effectief zijn, ook sociaal rechtvaardig moeten zijn.

Mondiale schaal
Ten slotte: wat voor Frankrijk en Europa opgaat, geldt ook op mondiale schaal. De fundamentele sociale verandering die nodig is om het klimaat van onze planeet enigszins stabiel en binnen veilige grenzen te houden, vergt de acceptatie en medewerking van vrijwel iedereen. Tegelijkertijd is er wereldwijd sprake van een steeds grotere sociaaleconomische ongelijkheid tussen, maar vooral binnen landen. Dat hebben de studies van de economen

Thomas Piketty (Kapitaal in de 21e eeuw, 2014) Branko Milanovic (Global inequality, 2016) en Éloi Laurent (The new environmental economics, 2019), maar net zo goed rapporten van het IMF en de Wereldbank intussen overtuigend aangetoond. Een steeds grotere kloof tussen arm en rijk, en een steeds schevere verhouding tussen inkomsten uit kapitaal en inkomsten uit arbeid zijn slechte omstandigheden voor een rechtvaardig en doeltreffend klimaatbeleid.

 

Pieter Leroy is emeritus hoogleraar Milieu en Beleid aan de Radboud Universiteit. Momenteel is hij gastonderzoeker aan de Universiteit van Bordeaux. Daar houdt hij zich bezig met milieurechtvaardigheid (environmental justice). In Geografie november/december 2019 stond een uitgebreid interview met hem. Eerder schreef hij over de worsteling van Franse wijnboeren met klimaatverandering, over overstromingsrisico’s in Franse kustgebieden en over het Antropoceen.

 

BRONNEN

  • Algana, Y., C. Malgouyresb & C. Senikc 2020. Territoires, bien-être et politiques publiques. Notes du CAE, 55, janvier.
  • Collectif d’enquête sur les Gilets jaunes 2019. Enquêter in situ par questionnaire sur une mobilisation. Revue Française de Science Politique, 69/5, p. 869-892.
  • Martínez-Alier, J. 2002. The environmentalism of the poor,  Edward Elgar, London.
  • En verder: artikelen in Franse kranten en tijdschriften en een interview met een auteur van het hierboven genoemde Collectif.