De Ninoofsepoort

1 september 2016
Auteurs:
Manuel Aalbers
geografie en toerisme, KU Leuven
Dit artikel is verschenen in: geografie september 2016
Blog: Brussels Lof
Brussel
Opinie
Ninoofse poort
FOTO: BELIRIS

De Ninoofsepoort, of de Porte de Ninove zoals de meeste mensen ’m noemen, klinkt alsof hij in een sprookjesboek of een fantasy novel thuishoort. De poort markeert de zuidwesthoek van de Vijfhoek, de Brusselse binnenstad, maar de naam wordt vooral gebruikt voor een buurtje direct ten westen van de eigenlijke stadspoort, tussen de Kleine Ring, het Kanaal Brussel-Charleroi en de Nijverheidskaai. Andere straatnamen in of nabij de buurt zijn de Slachthuislaan, de Liverpoolstraat en de Fabrieksstraat. Dit was ooit het centrumvan de bloeiende Brusselse industrie. 

Van de industriële glorie van weleer is weinig over. De Ninoofsepoort staat bekend als een no gozone. Het is zo’n plaats waar je gelijk begrijpt wat men bedoelt met subjectieve veiligheid. Vooral ’s avonds lijkt de buurt uitgestorven. Als ik locatiescout zou zijn, had de Ninoofsepoort bovenaan mijn lijstje gestaan voor afrekeningsscènes. Toen er in januari 2014 daadwerkelijk iemand werd vermoord, voedde dat dan ook de negatieve gevoelens over de buurt.

De Ninoofsepoort markeert de grens tussen de Stad Brussel en de voorsteden Anderlecht en Sint-Jans-Molenbeek, maar voelt niet als verlengstuk van de binnenstad. De randen van het buurtje worden gevormd door drukke verkeersaders,terwijl twee centrale straatjes juist erg rustig zijn. Als je over het rustige deel van de Ninoofsesteenweg loopt op iets dat ooit een soort van trottoir zal zijn geweest, moet je je een weg banen tussen geparkeerde auto’s en heel veel zwerfvuil, terwijl de meeste panden om je heen met houten platen zijn dichtgetimmerd.

Toch is het buurtje niet geheel verlaten en vindt er de nodige economische activiteit plaats. Veel Brusselaars kennen dit ook als de plek waar tweedehandsauto’s worden opgekocht om naar Afrika te verschepen. De Ninoofsepoort en de aangrenzende buurt zijn een stapelplaats geworden waar jaarlijks zo’n 250 duizend oude auto’s uit België, Frankrijk, Duitsland en Nederland worden verzameld en verhandeld door Congolese, Nigeriaanse, Kameroense, Senegalese en andere migranten. Daarnaast zijn er diverse Belgisch-Libanese exportbedrijven actief. Vooral ’s middags is het een drukke bedoening waar Frans, een beetje Engels, Arabisch en allerlei Afrikaanse talen door elkaar worden gesproken. De Ninoofsepoort is een van de vele plekken in Brussel waar je globalisering kunt lokaliseren.

De ligging op een van de vijf hoeken van de binnenstad, op een kruispunt van wegen en aan het Kanaal, vormt een entree die mistroostig aandoet en die de meeste mensen liever vermijden. Behalve problemen zijn er echter ook kansen en plannen. Terwijl de één inzet op vergroening van de buurt, praten anderen over hoogbouw of over een nieuw museum voor moderne kunst.

De autostapelmarkt aan de Ninoofsepoort zien de overheden en bewoners liever vandaag dan morgen verdwijnen en ik kan ze moeilijk ongelijk geven, want die zou aan de rand van de stad nabij een snelweg minder overlast geven dan midden in een van de dichtstbevolkte wijken. Toch zullen de auto- en exportbedrijven opgekocht moeten worden en vervuilde terreinen schoongemaakt voordat er naast het geplande museum gerecreëerd of gewoond kan worden. Veel buurtbewoners duurt dit te lang. Zij zijn alvast begonnen met het organiseren van straatpicknicks en de aanleg van een pop-up-park.

Was ik locatiescout, dan stond de Ninoofsepoort bovenaan mijn lijstje voor afrekeningsscènes