De vier Rijnen van Nederland
Oprukkend landijs en poolwinden uit de glacialen hebben het landschap in Midden- en vooral Oost-Nederland en de loop van Nederlands grootste rivier meermaals ingrijpend beïnvloed. Eigenlijk zijn er vier Rijnen geweest, waarvan je nu nog sporen in het landschap ziet.
Er zijn tientallen langdurige, koude perioden geweest in de afgelopen twee miljoen jaar. Zeker driemaal heeft er landijs in Nederland gelegen. Het ijs schoof onder zijn eigen gewicht vanaf de 4 kilometer dikke landijsmassa die boven op Scandinavië lag, naar het zuiden. Tijdens de voorlaatste ijstijd, het Saalien, ongeveer 150.000 jaar geleden, reikte het ijs tot de Sint-Jansberg bij Groesbeek. Het ijsfront bestond uit lobben van minstens 150-200 meter dik. De dikste lag in het dal van de Gelderse IJssel. De keileem onder het schuivende ijs bevindt zich daar nu op 140 meter diepte. De zware ijsmassa duwde aan de voorkant en zijwaarts het zand en grind omhoog dat de Rijn daar eerder had neergelegd. Dit werden de stuwwallen van de Veluwe, Nijmegen en Montferland. Ze hebben een hoefijzervorm met de open kant, waar het ijs vandaan kwam, naar het noorden. Binnen het hoefijzer lag de ijslob. De laagte binnen het hoefijzer heet na afsmelten van het ijs een glaciaal tongbekken. Het ijssmeltwater schuurde tijdens de zomer diepe dalen in de stuwwallen uit. Die dalen liggen nu op de flanken van de stuwwallen.
- Onbeperkt toegang tot artikelen op geografie.nl
- Ontvang 9 keer per jaar het tijdschrift Geografie
- Aantrekkelijke aanbiedingen voor boeken en andere publicaties
- Korting op deelname aan activiteiten van het KNAG
- Blijf in contact met vakgenoten