In 1935 hield Louis van Vuuren, hoogleraar sociale geografie in Utrecht, op de Eerste Nederlandse Geografendag – min of meer de voorloper van de hedendaagse KNAG Onderwijsdag – een toespraak over ‘de geschiktheid van den sociaal geograaf voor beroepen in het praktische leven’. Hij voorspelde dat geografen zouden worden ingeschakeld bij onderzoek ter voorbereiding van ruimtelijke plannen (‘want een plan voor stadsuitbreiding is niet en is nooit geweest een technisch ingenieursprobleem’). Afgestudeerden zouden ook hoofd van de afdeling sociaaleconomisch onderzoek van een Kamer van Koophandel kunnen worden, of journalist. Vrouwelijke geografen ‘die zich hebben gespecialiseerd in de sociaal-psychologische richting’ konden leidinggevende worden bij grote ondernemingen met veel werkneemsters, zoals Philips, Verkade en De Gruyter.