Innovatieve oplossingen voor complexe vraagstukken
Community based experimenten
In de Young Innovators League van de Universiteit Utrecht zoeken masterstudenten samen met stakeholders naar innovatieve oplossingen voor stedelijke vraagstukken. Een verslag van vier community-based experimenten rond veiligheid, asielzoekershuisvesting, duurzaamheid en werkgelegenheid.
In moderne steden concentreren zich grote problemen als onveiligheid, slechte luchtkwaliteit, armoede en gebrekkige gezondheid, maar ook de mogelijkheden om deze op te lossen, dankzij de aanwezigheid van veel hoogopgeleide mensen, kennisinstellingen, bedrijven en maatschappelijke organisaties. De concentratie van problemen en oplossingscapaciteit maakt steden potentieel zeer interessante plekken voor vernieuwing. Bij innovatie in de stad wordt vaak eerst gedacht aan grote bedrijven en kennisparken waarin hightechbedrijven de stad vooruit stuwen. Zo staat Eindhoven bekend om de samenwerking tussen universiteit, gemeente en universiteit – de zogenoemde Triple Helix – die heeft geleid tot een sterke economische groei. De innovatie betreft echter ook kleinschalige initiatieven zoals het delen van auto’s en voedsel, het opzetten van kleinschalige energievoorzieningen en het orga-niseren van opvang voor daklozen in zelfbeheer. Juist in samenwerking met allerlei actoren vinden deze (sociale) innovatieprocessen plaats.
In het honoursprogramma van de Universiteit Utrecht – het Young Innovators Programme – zoeken studenten samen met stakeholders naar innovatieve oplossingen voor lastige stedelijke vraagstukken. We belichten vier pilots rond stedelijke veiligheid, huisvesting voor asielzoekers, duurzaamheid en werkgelegenheid. Ze geven zicht op het potentieel van stedelijke innovatie en tegelijkertijd op de barrières en beperkingen.
Stedelijk veiligheid: kunst als innovatieve interventie
Het probleem De veiligheid in steden neemt volgens de statistieken toe, maar toch ervaren veel stedelingen hun omgeving nog als onveilig. Om de veiligheid te verhogen, worden ‘harde’ maatregelen’ ingezet zoals surveillance en preventief fouilleren, en ‘zachte’ zoals wijkagenten en buurtsamenwerking. Soms met aanzienlijk, maar vaak met beperkt succes. Veiligheidsproblemen blijken hardnekkig.
Het project In dit innovatieproject onderzoeken we in hoeverre je met kunst een als onveilig ervaren buurt in Utrecht-Noord veiliger kunt maken. Kunst geeft de openbare ruimte een bepaalde uitstraling, maar kan nog een andere functie vervullen. Via sensorische stimulansen zoals licht, beweging, kleuren en geur is het mogelijk de gemoedstoestand van mensen positief te beïnvloeden. En zo kan een kunstobject eraan bijdragen dat bewoners een plek waar ze zich voorheen niet op hun gemak voelden, aangenamer gaan vinden.
De praktijk Bij het creëren van een kunstobject in de buurt hebben de gemeente, kunstenaars, studenten en omwonenden samengewerkt. De buurt is verkend, er zijn interviews gehouden en op een zaterdagmiddag zijn allerlei mogelijke kunstwerken aan de buurtbewoners gepresenteerd. Zo is kennis van studenten en omwonenden gecombineerd met de (creatieve) middelen van de kunstenaars en de gemeente.
De grootste bedreiging voor het slagen van het kunstproject vormden de scepsis onder de buurtbewoners en winkeliers en hun beperkte betrokkenheid. Een belemmering was ook de confrontatie van drie verschillende ‘werelden’: kunst, bureaucratie en buurt. De taal en beleving in deze werelden liepen sterk uiteen en leidden tot onbegrip en soms bijna conflicten. De kunstenaars hadden eerst een ontwerp ontwikkeld, maar de buurt was hierin te weinig gekend en wij merkten in de interviews dat er weinig draagvlak voor het ontwerp was. Het kunstzinnige traject was te veel losgezongen van de behoeften van de wijk. Om de buurt te betrekken, bivakkeerden wij daarom samen met de kunstenaars en ambtenaren van de gemeente een zaterdag in een bouwkeet bij het winkelcentrum. Vele buurtbewoners kwamen binnen, gingen met ons in gesprek over het ontwerp en lieten met stickers weten welk ontwerp hun voorkeur had. Om de betrokkenheid te vergroten was aandacht voor de individuele verhalen over het gevoel van onveiligheid en overlast cruciaal. Door alle partijen te betrekken kreeg het kunstproject meer draagvlak en voelden mensen zich er onderdeel van.
De uitkomst Het kunstobject krijgt nu de vorm van een lichtproject op een donkere flat. Het gebouw wordt nu als een onveilige plek ervaren maar door het op te lichten, wordt dat niet meer zo gevoeld. Voor dit ontwerp lijkt brede steun in de buurt te bestaan. Ook draagt de betrokkenheid van burgers bij aan de cohesie in de buurt.
Conclusie Wonderen kun je er niet van verwachten, maar dit innovatieproject laat zien hoe de esthetiek van de stedelijke ruimte kan worden verbonden met de behoefte aan veiligheid.
Innovatieve oplossingen voor huisvesting voor asielzoekers
Het probleem De recente vluchtelingenstroom veroorzaakt in Nederland veel maatschappelijke onrust. Van de asielzoekers krijgt gemiddeld zo’n 70 procent een verblijfsvergunning en wordt hiermee een zogeheten statushouder.
Statushouders verblijven eerst in een asielzoekerscentrum (AZC), maar moeten zo snel mogelijk naar een (tijdelijke) woning in een Nederlandse gemeente. Veel gemeenten lukt het echter niet om voldoende woningen voor dit doel te reserveren. Daardoor blijven steeds meer statushouders vastzitten in een AZC.
Dit gaat niet alleen ten koste van de opvangcapaciteit in de AZC’s van nieuwe vluchtelingen; mensen die eindelijk een verblijfsvergunning hebben, moeten ook langer wachten op een eigen huis en kunnen tot die tijd geen nieuw eigen leven opbouwen. En als gemeenten er wél in slagen woonruimte voor statushouders te reserveren, leidt dit meestal tot verdringing op de markt van sociale huurwoningen.
Er is dus sprake van een complexe problematiek met meerdere nadelige gevolgen. De nationale overheid hinkt op twee gedachten, maar de tendens is om grote complexen bij te bouwen waar statushouders gevestigd moeten worden.
Het project Wij streven naar een innovatieve aanpak gebaseerd op de volgende punten.
- Er is een overschot aan ruimte voor huisvesting van vluchtelingen (denk aan leegstaande kantoren/winkels).
- De Nederlandse bevolking staat open voor participatie in de opvang van vluchtelingen en wil hieraan een steentje bijdragen.
- Vluchtelingen willen geen ‘lijdend voorwerp’ zijn, maar werken zelf mee aan hun integratie en huisvesting.
- Co-creatie in de bouw/transformatie van woonruimte voor vluchtelingen met buurtbewoners zorgt voor een betere integratie, ‘thuisgevoel’ en daarmee voor meerwaarde voor de Nederlandse samenleving.
De praktijk Het innovatieproces was een leerproces op zich. In eerste instantie wilden we ons huisvestingsconcept daadwerkelijk toepassen in de praktijk en in een soort pilot onze innovatie ‘bewijzen’. Maar dit riep zo veel weerstand op vanuit de betrokken instanties, dat we zijn overgestapt naar inspireren in plaats van zelf uitvoeren. Regelgeving biedt weinig ruimte voor creativiteit in het huisvesten van statushouders, financiële incentives lijken veelal nog niet afdoende om gemeenten over de streep te trekken en eigenaren van mogelijke transformatiepanden staan vaak sceptisch tegenover nieuwe plannen. Deze institutionele tegenwerking is tekenend voor de omgang met burgerinitiatieven door de diverse overheden en dient in onze ogen te worden doorbroken.
De uitkomst Wij zijn niet de eersten die dergelijke ideeën in de praktijk willen brengen. Een geslaagd voorbeeld is Gastvrij-Oost in Amsterdam. Hier wonen zo’n dertig vluchtelingen buiten de reguliere opvang van het COA. Door crowdfunding en steun van de buurt genieten deze vluchtelingen kleinschalige opvang en kunnen ze eerder beginnen aan het opbouwen van een nieuw leven in de Nederlandse maatschappij.
Ons doel is Nederlandse gemeenten op basis van best practices zoals die van Gastvrij-Oost te laten zien dat het daadwerkelijk mogelijk is anders met de huisvesting van statushouders om te gaan en verdringing op de woningmarkt te voorkomen. Dat doen we door de ervaringen rondom Gastvrij Oost die we verzameld hebben via diepte-interviews met vluchtelingen, initiatiefnemers en stakeholders, aan te bieden aan de gemeenten.
Conclusie De belangrijkste voorwaarde voor succes is volgens ons een open en creatieve houding van de Nederlandse gemeenten. Stimuleer de input van de eigen bevolking en geef ook wat ‘risicovolle’ initiatieven een kans. Kijk creatief naar leegstaande panden en ga in gesprek met eigenaren en buurtbewoners. Op deze manier kan er optimaal gebruik gemaakt worden van de overvloed aan mogelijkheden die Nederland heeft om vluchtelingen te huisvesten.
Stedelijke duurzaamheid: het Urban Transition Lab
Het probleem Duurzaamheid is een belangrijk vraagstuk voor de moderne samenleving. Ook in steden krijgt het steeds meer aandacht. Waar voorheen de nadruk lag op van bovenaf bedachte oplossingen, krijgen deze steeds meer vorm van onderaf. Burgers werken samen aan groenvoorzieningen, windmolens, zonnecellen en anderen duurzaamheidsprojecten. Een probleem hierbij is echter dat veel burgerinitiatieven tegen allerlei (organisationele, juridische en technische) barrières aanlopen en sneuvelen. De bijdrage van deze burgerinitiatieven aan de stedelijke duurzaamheid is daardoor beperkter dan mogelijk zou kunnen zijn.
Het project Het Urban Transition Lab is ontstaan vanuit de wens een bijdrage te leveren aan een duurzame, bottom-up netwerkmaatschappij in Nederland. De sterke beweging richting duurzaamheid die in onze maatschappij steeds zichtbaarder wordt, is grotendeels geïnitieerd, vormgegeven en georganiseerd door burgers zelf. Het doel van het Transition Lab is niet een expertisecentrum voor burgers op te zetten, maar de burgerkracht te versterken door enthousiaste initiatiefnemers aan elkaar te verbinden via het versterken van netwerken. Aan de hand van een continue cyclus van experimenten en reflectie (design thinking) wil het project een zelforganiserende gemeenschap vormen die deze barrières kan overwinnen.
De praktijk In de realisatie van het Transition Lab schipperden we tussen grootse ambities – een ruimte met permanente bezetting, technische faciliteiten, een koffiebar en wekelijkse bijeenkomsten – en praktische mogelijkheden. Ook merkten we dat het belangrijk was niet alleen onze eigen ideeën te volgen, maar anderen daarin mee te nemen. Daarom zijn we gestart met gerichte bijeenkomsten om zo een beweging op gang te brengen die mogelijk kan leiden tot het beoogde Transition Lab.
Het opzetten van een ruimte met permanente bezetting, technische faciliteiten, een koffiebar en wekelijkse bijeenkomsten bleek niet haalbaar. Daarom zijn we een samenwerking aangegaan met de Methaalkathedraal in de Meern en is hier onlangs de eerste van een reeks transition-cafés gehouden waar we in dialoog met lokale initiatiefnemers onderzoeken waar de verbinding ligt en wat we samen kunnen doen om Utrecht de volgende stap te laten maken. Uit de gesprekken met provincie, gemeente, initiatiefnemers en andere belanghebbenden is een duidelijk beeld van de succesfactoren ontstaan.
De uitkomst Om de transitie naar een duurzame zelforganiserende samenleving te kunnen maken zijn twee zaken cruciaal.
- Vertrouwen. Samenwerken in een constant veranderende omgeving gedijt niet binnen strakke structuren en planningen. Het is belangrijk de controledrang te laten vieren en meer ruimte te geven voor vertrouwen en intuïtie.
- Visie. Mooie plannen, goede ideeën en relevante concepten zijn er in overvloed. De volgende stap is dit in het grote plaatje te passen. Waar liggen nog meer kansen? Hoe maak ik dit financieel rendabel? Met wie kan ik samenwerken? Waar ligt de verbinding? Hier ligt een duidelijke rol voor de overheden.
Conclusie Al is het opbouwen van een leergemeenschap rondom bottom-up duurzaamheid niet eenvoudig, het draagt wel structureel bij aan het vormgeven van een participatiestad die niet alleen draait op enthousiasme, maar ook op het delen en versterken van kennis en leerervaringen rondom duurzaamheid.
Vernieuwende aanpak voor werkgelegenheid
Het probleem Rotterdam Zuid kent veel criminaliteit, een welig tierende drugshandel, kleine en slecht onderhouden huizen en zwakke schoolresultaten. Een hardnekkig probleem is de werkloosheid voor lager opgeleiden. Om al deze problemen het hoofd te bieden, is enkele jaren geleden het Nationaal Programma Rotterdam Zuid (NPRZ) opgericht. De nationale overheid, gemeente Rotterdam, woningbouwcorporaties, scholen en bedrijven werken hierin samen aan het verminderen van de achterstanden van Rotterdam Zuid en verbetering van de levensstandaard van de inwoners. De thema’s werk, wonen en onderwijs staan centraal bij het nationaal programma. Ons werd gevraagd mee te denken over bevordering van de arbeidsmobiliteit.
Het project Mensen aan de onderkant van de arbeidsladder die vaak instromen vanuit een periode van werkloosheid, hebben moeite een vaste baan te bemachtigen. Vaak vallen zij na enkele maanden terug in werkloosheid en een uitkering en klimmen zij niet op de arbeidsladder. Ons project bestond eruit te onderzoeken waardoor deze blokkade ontstaat en met een oplossing te komen die de doorstroom op de arbeidsmarkt van Rotterdam Zuid versoepelt.
De praktijk Voor onze projectgroep stonden vanaf het begin enkele thema’s centraal in de aanpak van dit vraagstuk.
- Positiviteit. Hoewel Rotterdam Zuid geen beste reputatie heeft, wonen er veel jonge mensen, draaien er zeer veel creatieve en innovatieve projecten en beschikt het stadsdeel over een bloeiende zorg- en technieksector. De potentie is groot, en hoop op verbetering alom vertegenwoordigd.
- Vraag en aanbod. Met dank aan het NPRZ is er voldoende informatie beschikbaar over de vraagkant van de arbeidsmarkt. Om ons pilotproject zo succesvol mogelijk te maken, moest het aansluiten bij de arbeidsvraag van de omgeving. Daarnaast wilden wij inzicht verwerven in de aanbodkant van de arbeidsmarkt. Wie is onze doelgroep, wat willen zij en wat kunnen zij? Door deze resultaten tegenover elkaar te zetten, kregen we inzicht in het gat op de arbeidsmarkt en meer begrip voor een passende oplossing.
- Motivatie. De werkenden die meedoen aan ons project, hebben eerder een uitkering ontvangen. Zij zijn gemotiveerd om de stap te zetten van werkloosheid naar een werkzaam bestaan. Het is van groot belang dat deze groep vasthoudt aan die motivatie en dat wij deze motivatie ook aanwakkeren, zodat arbeidsprogressie kan worden waargemaakt.
De uitkomst De opdrachtgever had vooral behoefte aan een rapport waarin de bovenstaande thema’s goed werden beschreven. Het was niet mogelijk daadwerkelijk kleinschalige innovatie te realiseren, omdat dit niet goed aansloot bij de logica van het project, dat juist was gericht op grootschalige interventies. De grote aandacht voor het probleem lijkt daarmee – ironisch genoeg – innovatie juist te belemmeren.
Conclusie De problemen en de bijhorende oplossingen van en voor Rotterdam Zuid zijn niet kleinschalig. Projecten hebben al snel betrekking op duizenden mensen. Deze massaliteit en het bureaucratische proces dat hierbij komt kijken, vormen obstakels. Het is de uitdaging hier doorheen te kijken en gericht te blijven werken aan verbetering van de arbeidsmobiliteit. Hiermee hopen wij bij te dragen aan duurzame verbetering van de levensstandaard van de inwoners van Rotterdam Zuid.
De problemen en bijbehorende interventies in Rotterdam Zuid zijn niet kleinschalig - het gaat om duizenden mensen
Geen quick fix
Onze onderzoekende aanpak van stedelijke innovatie laat zien dat er geen sprake is van een quick fix: de problemen waarvoor steden staan, zullen zelden met één gouden idee worden opgelost. De vier besproken projecten laten echter zien dat nieuwe ideeën helpen om verbindingen tussen actoren te leggen en energie te creëren om lastige vraagstukken aan te pakken. Rondom de ideeën ontstonden nieuwe samenwerkingen tussen buurtbewoners en kunstenaars, burgers en statushouders, burgerinitiatieven op het gebied van duurzaamheid in diverse gemeenten, en er werden allerlei stakeholders betrokken bij werkgelegenheid. Steeds werden burgers en stakeholders geactiveerd en betrokken bij het ‘maken’ van de stad.
Patronen
In de projecten kunnen we enkele patronen onderscheiden.
- Eigenaarschap. In alle projecten speelt de kwestie van het eigenaarschap van problemen. Bij het kunstwerk zagen we duidelijk dat dit niet zomaar in de buurt kon worden geplaatst maar moest worden gezien als iets van de buurt. Ook het Transition Lab kon niet voor de burgerinitiatieven worden opgezet maar moest langzaam groeien met deze initiatieven.
- Confrontatie van culturen. In de verschillende vormen van stedelijke innovatie zien we steeds een confrontatie van werk-, woon- en organisatieculturen. Samenwerking tussen COA en burgers, tussen kunstenaars en gemeente, tussen duurzaamheidsorganisaties onderling en tussen werkgevers en gemeente bleek vaak lastig. Verschillen in ‘taal’ en beleving werden zichtbaar en moesten worden overbrugd.
- Facilitators. In alle gevallen lukte het ons een impuls te geven aan innovatieprocessen. Vaak lag onze meerwaarde niet alleen in de creativiteit maar ook in de slack resources. Wij hebben de tijd onze schouders echt onder initiatieven te zetten. Daardoor konden initiatieven op het gebied van veiligheid, woningen voor statushouders, ondersteuning van duurzaamheidsinitiatieven en werkgelegenheidsprojecten verder worden geholpen.
Naast deze lessen over stedelijke innovatie hebben de participerende studenten veel geleerd over de mogelijkheden van innovatieve aanpakken van problemen. Daarmee kan een volgende generatie academici meer openstaan voor een vernieuwende aanpak. Het genereren van creativiteit, overbruggen van verschillen, doorzetten en vinden van draagvlak zijn cruciale competenties. Op termijn zal daarmee hopelijk het innovatieperspectief een vaste plek krijgen in het denken over steden.
BRONNEN
• Etzkowitz, H. & L. Leydesdorff 2000. The dynamics of innovation: from National Systems and ‘Mode 2’ to a Triple Helix of university-industry-government relations. Research policy, 29(2): 109-123.
• Evans, J., A. Karvonen & R. Raven (Eds.) 2015. The Experimental City. Routledge, Londen.
• Glaeser, E. 2011. Triumph of the City: How Our Greatest Invention Makes Us Richer, Smarter, Greener, Healthier, and Happier. Penguin, New York.
• Goldsmith, S. 2010. The Power of Social Innovation. Jossey-Bass, San Francisco.
• Sorensen, E. & J. Torfing 2011. Enhancing collaborative innovation in the public
sector. Administration & Society, 43(8): 842-868.