Integratiebeleid mist doel

1 september 2014
Auteurs:
Gery Nijenhuis
Departement Sociale Geografie & Planologie Universiteit Utrecht
Ilse van Liempt
Departement Sociale Geografie & Planologie Universiteit Utrecht
Dit artikel is verschenen in: geografie september 2014
Kennis
integratiebeleid
FOTO: RIA BAECK/FLICKR

In het vorige nummer van Geografie stond een strip over Baashi, een Somalische asielzoeker die in Amsterdam zonder papieren op straat belandde. Somaliërs in Nederland zijn een diverse en dynamische groep. Recent onderzoek laat zien waarom de integratie van vooral nieuwkomers moeizaam verloopt.

 

In de media valt te vernemen dat Somaliërs in Nederland laag opgeleid zijn en amper participeren op de arbeidsmarkt. Somaliërs komen vooral in het nieuws vanwege piraterij, terrorisme, het verhandelen van qat en vrouwenbesnijdenis. De werkelijkheid is weerbarstiger en kent vooral veel meer gezichten. Het huidige generieke integratiebeleid in Nederland, dat enige jaren geleden het doelgroepenbeleid verving, is niet toegerust op de specifieke problematiek van deze groep.

In het juninummer van Geografie schreven we over een vergelijkende studie onder Somaliërs in zeven Europese steden in opdracht van de Open Society Foundations. Voor het deel over de participatie van Somaliërs in Amsterdam voerden wij onder andere gesprekken met circa tachtig Somaliërs woonachtig in de hoofdstad en ruim twintig experts op lokaal en nationaal niveau. In Nederland wonen ongeveer 33.500 Somaliërs, de mensen zonder papieren niet meegerekend. Somaliërs wonen hier sterk verspreid, met een aantal concentraties, zoals Tilburg, Rotterdam en Den Haag. Amsterdam telt ongeveer 1300 Somaliërs. Een deel is midden jaren '90 als asielzoeker naar Nederland gekomen – op de vlucht na de val van het regime van Siad Barre. Dit waren vooral hogeropgeleiden, zoals artsen, juristen en zakenmensen. Rond 2007 kwam een tweede immigratiegolf vanuit Somalië naar Neder land op gang, vooral van mensen met een lage of geen opleiding, en veel jongeren. Gecombineerd met het relatief hoge geboorte cijfer onder Somaliërs vertaalt dit zich in een jonge leeft ijdsopbouw: ongeveer twee derde van de Somaliërs in Nederland is jonger dan dertig.

Kwetsbare groep

Eerdere studies van het Sociaal Cultureel Planbureau (2011) en Regioplan (2010) naar de integratie van Somaliërs lieten een weinig rooskleurig beeld zien, en ons onderzoek bevestigt dat beeld. Meer dan de helft van de Somaliërs in Nederland had in 2009 alleen basisonderwijs gevolgd. Vergeleken met andere vluchtelingengroepen is het opleidingsniveau erg laag. De schooluitval onder jongeren is met 4,5 procent hoog en slechts 23 procent van de Somaliërs van 15-65 jaar heeft een startkwalificatie. De werkloosheid onder Somaliërs is zorgwekkend; in 2009 had 29% een baan, voor vrouwen lag dat op 17 procent. De uitkeringsafhankelijkheid is daardoor erg hoog, 36 procent van de Somaliërs heeft een bijstandsuitkering. Deze cijfers variëren binnen de groep als geheel. Zo heeft 70 procent van de Somaliërs die midden jaren '90 naar Nederland kwamen een baan.

Veel Somaliërs kampen met geestelijke gezondheidsproblemen, zoals post-traumatische stress en depressies, als gevolg van de oorlog, de vlucht uit Somalië en het verblijf in vluchtelingenkampen, asielzoekerscentra en soms detentiecentra. De oorlog resulteerde bovendien in veel gebroken gezinnen, en veel Somaliërs maken zich zorgen om hun kinderen, ouders en andere familieleden die nog in Somalië of elders zijn. 

Taal

In de gesprekken noemen de Somaliërs en de experts de slechte beheersing van de Nederlandse taal een belangrijk struikelblok voor integratie. De nieuwkomers hebben erg weinig scholingsmogelijkheden gehad in het door oorlog verwoeste Somalië, maar ook de oudkomers beheersen de Nederlandse taal vaak onvoldoende. Hierdoor zijn velen niet in staat te participeren op de arbeidsmarkt, alle inburgeringsprogramma’s ten spijt. Somaliërs die hier als asielzoeker aankomen, volgen allemaal het verplichte inburgeringsprogramma van de overheid, met de Nederlandse taalcursus als belangrijkste ingrediënt. De geïnterviewde Somaliërs vinden dat die cursus, veelal twee dagdelen per week gedurende een jaar, te kort is om Nederlands te leren. Bovendien is de kwaliteit van het taalonderwijs soms onvoldoende, met regelmatig lesuitval, aldus veel experts. Ze verwachten nog meer problemen door de herziene Inburgeringswet, die sinds 1 januari 2013 van kracht is. Het taalonderwijs is nu geprivatiseerd en inburgeraars kunnen zelf een instelling kiezen. Veel nieuwe aanbieders maken gebruik van innovatieve methoden, vaak interactief via computers, met onlinemateriaal en -oefeningen. Maar deze sluiten niet aan bij de Somalische orale traditie, waarin kennisoverdracht en informatie vooral mondeling worden overgebracht. Deze mismatch zal des te meer optreden bij de grote groep Somaliërs die na 2007 arriveerde en aanzienlijk lager opgeleid of zelfs vaak analfabeet is. 

strip
strip
strip
strip
Dit is een van de veertien strips over Somaliërs in Europese steden, te vinden op: www.opensocietyfoundations.org/multimedia/meet-the-somalis

Botsingen

Het belang van taal komt ook terug in gesprekken over opvoeding. Somalische ouders zeggen dat ze moeite hebben hun kinderen te volgen en te begrijpen, omdat die in het algemeen snel Nederlands spreken. De kloof tussen ouders en kinderen neemt snel toe doordat de kinderen steeds meer openstaan voor de Nederlandse samenleving en daaruit dingen oppikken. Dit wordt versterkt door de complexe familieachtergrond, met een groot aantal eenoudergezinnen waarin de moeder vaak alleen de kinderen opvoedt. Bovendien verandert de rol van de vader. Wordt die rol in Somalië sterk geassocieerd met kostwinnerschap en gezag, in Nederland is de Somalische vader vaak werkloos, en daardoor niet langer de hoofdkostwinner. Daarbij wordt de traditionele wijze van gezag afdwingen in Nederland sterk veroordeeld. Vaders zien hun gezag in het gezin afb rokkelen en hebben vaak het gevoel van weinig nut te kunnen zijn in de opvoeding van hun kinderen. Terwijl in Nederland zelfstandigheid, mondigheid en assertief gedrag hoog staan aangeschreven, benadrukken Somalische ouders juist het belang van respect tonen en gehoorzaam zijn. Dat leidt tot botsingen tussen kinderen en ouders, maar ook op school, waar de Nederlandse waarden domineren. Een Somalische student vertelt dat hij op de lagere school in Vught nooit zijn vinger opstak om antwoord te geven, en nooit in discussie ging met de onderwijzer, want hij had geleerd dat hij stil moest zijn. De onderwijzer vatte dat stilzwijgen op als ‘weinig actief ’ en ‘niet geïnteresseerd’. Dit vertaalde zich in lagere cijfers. Jongeren geven aan dat hun ouders het Nederlandse schoolsysteem dikwijls niet begrijpen, en dat ze zich vaak niet gesteund voelen door hun ouders. ‘Somalische ouders’, zo vat een 22-jarige student het kernachtig samen, ‘zijn vooral gericht op de basisbehoeft en van een kind: eten, kleding en naar school gaan. Maar je hebt meer nodig om goed te functioneren in het hoger onderwijs, zoals het lezen van boeken, kranten, het bezoeken van een museum of over politiek discussiëren.’

Twee culturen

Vrijwel alle Somaliërs die we spraken, groeien op in twee culturen. Dat komt ook tot uitdrukking in de sterke transnationale banden die ze onderhouden, in de eerste plaats met familie in Somalië, en met familieleden elders in Europa en in de Verenigde Staten. Die banden zijn emotioneel, maar komen ook tot uitdrukking in het frequent overmaken van geld om hun familieleden in Somalië te ondersteunen. Vanuit het land van herkomst wordt veelvuldig een appel op migranten gedaan om geld te sturen, vaak via de mobiele telefoon, een morele verplichting waaraan lastig te ontkomen is, ook met het oog op de toekomst. Oudere migranten geven aan graag terug te willen als het veilig is. Zij zien voor hun kinderen ook een toekomst in Somalië weggelegd, en sturen bij de schoolkeuze vaak aan op een opleiding als jurist of arts, waarmee hun kinderen zich nuttig kunnen maken in Somalië. Jongeren zien zichzelf wel als ‘transnationaal’, maar niet in Somalië. Ze beschouwen Maleisië, Indonesië en Dubai bijvoorbeeld als aantrekkelijke woon- en werkplekken. Veel Somaliërs in Amsterdam zijn dan ook niet zo gehecht aan de stad. Ze wonen er graag, maar hebben weinig met de ‘Amsterdamse identiteit’. Andere identiteiten, zoals de islamitische en de Somalische, lijken voor hen belangrijker te zijn. Aan de andere kant stellen veel jongeren dat ze tussen twee culturen in zitten. Een 19-jarige studente merkt op: ‘Ik had een periode waarin ik dacht: ik ben een echte Somalische, maar dat gevoel heb ik nu niet meer. Enkele familieleden kwamen op bezoek en toen merkte ik dat ik eigenlijk heel Nederlands ben, in de manier waarop ik praat, wat ik doe [….] ik had al geruime tijd niet in het Somalisch gesproken en ik vind het echt moeilijk om de taal op te pikken. [....] Veel Somaliërs denken ook anders dan Somaliërs die zijn opgegroeid in Europa.’ 

Allianties

De werkelijkheid over integratie van Somaliërs is weerbarstiger en heeft meer gezichten dan een eerste blik op de statistieken doet vermoeden. De politieke, historische en culturele achtergrond van deze bevolkingsgroep speelt een belangrijke rol bij het verklaren van de moeizame integratie. Jaren van conflict, een complex migratietraject, verscheurde families, en wantrouwen ten aanzien van alles wat riekt naar overheid, hebben een stempel gedrukt op de verhoudingen. Bovendien maken het transnationale gevoel en de loyaliteit naar verschillende landen, zowel emotioneel als financieel, participatie hier lastiger. Somaliërs zijn een kwetsbare groep en hebben extra aandacht nodig van beleidsmakers en maatschappelijke organisaties. Specifiek integratiebeleid gericht op minderheidsgroepen is echter al enige tijd geleden vervangen door generiek beleid – ook in de gemeente Amsterdam. Een mogelijkheid is dan in te zetten op initiatieven die ook van belang zijn voor andere groepen, en allianties aan te gaan. Denk aan alfabetiseringscursussen en onderwijs in eigen taal, opvoedingsondersteuning met specifieke aandacht voor de rol van vaders, en monitoring van de schooluitval. Daarbij moet dan wel rekening gehouden worden met een aantal succesfactoren, zoals aandacht voor de rol van orale kennisoverdracht en de inzet van Somalische rolmodellen die de specifieke achtergrond van deze groep goed kennen, en de taal spreken. 

 

BRONNEN 

• Open Society Foundations 2014. Somalis in Amsterdam. Open Society Foundations, Londen. Beschikbaar op: www.opensocietyfoundations.org/ reports/somalis-amsterdam 
• Dourleijn, E. & J. Dagevos, (Eds.) 2011. Vluchtelingengroepen in Nederland. Over de integratie van Afghaanse, Iraakse, Iraanse en Somalische migranten. SCP, Den Haag. 
• Klaver, J., P. Poel & J. Stouten 2010. Somaliërs in Nederland, een verkenning van hun maatschappelijke positie en aanknopingspunten voor beleid. Regioplan, Amsterdam