Lavanha's kaart van Aragón
Midden 17e eeuw bereikte de Amsterdamse productie van grote encyclopedische atlassen een hoogtepunt. Deze bevatten niet alleen kaarten maar ook veel tekst. De uitgevers Johannes Janssonius en Joan Blaeu poogden elkaar de loef af te steken door steeds een grotere atlas te produceren dan de ander. Wat dat betekende voor de kaarten, wordt duidelijk aan de hand van een kaart van het Spaanse platteland.
De Portugese geograaf, cartograaf en wiskundige João Baptista Lavanha – in het Spaans Juan Bautista Labaña – was in 1582 leraar geworden aan de net opgerichte Academie voor Wiskunde en Bouwkunde in Madrid. Een van zijn leerlingen was Miguel de Cervantes, die later het wereldberoemde boek over Don Quichot zou schrijven. Lavanha werd in 1581 koninklijk hoofdkosmograaf van het Spaanse koninkrijk. In die functie kreeg hij in 1610 de opdracht om een kaart te maken van Aragón, dat onder de Spaanse kroon viel. De kaart was in 1615 gereed en werd omstreeks 1619 gedrukt, samen met een geografische beschrijving. Deze kaart, Descripcion del Reino de Aragón, wordt beschouwd als de belangrijkste die de 17e- en 18e-eeuwse Spaanse cartografie heeft voortgebracht. Het is een wandkaart in zes blad (122 x 112 cm), met een schaal van ongeveer 1:275.000.
Een kleine vijftien jaar later maakte Henricus Hondius in Amsterdam een verkleinde versie van de kaart van Aragón, Novissima Arragoniæ Regni tabula (Nieuwste kaart van het koninkrijk Aragón) voor de nieuwe editie van zijn atlas, die in 1633 gereed was. Hoewel deze kaart bijna driemaal zo klein is (45 x 55 cm, schaal ca. 1:550.000) zijn alle plaatsen en dorpen overgenomen. Het is verbazingwekkend dat de graveur erin geslaagd is alle gegevens in de verkleinde kaart te proppen. De kaart maakt daardoor wel een volle indruk.
De graveur wist veel gegevens in de verkleinde kaart te proppen
Mocht Lavanha’s kaart wel gekopieerd worden? Ja, auteursrecht bestond in die tijd nog niet. Wel kon de uitgever een ‘privilege’ krijgen, wat enige bescherming bood tegen kopiëren. Zo’n privilege was meestal maar tien tot twintig jaar geldig en had alleen effect in het gebied dat door de verlenende instanties bestuurd werd. Lavanha’s kaart kon dus zonder wettelijk bezwaar gekopieerd worden. Hoewel Hondius’ kaart tot ver in de 18e eeuw herdrukt werd, maakte zijn medewerker en zwager Johannes Janssonius in 1638 toch een nieuwe kopie, die simpelweg Arragonia Regnum (Koninkrijk Aragón) heet. De kaart is veel minder gedetailleerd dan die van Hondius. Alleen steden zijn aangeduid, de dorpen zijn weggelaten, zodat de kaart erg leeg is. Lettergraveurs werden per naam betaald en het was dus veel goedkoper om alle dorpen weg te laten, bovendien was de koperplaat sneller klaar. Twee jaar later kopieerde Joan Blaeu die ‘lege’ kaart uit 1638 vrijwel exact. Op alle drie deze verkleinde kopieën wordt overigens netjes Lavanha als auteur vermeld en wel als ‘Johannes Baptiste Labanna’.
Twintig jaar later was Joan Blaeu zijn Atlas Maior aan het voorbereiden. Deze zou cira 600 kaarten bevatten en moest zijn concurrent Janssonius voor eens en altijd verslaan. Blaeu zocht naarstig naar kaarten van gebieden die nog niet in de atlas waren opgenomen. Zo ‘ontdekte’ hij Lavanha’s wandkaart van Aragón en dacht dat hiervan wel meerdere detailkaarten te maken zouden zijn. Lavanha had op zijn kaart Aragón verdeeld in zes bisdommen en Blaeu liet daarvan deelkaarten maken: Zaragoza, Jaca, Huesca, Tarazona, Teruel met Albarracín, en Barbastro met het graafschap Ribagorza. Janssonius had daar geen antwoord op, maar toen zijn erfgenamen in 1675 ook een Atlas Maior wilden uitgeven, deden ze hetzelfde en lieten ook zes kaarten van de bisdommen graveren. Daarbij maakten zij het zich makkelijk door op hun beurt weer Blaeu’s kaarten te kopiëren.
Inmiddels was Lavanha’s kaart meer dan vijftig jaar oud. Dat was geen groot bezwaar, want in die periode veranderden de infrastructuur en de steden en dorpen niet zo sterk als vanaf het midden van de 19e eeuw. Maar Blaeu en Janssonius hebben ook geen enkele poging kunnen ondernemen om na te gaan of er iets gewijzigd was. Informatie inwinnen over wijzigingen in deze verafgelegen streken was moeizaam en tijdrovend, en had voor hen ook geen belang. Het publiek kon toch niet controleren of de kaart wel bijgewerkt was.
Om na te gaan hoe nauwkeurig de achtereenvolgende kopieën zijn, hebben we zes kaarten bekeken, en wel het fragment met de Solana-vallei erop (figuur 3).
De Solana-vallei
In het artikel over de neo-rurales (pag. 14) komt de Solana-vallei in de provincie Huesca (in de autonome regio Aragón) ter sprake. De vallei ligt in het bisdom Barbastro en is het duidelijkst weergegeven op de kaart van dit bisdom.
In de Solana-vallei en directe omgeving heeft Lavanha (figuur 3a) zeventien dorpen aangegeven, die op Hondius’ kaart (figuur 3b) en op de kaarten van Balbastro (figuur 3e en 3f) allemaal zijn overgenomen. Op Janssonius’ kaart van heel Aragón (figuur 3c) en Blaeus kopie daarvan (figuur 3d) staan helemaal geen dorpen ingetekend.
De namen zijn op de nagegraveerde kopieën alle identiek aan die op Lavanha’s voorbeeld (figuur 3a). Behalve Castellar, dat bij Lavanha de laatste twee letters mist (of is dat een beschadiging op de kaart die als voorbeeld voor de facsimile diende?). Verder maakte de graveur van Janssonius’ erven een foutje in de moeilijke naam Xiñuauel.
Op de kaart van Balbastro staat bij Blaeu elk dorp met een kerkje aangegeven, waardoor de vallei een dichtbevolkte indruk maakt (figuur 3e). Janssonius’ erven gaven dorpen enkel met een cirkeltje aan en tekenden veel minder bergen. Hun kaart oogt al veel leger dan die van Blaeu, hoewel er even veel dorpen op staan (figuur 3f).
De originele kaart van Lavanha is buiten Spanje niet erg bekend geworden. Zijn nauwkeurige kartering van Aragón vond door de navolgingen van de Amsterdamse atlasuitgevers een wereldwijde verspreiding. En omdat zijn naam steeds als auteur op de kaarten stond, kreeg hij ook de verdiende erkenning.
Wanneer we Janssonius’ kaart van Aragón uit 1638 bekijken, zien we een schijnbaar volledig onbewoonde vallei, waarvan zelfs de naam niet wordt gegeven. Een vooruitziende blik op de huidige ontvolking is dat echter niet, eerder een kwestie van zuinigheid. •