Oceanen
Op een zomerse ochtend in 2011 zit ik op het terras van Stichting Nova Atlantis. We kijken uit over de baai van Ribeiras aan de zuidkust van het eiland Pico, een van de Azoren. Karin vertelt over haar onderzoek aan Rissodolfijnen (Grampus griseus), die de wateren rondom Pico bevolken. Ze heeft elk dier een naam gegeven en herkent hen aan hun littekens.
De zuidkust van Pico is beroemd om zijn rijke zeeleven. Diepzeewater botst tegen het vulkanische complex waarvan Mount Pico met 2351 meter de hoogste top is. Het opwellende water brengt veel voedingsstoffen naar boven en bedient daarmee een hele voedselketen; van fytoplankton tot walvissen. Walvissafari’s zijn hier dan ook big business.
We varen uit met rubberboten op zoek naar dolfijnen en walvissen. Midden op de Atlantische Oceaan valt eindelijk het abstracte plaatje van een blauwe planeet op zijn plaats. Hier is slechts water, onder mij tot meer dan een kilometer diep en boven mij in de vorm van onschuldige cumuluswolkjes. Eigenlijk is het vreemd dat we onze planeet ‘aarde’ noemen; met 70 procent zeeën en oceanen zou ‘water’ logischer zijn.
Het is niet het tropisch regenwoud dat ons voorziet van zuurstof, maar vooral het plantaardig leven in de oceanen. Toch weten we bar weinig over het functioneren van de oceanen. Het recente IPCC-rapport brengt echter opmerkelijke dingen aan het licht. Oceanen nemen zo’n 30 procent van de uitgestoten koolstofdioxide op en zo’n 90 procent van de warmte die door extra broeikasgassen in het klimaatsysteem blijft hangen.
Zonder oceanen had het leven zich überhaupt niet kunnen ontwikkelen. Misschien moeten we al dat water ook de credits geven voor het over miljarden jaren stabiele klimaat. De oceaan, waarin kalk (CaCO3) al dan niet in de vorm van zeeleven neersloeg en grote hoeveelheden CO2 uit de atmosfeer trok, compenseerde de steeds hetere zon. We hebben ons interglaciaal te danken aan de Noordelijke IJszee. Als daar een continent had gelegen, zou een enorme witte, reflecterende ijskap daar hebben geleid tot een permanente ijstijd. En zonder oceaan was Nederland een woestijn geweest met hete zomers en steenkoude winters.
Nu Gaia haar tovenaarsleerling, Homo sapiens, heeft voortgebracht, is het opnieuw de oceaan die de rotzooi opvangt. De vraag is alleen voor hoe lang. De toenemende concentratie CO2 in de oceaan leidt tot verzuring. Koolstofdioxide reageert namelijk met water, waardoor zuren vrijkomen. Voor kalkvormende organismen wordt het daardoor moeilijker om een skelet te bouwen. De omstandigheden in bestaande oceanische gebieden met een hoge CO2-concentratie, nabij onderzeese vulkanen, en experimenten in laboratoria geven weinig hoop. Er blijft weinig over van koralen. Schelpdieren mogen hopen dat hun belagers eerder uitsterven, zodat zij zonder schelp verder kunnen leven. In het beste geval stimuleert al die koolstofdioxide de groei van wieren en algen.
Op grote diepte ligt de allergrootste tijdbom: de immense kalklagen die over honderden miljoenen jaren zijn opgebouwd en een voorraad koolstof bevatten waar zelfs de mondiale voorraad schaliegas bij in het niet valt. Een zuurdere en diepere oceaan kan ertoe leiden dat deze kalklagen massaal gaan oplossen. De huidige netto CO2-flux van atmosfeer naar oceaan kan dan omkeren. Dan hebben we een ‘hyperthermische’ gebeurtenis te pakken, het type ellende dat de aarde eerder heeft meegemaakt in het Tertiair. Volgens de meest gangbare hypothese werden snelle oceaanverzuring en mondiale opwarming toen getriggerd door het vrijkomen van methaan uit methaanrijk ijs (methaanhydraat) op de oceaan bodem.
Het intrigerende is dat de mens een bewustzijn heeft. Er zijn wereldomvattende organisaties en in nog geen 48 uur vlieg je rond de wereld. Zou dit vreemde wezen in staat zijn de rol van de oceaan als klimaatstabilisator over te nemen? Alleen dan hebben we een kans, als we ons ontdoen van het slag bureaucraten dat deze organisaties nu bevolkt, en leiders vinden die net als Rissodolfijnen aan hun littekens herkend willen worden. Mensen zoals Nelson Mandela, die door lijden gelouterd de moed weten op te vatten om anderen te overtuigen, in plaats van slechts opiniepeilingen te volgen.
Hier valt eindelijk het abstracte plaatje van een blauwe planeet op z’n plaats