Parijs en Hausmann in een podcast

4 januari 2022
Podcasts
Nieuws
FOTO: GILPIVERT.FR/FLICKR (CC)
Ruim opgezet straatpatroon met boulevard en plein in Hausmann-stijl, juni 2019.

Het Parijs dat we vandaag kennen, heeft haar voorkomen te danken aan een stedenbouwkundig experiment in de 19e eeuw. In de podcast Alle geschiedenis ooit hoor je in de aflevering ‘Parijs, de stad met alle problemen’ van 27 november jl. hoe de stad transformeerde van een bolwerk van muiterij tot een plek van grandeur voor de elite.

 

Tot 1848 was Parijs een plek waar je nog niet dood gevonden wilde worden. Mensen leefden in op zichzelf staande buurtjes. Ze woonden vaak boven de werkplaats en hoe hoger je kwam in een gebouw, des te meer mensen er bij elkaar leefden op een kleiner oppervlak. Er waren regels over hoe hoog de gebouwen aan de straatkant mochten zijn, maar dat gold niet voor de binnenplaatsen. Dit had tot gevolg dat hier de ene woonlaag op de andere werd gestapeld. De straten waren te smal om met paard en wagen of koets doorheen te komen. Gebouwen stonden zo dicht op elkaar dat de gevels naar elkaar toe begonnen te hellen, waardoor Parijs een nauwe, donkere stad was. Er braken vaak epidemieën uit die delen van de bevolking uitroeiden.

Het dichtbebouwde Parijs was een broeinest van verzet – in de smalle straten kon het leger de opstanden niet neerslaan

Na de Franse Revolutie in 1789 keerde de monarchie meermaals terug om weer te worden omvergeworpen. Zo ook in de eerste helft van de 19e eeuw. Vaak was de bevolking van Parijs de aanstichter van de opstanden. Alle overheidsgebouwen bevonden zich in de dichtbebouwde stad, die zich ontwikkelde tot een broeinest van verzet. De opstandelingen konden de smalle straten makkelijk barricaderen en zo buiten het bereik van het leger blijven. In 1848 kwamen studenten, arbeiders en de kleine burgerij opnieuw in opstand en uiteindelijk werden er nieuwe verkiezingen gehouden en kozen de Fransen Napoleon III, het neefje van, tot president. Hij zou het ‘pauperisme’ uitroeien en had voor Parijs een plan bedacht. Er zou een moderne stad op de middeleeuwse stad gebouwd worden. Met George-Eugène Haussmann, die op dat moment préfect (een soort burgemeester) van Parijs was, liet hij een plan uitwerken met zes uitgangspunten: de stad moest een eenheid vormen en lucht, licht en ruimte krijgen; er moesten verbindingen komen tussen de treinstations en tussen de ministeries; en legertroepen moesten makkelijk het centrum kunnen bereiken om opstanden te onderdrukken.

Waar op het Île de la Cité eerst 20.000 mensen woonden, was er na de herstructurering nog maar plek voor 5000 Parijzenaars

Er werden grote, brede boulevards ontworpen en uitgestrekte parken, overbevolkte wijken moesten tegen de vlakte, er werd voorzien in watervoorzieningen en riolering en gasleidingen voor straatlampen en er werden strenge regels ingesteld over hoe de stad eruit moest gaan zien. In totaal gingen er 12.000 woningen tegen de vlakte en in 17 jaar tijd werd de halve middeleeuwse stad gesloopt. Waar op het Île de la Cité bij aanvang 20.000 mensen woonden, waren dat er na de herstructurering nog maar 5000. De oorspronkelijke eilanders moesten vertrekken. Dat gebeurde door onteigeningen en door de stad uit te breiden met buitenwijken voor de arbeiders, zoals Montmartre en Belleville. Haussmann financierde de grootschalige ingrepen door de grond te onteigenen, te herontwikkelen en hier winst mee te maken. In het Frankrijk van die tijd kon een stadsbestuur woningen en grond onteigenen mits ze kon aantonen dat dit in het algemeen belang was én de betrokkenen daarvoor gecompenseerd werden. Dat ging via juryrechtspraak, waarbij de burger-juryleden bepaalden welk bedrag een eigenaar zou krijgen bij onteigening. Omdat zij misschien wel als volgende aan de beurt zouden zijn, was het in hun belang de prijzen hoog te houden. Er ontstond een illegaal circuit rondom de onteigeningen waardoor de woningen voor prijzen ver boven de daadwerkelijke waarde werden opgekocht. Winkeliers stopten bijvoorbeeld hun magazijnen vol met nepproducten om meer geld te vangen voor het ‘verslepen van al hun goederen’. Door de torenhoge vergoedingen klopten de ramingen die Haussmann had gemaakt voor de transformatie niet, terwijl het stadsbestuur hem belette nog meer te lenen van banken. De préfect bedacht vervolgens een vouchersysteem, waarbij aannemers werden betaald zodra ze klaar waren met hun werk. Zij zetten deze vouchers om in cash bij de banken. Op deze manier omzeilde Hausmann reguliere leningen en kon hij zijn plannen toch voortzetten. Toen het stadsbestuur de truc ontdekte, werd Haussmann ontslagen in 1869. Zijn stedenbouwkundige gedachtegoed werd echter voortgezet in de verdere ontwikkeling van Parijs. Dit soort grootschalige transformatieprojecten wordt zelfs ‘Haussmannisatie’ genoemd.

Aflevering Parijs: de stad met alle problemen, podcast Alle geschiedenis ooit

45 minuten