Recht op meertalige stad
Voormalig minister van integratie Rita Verdonk had in 2006 maar al te graag de landelijke gedragsregel ingevoerd dat op straat alleen Nederlands wordt gesproken. Zover is het nooit gekomen, maar taal blijft een hot issue bij de integratie van migranten. Kolar Aparna ziet meertaligheid als een recht.
Volgens Henri Lefebvre is het recht op de stad ‘als een schreeuw en een vraag’. De schreeuw benadrukt dat het bestaan van de vrije stedeling in het gedrang komt, het is als het ware een noodkreet om het recht tot de stad. De vraag betekent dat het recht op de stad gezien moet worden als een ingang naar een betekenisvollere, open en speelse stad. Het recht op de stad is het recht van ieder mens die zich in deze ruimte bevindt, ongeacht nationaliteit of juridische status. Het gaat om het recht op participatie en daarmee het recht op toe-eigening van een plaats. Terwijl the right to the city vaak gebruikt wordt om problemen rondom de fysieke en materiële aspecten van de stad aan te kaarten, zoals toegang tot bepaalde plekken, wil ik graag de taalkundige dimensie bespreken. Dat doe ik aan de hand van drie alledaagse ervaringen die ik onlangs had: in de trein, bij een visumdienst en in mijn werk bij Stichting Gast, een steunpunt voor migranten zonder verblijfspapieren.
Meertalige identiteit
Ik ben zelf meertalig en deze ‘meertongigheid’ is een belangrijk aspect van mijn identiteit. Mijn meertaligheid is voor mij een manier om me de stedelijke ruimte eigen te maken. Het bezit van meerdere tongen betekent niet alleen dat ik van taal kan wisselen (van Kannada, Tamil, naar Spaans, Hindi of Nederlands), het betekent ook dat één taal, bijvoorbeeld mijn Engels, verweven is met vele accenten, vormen, geluiden, kleuren, kaders, emoties en symboliek uit andere talen. Mijn Engels mengt zich in verschillende situaties met ‘hybride tongen’. Zelfs als ik dat probeer te vermijden, zijn mijn taalgebruik en woordkeuze voor een academisch publiek anders dan wanneer ik over hetzelfde praat met mijn familie of vrienden. Dezelfde taal verwerft dus meerdere tongen, want ze is tegelijkertijd situationeel (van de situatie afhankelijk) en relationeel (afhankelijk van de omgang met anderen). Ze verschuift in vorm: van geschreven naar gesproken, van gehoord naar gelezen.
Een stad van reizende tongen
Hoewel steden vaak voorgesteld worden als ‘objecten’ waarbinnen wij leven, wordt de stedelijke ruimte vormgegeven door de alledaagse mobiliteit. Ieder van ons ervaart de stad in dagelijkse bewegingen. Onze dagelijkse routes leiden tot ontmoetingen in de ruimte, soms onprettige confrontaties en soms leuke verrassingen. Dit maakt het reizen met de trein zo interessant; passagiers delen min of meer toevallig de ruimte voor een bepaalde tijd. Een treinreis is daarmee een opeenstapeling van individuele trajecten.
Op een avond was ik op weg van Nijmegen naar Eindhoven met een overstap in Den Bosch. Ik zat in een stiltecoupé, een ruimte ontworpen voor reizigers die liever niet gestoord worden. Een oudere man zat tegenover mij, en naast mij aan de andere kant van het gangpad zat een meisje. In Den Bosch stapte een zakenman van middelbare leeftijd, in driedelig pak, met een rolkoffer de coupé binnen. Hij nam plaats tegenover het meisje en vroeg haar, zoals ik later begreep, de weg in het Engels. Zij kon hem niet naar tevredenheid antwoorden, waarop ik besloot hem in het Spaans en Engels de duidelijkheid te bieden die hij vroeg. Hij was dankbaar, maar plotseling had hij een emotionele uitbarsting die niets anders kon betekenen dan een opeenstapeling van frustraties. Hij had het gevoel niet begrepen te worden door omstanders, maar gaf ook aan dat hij het gevoel had gediscrimineerd te worden vanwege zijn donkere huidskleur. Hij sprak in een mengelmoes van Spaans, Engels en een lokale taal uit Afrika. Hij bleef daarbij zwaaien met zijn Spaanse paspoort en benadrukte in woord en gebaar dat hij een legale reiziger was en dat hij het volste recht had om hier te zijn.
Door met een ‘gemengde tong’ te spreken, eiste hij het recht op om van deze ruimte een meertalige stedelijke ruimte te maken. Zijn ‘reizende tong’ ging in tegen de dominantie van één enkele, nationale, taal in stedelijke interacties. Toen ik deze man aansprak in het Spaans en Engels, merkte ik dat hij ontspande. Het was voor hem tegelijkertijd een aanleiding om de meertaligheid van het meisje af te tasten. Toen zij vertelde dat ze vloeiend Arabisch sprak, probeerde de man een aantal woorden Arabisch te zeggen, en dat maakte het meisje aan het lachen. De oude man tegenover me luisterde aandachtig en vertelde mij dat hij alleen Nederlands sprak. Ik legde hem daarop in het Nederlands uit wat de zakelijke reiziger tot nu toe met ons had gedeeld. Daar zat ik dus met drie medepassagiers in een meertalige ruimte. We overtraden niet alleen de formele regels van de trein door te praten in een stiltecoupé, we verruimden tegelijkertijd de eentalig heid van de stedelijke ruimte. We claimden op onze manier de meertalige stad. We accepteerden de verschillende talen en we waren bereid naar elkaar te luisteren, ook al begrepen we elkaar niet volledig.
Een stad van de hartelijke taal
Hoewel ik nu vijf jaar in Nederland woon, heb ik vanwege mijn Indiase afkomst voor een familiebezoek in Londen een visum nodig. In een kille wachtkamer van de visumdienst van het Verenigd Koninkrijk in Amsterdam zat ik rustig en passief, met allerlei ingevulde formulieren, te wachten voor een biometrische scan. Mijn gedachtegang werd onderbroken door de binnenkomst van een man die zeer geagiteerd in het Hindi sprak. Zijn ‘gespannen tong’ gaf blijk van een persoonlijk drama. Hij verbrak niet alleen de stilte, maar veranderde de passieve wachtkamer in een ritmisch, levend geheel. Ik versta Hindi en kreeg mee dat hij hier voor de zoveelste keer was om te vragen hoe lang zijn vrouw nog moest wachten op haar visum. Even later verhief hij zijn stem en uitte zijn frustraties (in het Engels) tegenover de medewerkers en wachtende aanvragers. Met het antwoord ‘we weten niet hoe lang het zal duren, meneer’ was hij uitermate ontevreden. Hij werd geconfronteerd met het feit dat staatsmacht zich vaak manifesteert in hiërarchische wachttijden.
Ik sprak hem in het Hindi aan en dat bleek een effectieve manier om de streng gecontroleerde Britse ruimte ‘eigen’ te maken. In deze ruimte was plotseling plaats voor begrip, voor onderling vertrouwen en troost. Even later vertaalde ik het voorval aan een man uit Sierra Leone, die ook een visumaanvraag indiende. Hoewel ik normaal nauwelijks de behoefte voel om me in het Hindi uit te drukken (ook niet thuis of op de universiteit), sprak ik in deze specifieke situatie Hindi en vertaalde het naar een breder publiek. De taal die onder de oppervlakte verborgen was – de hartelijke taal, vol emoties – werd zo kenbaar gemaakt in de geordende ruimte van het Verenigd Koninkrijk. Nergens anders heb ik zo letterlijk gevoeld dat deze ordelijkheid en discipline zich ook uiten in een opgelegde linguïstische uniformiteit. Door je te beroepen op meertaligheid, kun je daaraan ontkomen en in die zin is meertaligheid gelijk aan het recht om een ruimte eigen te maken.
De stad van de gemengde tong
De dagelijkse trajecten en keuzes van de migranten zonder verblijfspapieren worden voortdurende beperkt. Menig migrant leeft bijvoorbeeld dagelijks met de angst geconfronteerd te worden met de autoriteiten. Dit maakt een fietstocht door de stad al een onderneming waarbij je op je hoede moet zijn. In dat opzicht produceert een status zonder verblijfsvergunning een eigen tijd-ruimte.
Toen ik voor het eerst in een informele ontmoetingsruimte van Stichting Gast kwam, werd ik overdonderd door de vele talen die daar samenkwamen. Ik hoorde Arabisch, Koerdisch, Armeens, Den, Bengali en vele andere talen en dialecten die ik niet eens kon plaatsen. Het interessante was ook dat de Engelse taal niet toereikend was om te communiceren in deze ruimte. Vele migranten hadden een achtergrond waar deze ‘mondiale’ taal nauwelijks van waarde is. Het bleek ook dat mijn niet-westerse meertaligheid (Tamil, Kannada en Hindi) mij niet echt verder kon helpen in de communicatie met migranten. Sterker nog: het Nederlands, hoe gebrekkig ook gesproken door mij en mijn gesprekspartner, bleek een belangrijk medium te zijn om elkaar te ontmoeten. Maar het was een speciaal soort Nederlands.
Tijdens de vele gesprekken die volgden, begon het me steeds meer op te vallen hoezeer het Nederlands gemengd werd met ‘meerdere tongen’. Woorden uit verscheidene moedertalen of koloniale talen werden naadloos verweven met het Nederlands. Geregeld werd per gesprekspartner geschakeld in taal, en soms volstond oogcontact of body language om vreugde, hoop of uitzichtloosheid uit te drukken. Hier, op deze ontmoetingsplek voor migranten zonder verblijfsvergunning, kwamen verschillende werelden, en daarmee ook verschillende tongvallen, bijeen. Het ter plekke ontwikkelde Nederlands werd een gemengde, maar ook gedeelde taal. Op deze manier claimden wij het recht op de stad van de gemengde tong.
Taalkundige ritmes
De alledaagse ritmes van meertalige tongvallen, waarbij talen, accenten, woorden, zinnen en gebaren zich mengen, staan ver weg van het nationale en uniforme belang van de natiestaat. Hoezeer de Nederlandse staat nieuwkomers ook de Nederlandse taal tracht op te leggen (bijvoorbeeld door taaltoetsen bij het inburgeringsexamen), de alledaagse dynamiek van de samenleving zal altijd een meertalig karakter hebben. We kunnen deze meertaligheid tegengaan, zoals Verdonk ooit voorstelde, maar we kunnen deze ook zien als een erkenning dat integratie nooit een simpele weg is met een duidelijk eindpunt. Integratie is in dat opzicht zoals taal; ze is nooit af, altijd in beweging, altijd een onderhandeling.
BRON
• Lefebvre, H. 1996. Writings on Cities. Translated and edited by Eleonore Kofman and Elizabeth Lebas. Blackwell Publishers.
Vertaling door Joris Schapendonk
Zie voor de Engelstalige versie van dit artikel: www.opendemocracy.net/caneurope-make-it/kolar-aparna/right-to-many-tongues-and-multilingual-cities