Ruimtelijke ongelijkheid in Brazilië

1 september 2016
Auteurs:
Martin de Wolf
Fontys Lerarenopleiding Tilburg
Dit artikel is verschenen in: geografie september 2016
Brazilië
Kennis
FOTO: PAULISSON MIURA/FLICKR

Er heerst onrust in Brazilië. De afgelopen tijd waren er grote demonstraties door voor- en tegenstanders van het overheidsbeleid. De onvrede heeft niet alleen te maken met de wijdverbreide corruptie – waarbij ook de geschorste president Dilma Roussef geen schone handen lijkt te hebben – maar evenzeer met de nog altijd bestaande ongelijkheid, ondanks stevige sociale programma’s in de afgelopen tien jaar. Een beschouwing vanuit de radicale geografie.

 

Op de literatuurlijst van het geografiecurriculum van universiteiten in Brasilia en Uberlândia prijken namen als David Harvey, Doreen Massey (zie het juninummer van Geografie) en de Braziliaan Milton Santos, die grotendeels de radicale geografie vertegenwoordigen. Kenmerkend voor deze stroming is het accent op ongelijkheid als ruimtelijk vraagstuk. Het is niet zo vreemd dat Braziliaanse collega’s ervoor kiezen vanuit dit perspectief de ruimtelijke vraagstukken in hun land te bestuderen. Brazilië behoort tot de top-15 van landen met de grootste binnenlandse ongelijkheid. Hoe heeft die zich in Brazilië ontwikkeld? Bij het beantwoorden van die vraag zoomen we in op het westelijke deel van de staat Minas Geraís.

Kolonialisme

Een belangrijke oorzaak voor de ruimtelijke ongelijkheid in Brazilië is te vinden in de Portugese koloniale geschiedenis. Portugal beschikte over relatief weinig middelen om Brazilië adequaat te koloniseren en besturen. Zodoende werd een belangrijk deel van het koloniale bestuur in handen gegeven aan individuele Portugese ondernemers in capitanias. Zij kregen toestemming van het Portugese koningshuis om de kolonisatie van (landbouw)grond te beheren. Het Portugese koningshuis behield 50 procent van de opbrengsten van hout, douane-inkomsten en het monopolie op de handel in kruiden. De individuele ondernemers mochten op hun beurt 20 procent van de gekoloniseerde landopbrengst in privébelangen investeren. Het systeem vertoonde dus kenmerken van zowel feodalisme als commercialisme. Gaandeweg ontstond een groep invloedrijke families, die tot op heden de oligarchie van Brazilië vormt. Zo is de familie Sarney in de noordelijke staat Maranhão eigenaar van meerdere mediabedrijven en hadden diverse familieleden als politicus en zelfs als president grote invloed op besluitvormingsprocessen in Brazilië.

Racisme

Tijdens de koloniale periode werden enkele miljoenen Afrikanen als slaaf naar Brazilië getransporteerd. De blanke bevolking beschouwde de Afrikanen als een minderwaardig volk, ook na afschaffing van de slavernij in 1888. In die racistische cultuur hebben de circa 10 miljoen Afro-Brazilianen tot op heden een ondergeschikte sociaaleconomische positie. Daarmee kent ruimtelijke ongelijkheid in Brazilië een etnisch patroon: de blanken zijn het rijkst, gevolgd door de mestiezen, mulatten en andere etnische menggroepen, en onderaan de ladder staan de Afro-Brazilianen en de inheemse bevolkingsgroepen.

Brazilië werd in 1822 een onafhankelijke staat, maar bleef tot 1889 deel uitmaken van de Portugese monarchie. Dat veranderde echter weinig aan de politieke en economische machtsverhoudingen die in het land waren ontstaan. De invloedrijke families behielden hun eigendommen en sleutelposities in de samenleving als gouverneur, minister of president. Dat leidde in de 19e eeuw nog niet direct tot een extreem hoge Gini Index (een maat voor ongelijkheid, zie kader). Schattingen van de Gini Index in die tijd zijn vergelijkbaar met de huidige waarde in Nederland. De verklaring daarvoor zoekt men vooral in het feit dat de inkomens in Brazilië in de 19e eeuw over de hele linie laag waren. Er was dus sprake van shared poverty onder grote delen van de bevolking.

De binnenlandse ongelijkheid nam vooral toe aan het einde van de 19e eeuw, toen Brazilië grote hoeveelheden grondstoffen en landbouwproducten naar Europa kon exporteren, als gevolg van de groei van de Europese industriële sector en verbeterde transportmogelijkheden. De export leverde een deel van de Braziliaanse bevolking werkgelegenheid en een inkomen op. Het merendeel van de opbrengsten kwam echter ten goede aan de gevestigde families, de oligarchie.

Lorenzcurve voor enkele landen in Latijns-Amerika
Gini Index

De Gini Index is een maat voor ongelijkheid en tot uitdrukking te brengen met de Lorenzcurve. De rechte lijn doorkruist de grafiek diagonaal en geeft absolute gelijkheid weer (50 procent van de bevolking heeft 50 procent van het inkomen in een land), de curve staat voor de werkelijke situatie in een land. De kromme van Brazilië laat zien dat 50 procent van de bevolking slechts 15 procent van het inkomen in een land bezit. De andere 50 procent heeft dus 85 procent van het nationale inkomen. De Gini Index geeft de afwijking tussen de rechte en de kromme lijn weer. Hoe hoger het percentage, des te groter de ongelijkheid.

Opkomst radicale geografie

Tijdens de Braziliaanse dictatuur (1964-1985) nam de binnenlandse ongelijkheid verder toe. Na 1970 bereikte de Gini Index een hoogte van bijna 65 procent. In diezelfde periode ontwikkelde in Latijns- Amerika het dependenciadenken: sociale wetenschappers benadrukten dat economische en politieke machtsverhoudingen het gevolg waren van een neokoloniale situatie, waarin zich een onderklasse en een bovenklasse hadden gevormd. In de geografie kwam dat tot uitdrukking in de radicale geografie, waaruit bekende centrum-periferiemodellen voortkomen. In Brazilië was Milton Santos (1926-2001) een van de meest vooraanstaande geografen. Zijn werk wordt nog steeds volop toegepast in geografieopleidingen. Ook in Braziliaanse boekenwinkels kun je zijn werk direct uit de schappen kopen. Santos was bovendien een van de weinige Afro-Brazilianen die een academische positie wisten te verwerven. Dat mag bijzonder genoemd worden binnen de racistische cultuur in Brazilië.

Zijn boek Shared Space uit 1979 is gebaseerd op het idee dat de Braziliaanse urbane samenleving bestaat uit een upper en een lower circuit. Het laatste vindt zijn oorsprong voor een belangrijk deel op het platteland, waarmee Santos de bewoners van het platteland impliciet tot het ‘lage circuit’ rekent. Volgens hem is modernisering van de landbouw een van de oorzaken voor ruraal-urbane migratie, waardoor plattelandsbewoners in het lage circuit in de stad terechtkomen. In de steden zijn het hoge en lage circuit weliswaar sterk verbonden, maar volgens Santos zijn mensen in het lage circuit veel afhankelijker van het hoge circuit dan andersom. 

Dat heeft ook ruimtelijke consequenties. Zo zal er voor een duur winkelcentrum (hoge circuit) sneller ruimte gemaakt worden binnen de grenzen van de stad, terwijl sociale woningbouw voor arme huishoudens (lage circuit) op goedkope gronden aan de rand van de stad wordt gerealiseerd. Dat klinkt logisch, maar tegelijkertijd wordt duidelijk dat arme huishoudens het afleggen tegenover kapitaalkrachtige mensen en organisaties. Santos sloot daarmee aan op de ideeën van de Nieuw-Zeelandse stadsgeograaf Terry McGee, die het duale circuitmodel van stedelijk grondgebruik ontwikkelde. Dit model maakt de concurrentie tussen een laag en een hoog circuit expliciet zichtbaar, waarbij het hoge circuit steeds meer ruimte inneemt ten koste van het lage circuit.

Afnemende armoede en ongelijkheid?

Als we kijken naar de ontwikkeling van armoede en ongelijkheid in de laatste tien jaar, lijken de ideeën van Santos op het eerste gezicht achterhaald. De Braziliaanse overheid heeft sinds 2003 enkele stevige sociale programma’s opgezet, waardoor het percentage van de bevolking dat onder de armoedegrens leeft, fors is gedaald (<10 procent in 2014). Ook de Gini Index is afgenomen van 60 procent in 1995 naar 52 procent in 2015. Het armste deel van de bevolking heeft sinds 2003 bijvoorbeeld structureel financiële steun ontvangen via het programma Bolsa Família, zie ook Geografie juni 2012. Huishoudens ontvangen een maandelijkse uitkering (ongeveer 40 euro) om de benodigde boodschappen te kunnen doen, op voorwaarde dat de kinderen naar school gaan en zich laten inenten tegen ziekten. Drie vliegen in één klap, zou je zeggen. Toch zijn er enkele kritische kanttekeningen te plaatsen bij de ontwikkeling van ruimtelijke ongelijkheid in Brazilië.

Ten eerste is de Gini Index voor inkomens in Brazilië weliswaar gedaald, maar hij behoort nog steeds tot de hoogste ter wereld. Met andere woorden: de inkomensongelijkheid in Brazilië is nog steeds gigantisch. Er is ook een Gini Index voor de verdeling van het landbezit, die wordt vastgesteld door het Instituto Brasileiro de Geographia e Estatistico (IBGE). Deze index is met 87 procent (2006) ongekend hoog. Het komt erop neer dat 50 procent van de kleinste boerenbedrijven 2 procent van de landbouwgrond bezit, en 10 procent van de grootste boerenbedrijven 79 procent van de landbouwgrond in handen heeft (figuur 3). Deze concentratie van landbezit blijkt moeilijk te doorbreken. De Gini Index voor landbezit ligt al decennia boven de 80 procent, ondanks landhervormingsprogramma’s. Aangezien landbouwgrond schaars is en de plattelandsbevolking blijft groeien, houdt de ruraal-urbane migratiestroom aan.

Brazilië
FOTO: MARTIN DE WOLF
Zelfbouwwoning in een van de favela’s in Uberlândia.

Uberlândia

In de stad Uberlândia is de ruimtelijke ongelijkheid direct zichtbaar. Het is een middelgrote plaats (662 duizend inwoners) in het westelijke deel van de staat Minas Geraís en vormt het centrum van een groot landbouwgebied. Uberlândia telde in 1970 iets meer dan 125 duizend inwoners, maar groeide als een shock city toen ze het knooppunt van wegen werd tussen Brasilia, Belo Horizonte en São Paulo.

Uberlândia heeft net als veel andere Braziliaanse steden het karakter van een city of islands. Een groot deel van de stad bestaat uit woonwijken voor de lage middenklasse, omringd door gated communities, zowel voor de hogere middenklasse als voor de rijke inwoners van de stad. Aan de randen van de stad vestigen zich migranten vanuit het platteland en het noordoosten van Brazilië, die daar voor een deel gevestigd worden via het Braziliaanse huis huisvestingsprogramma Minha Casa Minha Vida (Mijn huis, mijn leven). De overheid heeft de afgelopen jaren in diverse steden meer dan een miljoen huisjes laten bouwen voor gezinnen uit de arme delen van Brazilië. Dat heeft allerlei positieve effecten: een toenemende vraag naar bouwmateriaal, werkgelegenheid in de bouwsector en herhuisvesting van mensen vanuit gebieden met veel werkloosheid naar gebieden waar veel vraag naar arbeiders is.

Er is ook kritiek: de huisjes zijn van slechte kwaliteit en vormen enorme enclaves aan de randen van de stad. Ze hebben beperkte voorzieningen en het is de vraag of de bewoners in staat zullen zijn de leningen voor aanschaf af te lossen. Met andere woorden: Minha Casa Minha Vida zou wel eens een sociale en economische zeepbel in de Braziliaanse samenleving kunnen vormen.

Een ander deel van de migranten die naar de stad trekken, komt in illegale zelfbouwwijken terecht. Deze favela’s hebben het karakter van een armoedig plattelandsdorp: schamele huizen met groentetuintjes, gebrekkige voorzieningen, omringd door onverharde wegen en paden. Ze vormen een schril contrast met de villawijken in de stad, waar het merendeel van de woningen voorzien is van een zwembad, en waar dag en nacht bewaking is door poortwachters. Wellicht is Santos’ onderscheid tussen een hoog circuit en een laag circuit te zwart-wit (er is immers ook een middenklasse), maar de tegenstelling tussen de villawijken en de perifere wijken doet vermoeden dat deze circuits wel degelijk bestaan.

Ruimtelijke ongelijkheid in Uberlândia beperkt zich niet tot de stad. In de omgeving liggen uitgestrekte weidegebieden, sojavelden en suikerrietplantages. De agrarische producten worden in fabrieken op het platteland bewerkt, voor ze naar de stad worden getransporteerd of geëxporteerd. Ook hier lijken een hoog circuit en een laag circuit te bestaan. De meeste landbouwgrond is in handen van grootschalige landbouwbedrijven; voor kleine boeren is nagenoeg geen ruimte beschikbaar. Sojateelt en suikerrietproductie zijn vooral rendabel als ze grootschalig aangepakt worden, en vergen forse kapitaalinvesteringen. Kleine boeren ontberen juist grond en kapitaal en hebben zodoende relatief weinig ontwikkelingsperspectief.

Braziliaanse stad
Ruimtelijke organisatie in en om een middelgrote Braziliaanse stad

De radicale geografie onderscheidt nog een tweede laag in de ruimtelijke ongelijkheid op het Braziliaanse platteland in Minas Geraís. De agrarische productie van grootschalige landbouwbedrijven komt namelijk vooral ten goede aan het hoge circuit. De sojateelt is grotendeels bestemd voor het rijke Westen, en de ethanol, die van suikerriet wordt gemaakt, komt hoofdzakelijk als brandstof in auto’s van de middenklasse terecht. Er is dus niet alleen een ongelijke toegang tot land, maar ook een ongelijke toegang tot de opbrengsten ervan.

Toekomstperspectief

De komende jaren worden spannend voor Brazilië. De staatsschuld is het afgelopen decennium opgelopen, de economie stagneert en het land gaat gebukt onder corruptie. De ruimtelijke ongelijkheid is diepgeworteld in de samenleving en kent daarbij een etnisch patroon. Niet voor niets groeide de afgelopen jaren de onvrede onder de bevolking. In 2013 en 2016 ging men massaal de straat op om te protesteren tegen armoede, ongelijkheid en corruptie. Het is de vraag welke keuzen toekomstige regeringen gaan maken en wie daar het meest van gaat profiteren: het hoge of het lage circuit. Het is ook de vraag of de sociale programma’s in Brazilië kunnen standhouden. Bolsa Família heeft de overheid veel geld gekost en er is toenemende kritiek op het financiële beleid van de nationale overheid. Ook Dilma Roussef heeft de sleutel voor structurele vermindering van de armoede en ongelijkheid in Brazilië niet gevonden en het zal een uitdaging zijn voor toekomstige leiders om deze wel te vinden. 

 

BRONNEN

• Azevedo, C. 2015. Gaining land and gaining ground? The Popular Agrarian Reform by the Landless Rural Workers’ Movement (MST) in Brazil. Lunds University Programme in International Development and Management.

• Brakel, O. van 2013. Inequality in Brazil. A decomposition analysis. Master Thesis voor de Master International Economics and Business Studies. Erasmus University, Rotterdam.

• Jackiewicz, E. & F. Bosco 2016. Placing Latin America. Contemporary Themes in Geography. Third Edition. Rowman & Littlefield Publishers, Lanham.

• Sauer, S. & S. Leite 2011. Agrarian structure, foreign land ownership, and land

value in Brazil. Geraadpleegd op 10 april 2016, op www.iss.nl/fileadmin/ASSETS/iss/Documents/Conference_papers/LDPI/14_Sergio_Sauer_and_Sergio_Pereira_Leite_-_ENGLISH.pdf.

• Souza, J. Dos Reis de 2016. Trilhando por cidades saudáveis: contribuição metodológica de índice e sua aplicação em Uberlândia, Minas Gerais. Universidade Federal de Uberlândia.