Groei van slums
In zich ontwikkelende landen zijn twee perioden te onderscheiden in de groei van slums. Ten eerste de koloniale tijd en de periode van dekolonisatie. De vestiging van blanke kolonialisten, de groei van de handel en vooral de opkomende industrie leidden tot een trek naar de stedelijke gebieden. Immigranten bouwden daar zelf onderkomens, vaak naar het voorbeeld van de dorpen waar ze vandaan kwamen. De natuurlijke aanwas onder deze jonge stedelijke armen leidde tot een voortdurende vraag naar goedkope woonruimte. De kolonialisten zagen erop toe dat de zich snel uitdijende slums gescheiden bleven van de villawijken waar zij zelf woonden. Tijdens de dekolonisatie veranderde dit patroon niet wezenlijk, zij het dat de autochtone elite de witte afloste.
De tweede periode is die van de globalisering. Hele bedrijfstakken zoals textiel, kleding en scheepsbouw en later de productie van componenten voor elektronische apparatuur werden overgeplaatst naar lagelonenlanden. Dit resulteerde daar in een enorme groei van de werkgelegenheid in de industrie en dienstverlening in steden en leidde tot een verdere toename van de migratie vanuit het platteland. Deze migranten waren, net als een flink deel van de door natuurlijke aanwas snel groeiende groep stedelijke armen, aangewezen op de onderkant van de woningmarkt. In India kwamen daar na de afscheiding van Pakistan en Bangladesh nog eens miljoenen Hindu’s bij, die voor het religieuze geweld uit deze landen vluchtten.
In vrijwel alle zich ontwikkelende landen bleef de bouw van woningen ver achter bij de groei van de stedelijke bevolking, en migranten zochten hun toevlucht in bestaande en nieuwe slums. In landen als China, Zuid-Korea en Singapore zijn eindeloze rijen hoogbouwflats opgetrokken. Een lokkend perspectief voor een aantal politici in andere zich ontwikkelende landen. Bewoners denken daar anders over.
Beleid
Vanaf de koloniale tijd zwalkte de houding van overheden tegenover slums tussen negeren en ingrijpen. Maatregelen hadden soms een humanitaire achtergrond, maar waren ook ingegeven door de wens kostbare grond in de stad een lucratiever bestemming te geven.
Waar ook ter wereld, overal zijn maatregelen aan de orde, van uithuiszetting, afbraak en herhuisvesting, tot de aanleg van basisvoorzieningen en renovatie (slumupgrading).
De eerste strategie was afbraak, doorgaans zonder herhuisvesting, omdat de overheid slums als illegaal beschouwde. Het gevolg was meestal dat de bewoners hun heil elders zochten en daar nieuwe slums ontstonden.
In India vonden er tijdens en na het bewind van Indira Gandhi op grote schaal uitzettingen plaats. Tussen oktober 2004 en januari 2005 werden alleen in Mumbai meer dan 300.000 mensen uit hun huis gezet. In Delhi waren dat er 200.000.
In Nigeria ontruimde de overheid in januari vorig jaar nog de sloppenwijk Urualla in Port Harcourt, waar 15.000 huizen tegen de grond gingen. De officiële verklaring was dat de criminaliteit er onaanvaardbaar groot was geworden.
Veel van de uit huis gezette slumbewoners in Mumbai en Delhi werden gedwongen hun intrek te nemen in zogeheten slum rehabilitation housing (SRH). Dat zijn dicht opeen gepakte rijen flats tot twintig verdiepingen hoog. Het is de bedoeling op termijn minstens 30 miljoen slumbewoners in dit soort behuizing onder te brengen. Veel slumbewoners verzetten zich heftig tegen deze (gedwongen) overplaatsing, vooral vanwege het verlies van sociale contacten en inkomsten. De nieuwbouw ligt meestal ver van hun werkplek, en bedrijvigheid in huis is er verboden.
Ook in Zuid-Afrika zijn na beëindiging van de Apartheid veel huizen gebouwd. Maar die liggen eveneens ver verwijderd van waar de bewoners werken. De werkloosheid in deze nieuwe townships is dan ook hoog.
Vanwege de hoge kosten van herhuisvesting gingen overheden vanaf de jaren 1970 meer nadruk leggen op het verschaffen van basisvoorzieningen, zoals water, sanitair en elektriciteit. Dat ging soms gepaard met de aanleg van wegen, ook om bewoners beter toegang te geven tot de rest van de stad. Deze aanpak bracht veel slumbewoners basale verbeteringen.
Overal waar (gedwongen) herhuisvesting aan de orde is, ontstaan conflicten met bewoners die hun huis niet willen verlaten. Vandaar een nieuwe strategie van self-help housing, waarbij mensen zelf hun huisvesting verbeteren. De overheid zorgt voor infrastructuur, inclusief scholen en gezondheidsvoorzieningen. Ook treft ze soms maatregelen om de armoede te verlichten. Deze aanpak is zeker niet nieuw. Al in 1965 stelde de Indiase stad Hyderabat buurtraden in. Voor het eerst mochten slumbewoners zelf hun problemen benoemen en inbrengen wat zij als oplossingen zagen. In de praktijk waren er wel knelpunten, zoals de paternalistische opstelling van de projectleiders en het aloude systeem van patronage van politici, die alleen wensten mee te werken aan projecten als de bewoners op hen zouden stemmen.
Slumbewoners aan zet
Naast armoede en het gebrek aan voorzieningen noemen slumbewoners zelf als belangrijkste probleem de onzekerheid over het eigendom van de grond waarop hun huis staat. Dit weerhoudt velen ervan verbeteringen aan te brengen. De meeste slums zijn illegaal. Steeds is er de dreiging dat bewoners verdreven worden. Slechts een minderheid heeft een huurcontact van een slumlord. Sommige bewoners hebben hun huis van een ander overgenomen, maar zonder rechtsgeldig koopcontract.