Spaanse griep: Grote sterfte in De Velden

15 juni 2020
Auteurs:
Dit artikel is verschenen in: geografie juni 2020
Kennis
FOTO: COLLECTIE ALBERT METSELAAR
Begrafenis met 'de bok', niet gedateerd.

De COVID-19-pandemie is niet de eerste virusuitbraak die in Nederland tot aanzienlijke sterfte leidt. In 1918 heerste de Spaanse griep. Waar nu vooral  Brabant getroffen is, was dat toen Drenthe. Henk Huisjes spreekt met Albert Metselaar, die sinds de jaren 80 onderzoek doet naar de gevolgen van die pandemie uit het verleden.

 

Albert Metselaar hoorde als jongetje van een jaar of tien voor het eerst over de Spaanse griep van 1918, een infectie die je in één dag tijd doodziek kon maken. De mensen in het buitendorp Hollandscheveld in Drenthe waren compleet in paniek; de een na de ander werd gegrepen door het virus en overleefde dat niet. Metselaar: ‘Het kwam letterlijk uit de lucht vallen en de mensen moesten zich maar zien te redden. Ze wisten ook niet wat het was. Ze dachten dat de pest opnieuw was uitgebroken.’ Hendrik Fidom, de stokoude buurman van de jonge Albert, vertelde hem begin jaren 70 dat hij als gemeentearbeider (gedwongen) werd ingezet als noodgraver, omdat de normale burenplicht bij overlijden – men hielp elkaar met begraven – vastliep.

Niemand durfde dat meer, doodsbenauwd als men was voor de ziekte. Ook de noodgravers stonden doodsangsten uit, maar het moest. Het was toen gebruikelijk voorafgaand aan een begrafenis een borrel te drinken. Bovendien: alcohol ontsmet, dacht men. Daarom bleven de gravers ook tussendoor drinken; wie weet zou de ziekte hen dan overslaan. Op het hoogtepunt van de epidemie werden er in één week 29 mensen begraven in Hollandscheveld. ‘Op het einde van de dag’, zo vertelde de oude buurman, ‘wisten we niet meer wie we begraven hadden en ook niet meer waar, want we waren hartstikke laveloos’.

'Het kwam uit de lucht vallen en mensen moesten zich maar zien te redden'

Jaap Damming, later winkelier in het dorp, was toen 10 jaar.  Hij vertelt in een uitzending van Andere Tijden over de Spaanse griep dat hij ziek uit school kwam, in bed werd gestopt en hoge koorts had. Ook herinnert hij zich dat er in de bedstede waar hij lag een verschrikkelijk nare lucht hing. Toen zijn oma op bezoek kwam, bracht ze een grote fles eau de cologne mee en spoot daarmee de hele bedstede rond. Damming: ‘Er stierven ontzaglijk veel mensen. Het Zuideropgaande was een kanaal van een kilometer of vier, en het gebeurde dat er vier rouwstoeten achter elkaar in boten door het kanaal voeren. En dan zaten de buren en de familieleden boven op die doodskisten met een grote witte zakdoek in de hand, van ’t verdriet.’

FOTO: ALBERT METSELAAR
Gedenksteen op de oude begraafplaats aan de Zuiderweg in Hoogeveen, onthuld op 3 juli 2018.

Reconstructie

De Spaanse griep liet Albert Metselaar niet meer los. Eerst vormde hij zich een beeld op basis van de verhalen van ouderen in de streek, later verdiepte hij zich in de archieven van gemeenten, de provincie Drenthe en de lokale en regionale kranten. In scherp contrast met de omvang en ernst van de ramp besteedde bijvoorbeeld de Hoogeveensche Courant er destijds maar weinig aandacht aan. Het einde van de Eerste Wereldoorlog vond men veel belangrijker. Toch heeft de Spaanse griep uiteindelijk veel meer slachtoffers gemaakt (zo’n 50 miljoen wereldwijd) dan de Eerste Wereldoorlog (9 miljoen). In Nederland ging het om ruim 34.000 sterfgevallen en van alle provincies werd Drenthe het hardst  geraakt door het onbekende virus.

Het beeld dat Albert in de loop van de jaren 1980 en 90 reconstrueerde van de Spaanse griep in Hollandscheveld was onthutsend. In de Drentse plattelandsgemeente Hoogeveen met iets meer dan 13.000 inwoners overleden binnen zes weken 150 mensen meer dan normaal gesproken. Op het kerkhof in Hoogeveen werden 60 slachtoffers van de griep begraven, in Hollandscheveld (qua omvang het tweede dorp in de gemeente) ruim 90. Veelal  betrof het jonge mensen in de kracht van hun leven. Oudere mensen waren kennelijk beter bestand tegen de Spaanse griep, wellicht dankzij eerdere besmettingen met een verwant virus.

Het is Albert Metselaar opgevallen dat de mensen in de streek na 1918 amper meer over de rampspoed spraken. Men had het niet breed en er moest hard gewerkt worden om het hoofd boven water te houden; veel tijd voor reflectie was er niet. Waarom zou je ook. Je veranderde er toch niets aan. Ook op school werd er niet over gesproken.

Dat is ook mijn eigen ervaring [HH]. Ik herinner me alleen het verhaal dat mijn oma van moederskant (Roelofje Boertien) vertelde: ‘Ik [Roelofje] was toen 22 en woonde nog bij mijn ouders. Het hele gezin lag ziek op bed; alleen ik was nog min of meer in staat hen te verzorgen. Maar ik was soms zo moe, dat ik me achterover in de kruiwagen liet vallen achter het huis; ik was totaal op. Gelukkig hebben we het allemaal overleefd.’ Dat geluk had niet iedereen. Een nicht van mijn oma, die dezelfde naam droeg, overleed aan de Spaanse griep – ze was 28 jaar. Tijdens zijn speurtocht stuitte Albert Metselaar op het trieste verhaal van de weduwe Van Blanken, geboren Geertje Pieterse. Ze woonde met nog vijf volwassen kinderen aan de Carstenswijk, een van de vele kanalen in het gebied dat destijds Hollandscheveld Zuid heette (later Elim). Iedereen in dat gezin werd ziek. In de middag van 20 november stierf haar zoon Jan (32) en nog diezelfde middag zijn broer Lucas (25). Vier dagen later overleed dochter Jantje (28) en weer een dag later zoon Geert (22).

Moeder Van Blanken verloor zo in één week tijd vier kinderen.

Hollandscheveld
Hollandscheveld

In 2001 besteedde het tv-programma Andere Tijden aandacht aan de Spaanse griep van 1918. De documentaire zoomt in op de impact van deze pandemie in Hollandscheveld in de Drentse gemeente Hoogeveen. Albert Metselaar is een belangrijke informant van de programmamakers. Al in de jaren 1980 deed hij historisch onderzoek naar de gevolgen van de pandemie in het gebied en publiceerde daarover in lokale en regionale media. Andere Tijden brengt een (voormalig) veenkoloniaal gebied in beeld dat zich uitstrekte van Hoogeveen tot aan de grens met Overijssel. In 1918 was het dunbevolkt, agrarisch-ambachtelijk. In de zomermaanden werkte menigeen als turfgraver verder naar het oosten in de Dalerpeel. Grote gezinnen woonden in kleine boerderijtjes en huisjes langs het water van vaarten, opgaanden en wijken (lintbebouwing). De leefomstandigheden waren niet best met meerdere kinderen in één bedstee en vee in het achterhuis. De kanalen in het gebied waren gegraven tijdens de ontginning. Deze begon in Hoogeveen, dat een knooppunt van waterwegen vormde. De hele gemeente Hoogeveen telde in 1918 ruim 13.000 inwoners: ongeveer 40 procent in het dorp Hoogeveen, de rest daarbuiten. Hoogeveen ligt aan de spoorlijn naar Groningen. Ook was er een stoomtram die het buitendorp Hollandscheveld verbond met Hoogeveen. Transport in De Velden vond echter vooral plaats over water (of over ijs in strenge winters). Wie zwaar ziek werd, kon alleen naar het ziekenhuis met de ‘bok’ (de boten waarmee turf werd getransporteerd en later de koemelk van de boerderijtjes naar de melkfabriek). Wie achter op een wijk woonde, zat ver af van voorzieningen. De zandpaden langs de kanalen waren vaak slecht begaanbaar. Waarschijnlijk ook in november/december 1918, als we de Hellman-lijst van het KNMI bekijken. Omdat het nog tientallen jaren zou duren voor er elektriciteit kwam, was er amper verlichting. Ook waterleidingen werden pas in de jaren 1950/60 aangelegd in de buitengebieden. In Hollandscheveld werkte in 1918 één dokter; wijkverpleegkundigen waren er in die tijd niet.

 

Mobiliteit

De verklaring voor de verspreiding van de ziekte is net als bij COVID-19 te vinden in de mobiliteit van mensen. In die tijd waren dat soldaten (gelegerd in kazernes als Assen en de Harskamp), landarbeiders, turfgravers, handelaren, vluchtelingen en het lokale verkeer (zie ook kader ‘Spaanse’ griep). Weduwe Van Blanken bijvoorbeeld woonde op een plek waar veel mensen langs kwamen. ‘Een van de eersten in de gemeente die overleed aan de griep was Roelof Schokker’, vertelt Metselaar. ‘Hij was een gemobiliseerde schippersknecht die kort daarvoor ziek naar huis kwam vanuit de legerkazerne in Assen.’ Die kazerne had al eerder te maken gehad met de griep. In augustus van dat jaar waren er 750 griepgevallen, waarvan 24 met ernstige complicaties. Vier soldaten overleefden het toen niet. De begrafenis van Schokker was de eerste in een lange reeks.

Ook de komst van vluchtelingen in de laatste weken van de oorlog kan een rol hebben gespeeld. Op 29 en 30 oktober 1918 arriveerden zo’n 300 Noord-Franse vluchtelingen op het station in Hoogeveen. Geen van hen werd overigens ziek; mogelijk hadden ze eerder weerstand opgebouwd. Het comité dat de burgemeester had aangesteld voor de opvang van deze vluchtelingen, kwam echter wel in problemen. Eind november waren nog slechts enkele leden actief, de rest was door de griep geveld. Ze overleefden de Spaanse griep allemaal – volgens Albert Metselaar vooral omdat ze ‘mensen van stand’ waren. Maar de uitzondering bevestigt de regel. Bakker Hotze ten Hoeve van Hollandscheveld was kort voordat hij ziek werd nog met de trein op reis geweest. Waarheen precies is onbekend, aldus Metselaar, er wordt gezegd ‘naar Holland’. Op 17 november overleed Ten Hoeve op 38-jarige leeftijd aan de influenza. Bakkerij Ten Hoeve was gevestigd in een pand tegenover de kerk in Hollandscheveld, aan de andere kant van het water. Een centrale plek in het dorp door de bruggen die zich daar bevonden.

‘Spaanse’ griep

De Spaanse griep komt niet uit Spanje. De naamgeving heeft te maken met de (vrije) berichtgeving in Spanje in die jaren – Spanje was neutraal tijdens de Eerste Wereldoorlog, net als Nederland. Omdat de Spaanse koning werd getroffen door de ziekte, was er grote belangstelling van de pers. In de landen die actief betrokken waren in de oorlog, werd juist weinig gepubliceerd over de influenza. De oorlog zelf eiste alle aandacht op. Bovendien was er sprake van censuur om het moreel van de troepen en de burgerij hoog te houden.

Dat het om een virus ging, wist nog niemand in die tijd. Kennis van virussen is pas later ontwikkeld. Lang is gedacht dat de ziekte meegenomen werd door Amerikaanse troepen die in maart van 1918 in Frankrijk arriveerden. In een pas vertaald boek van de wetenschapsjournalist Laura Spinney over de Spaanse griep wordt een genuanceerder beeld geschetst. Binnen Europa heeft de ziekte zich verspreid via de loopgraven en de slagvelden van WO I, ook naar de Duitse troepen. Daarna is het virus meegereisd met de troepenbewegingen, de demobilisatie, vluchtelingenstromen, handelaren en arbeidsmigranten en andere reisbewegingen.

In het rapport over de sterfte van 1918 schrijft het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) dat de ziekte Nederland binnenkwam over de oostgrens. Publicaties van huisartsen en de Gezondheidsraad bevestigen dat. De Drentse veenkoloniën vormden al langer een arbeidsreservoir voor andere gebieden, tot in Engeland en Duitsland toe. In het westen van Duitsland werkten tijdens de Eerste Wereldoorlog heel wat Nederlandse arbeiders. Arbeidskrachten waren er schaars vanwege de oorlog, en het verdiende goed. Een uitvoerige beschrijving hiervan is te vinden in De grens getrokken van Dirkje Mulder-Broers van begin 2020. Dit boek doet verslag van een onderzoek naar Noord-Nederlandse grensbewoners tussen 1914-1964. Ook tijdens de Eerste Wereldoorlog was er heel wat grensverkeer met Duitsland, zowel van personen als van goederen. In het laatste oorlogsjaar was dat lastiger en ging het vooral om smokkel. In Hollandscheveld waren in deze jaren nog heel wat mensen als turfgraver aan het werk verderop naar het oosten.

Hoogeveen

Het waren vooral de landelijke gebieden in Nederland die zwaar werden getroffen door de Spaanse griep van 1918. Met Albert Metselaar kijk ik nog eens naar de sterftestatistieken over 1918 van het CBS. Drenthe is relatief gesproken de zwaarst getroffen provincie; Noord-Brabant en Zeeland zijn dat beduidend minder (figuur 1). Binnen Drenthe zijn er grote verschillen (figuur 2). De oversterfte varieerde van gemeente tot gemeente. In de gemeente Hoogeveen was de sterfte in 1918 ruim anderhalf keer zo hoog als gemiddeld over de jaren 1908-1917. De Drentse gemeenten met de grootste oversterfte waren Zuidlaren, Gasselte en Odoorn. Ook waren er specifieke lokale factoren in het spel, zoals de legerkazerne in de gemeente Assen. Zo bezien was de gemeente Hoogeveen niet bijzonder, maar dat doet niets af aan het enorme drama dat zich in 1918 voltrok in ‘De Velden’ buiten het dorp Hoogeveen.

Figuur 1. Oversterfte in 1918 door Spaanse griep (links)
Figuur 2. Oversterfte in 1918 door Spaanse griep in Friesland, Groningen, Drenthe en Overijssel, per gemeente (rechts)
Neuzen in de statistieken

Kennis van de Spaanse griep was lang fragmentarisch; bekend bij specialisten, maar niet bij het brede publiek. Aan een gebrek aan informatie kan het niet gelegen hebben, getuige de jaarlijkse rapporten van het CBS. Huisartsen rapporteerden aan gemeenten en aan de Gezondheidsraad en publiceerden hun bevindingen in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde. Met de komst van Delpher zijn deze bronnen veel beter ontsloten. Voor het voort gezet onderwijs een uitgelezen kans om leerlingen te  stimuleren authentiek bronnenmateriaal te gebruiken bij het maken van werkstukken aardrijkskunde, geschiedenis, maatschappijleer of economie.

Henk Huisjes was leraar aardrijkskunde en onderwijsmanager in het voorgezet onderwijs. Sinds 2016 bekleedt hij een lectoraat kennistransfer met onderzoek aan de Universiteit Amsterdam, programma Geographies of Globalization.

 

BRONNEN:

  • Andere Tijden 2001. Spaanse griep, vergeten drama.

    Aflevering uitgezonden op 11 januari 2001. In verkorte vorm te zien op schooltv.nl > zoek op Spaanse griep in Nederland, geplaatst op 2 april 2020.
  • Centraal Bureau van de Statistiek 1919. Statistiek van de Sterfte naar den Leeftijd en naar de oorzaken van den Dood over het jaar 1918. Bijdragen tot de Statistiek van Nederland. Nieuwe volgreeks n. 284. Centraal Bureau van de Statistiek, Gebrs. Belinfante, ’s Gravenhage. Eveneens de rapporten over de jaren 1908-1917) (via Delpher).
  • Melker, R.A. 2005. De huisarts en ‘de Spaansche griep’ 1918-1920. Huisarts en Wetenschap, 48(13): 684-688.
  • Metselaar, A. 2020. De Spaanse griep in Hollandscheveld en omstreken (aangevulde versie).
  • Mulder-Boers, D. 2020. De grens getrokken. Noord-Nederlandse grensbewoners tussen 1914-1964. Assen: Koninklijke Van Gorcum.
  • Spinney, L. 2018. De Spaanse Griep. Hoe de pandemie van 1918 de wereld veranderde. Amsterdam: Arbeiderspers.
  • Veldhuizen, E. 2008. Dynamiek van infectieziekten in tijd en ruimte. In: T. Dietz, F. den Hertog, H. Van der Wusten. Van natuurlandschap tot risicomaatschappij. Amsterdam: AUP.
  • Vugs, R. 2002. In veel huizen wordt gerouwd. De Spaanse griep in Nederland. Soesterberg: Aspekt.