Stop met broddelplanologie

1 juni 2014
Auteurs:
Raffael Argiolu
planoloog en projectleider bij ingenieursbureau ARCADIS
Dit artikel is verschenen in: geografie juni 2014
Nederland
Opinie
FOTO: ROLAND ROTSAERT/FLICKR
Braakliggend terrein

Ons ruimtelijk beleid, ooit internationaal toonaangevend, is afgegleden naar het niveau van broddelplanologie. Recente ‘rijksvisies’ vertonen een beschamend gebrek aan planconcepten. Onzorgvuldige afweging van belangen, wensen en functies en een rommelig landschap zijn het gevolg. Dat moet en kan beter. Met bovenal meer aandacht voor moderne vormen van coproductie.

 

Wie de huidige bouwcrisis wil begrijpen, moet breder kijken. De crisis is bijproduct van de verschraling van ons nationaal ruimtelijk beleid sinds eind jaren '90. Als een van de dichtstbevolkte landen ter wereld gold Nederland van oudsher als gidsland voor planologen. Sinds de jaren '50 presenteerden kabinetten in totaal vier nota’s (en drie tussennota’s) op de ruimtelijke ordening. Aan deze traditie kwam abrupt een einde in de jaren '90. Nationale nota’s werden overbodig verklaard, decentralisatie was het nieuwe adagium. Anno 2014 steunt nationaal ruimtelijk beleid op losse flodders zoals de recent gepresenteerde Natuurvisie en visie Windenergie op land. Voor al het overige hopen Rutte en co ruimtelijke problemen op te lossen via de participatiesamenleving en ‘sterke mensen sterk land’. Het zijn holle begrippen, omdat niet duidelijk is wat ze in de ruimtelijke praktijk moeten betekenen. Zeg maar: broddelplanologie.

Onder- en overdruk

Voor een passend ruimtelijk antwoord zouden we, net als bij ons waterbeleid, in kaart moeten brengen waar onderdruk is en waar overdruk. Een soort Big Data. Gebruik plekken met onderdruk als planologische experimenteerruimte, of saneer ze met de opbrengsten uit plekken met overdruk. Breng in kaart waar collectieve voorzieningen zitten. Waar verkeren bibliotheken en zwembaden in de problemen; werkt crowdsourcing hier wel of niet? Zet verhandelbare bedrijventerreinquota op de politieke agenda. Begin met het salderen van het overschot aan grond voor bedrijventerreinen (zo’n 4500 hectare, ongeveer de hele gemeente Heerlen). Wat krimpt waar, en wat groeit waar?

Maak hierbij niet alleen onderscheid tussen sectoren maar ook naar behoefte, zodat harde (stenen) en zachte (groen) functies uitwisselbaar worden. Vraag Amsterdammers: willen jullie liever stedelijke verdichting of een groene lob de stad uit? Werk ook met een vergezicht voor verstedelijking. Utopische ideeën zijn misschien niet realistisch, maar ze functioneren wel goed als baken. Koppel tijdelijke projecten aan langetermijnvisies.

Participatie

Maak wederkerigheid mogelijk. Uit onderzoek van hoogleraar Tine de Moor (Universiteit Utrecht) blijkt dat mensen best willen investeren in participatie. Als ze er maar iets voor terug kunnen verwachten. Staat een gemeente actieve burgers toe zelf een parkje te beheren? Laat het hen dan ook pachten. En maak het onderdeel van een stadsplan.

Creëer breed draagvlak voor windenergiewinning op land (en zee), die nu telkens door belangengroepen word afgeschoten op basis van onder meer natuurwetgeving. Breng in kaart waar in Nederland doelgroepen zitten voor participatie in de vorm van online community building. Die blijkt bruikbaar voor allerhande sociale doeleinden. Van scholierenuitwisseling tot het aanbieden van regionale zorg. En van sociale verzekeringen voor zzp’ers (zie BrightNL) tot het bijeenbrengen van vraag en aanbod van private vakantiewoonruimte, zoals AirBnB. De virtuele infrastructuur is dienstbaar aan het vormen van nieuwe gemeenschappen. Meer dan de huidige fysieke infrastructuur. Breng in beeld waar corporaties huurwoningen kunnen omzetten in vormen van huurkoop waarmee bewoners ook aan kapitaalopbouw doen.

Decentralisatie is prima, maar dan wel met een goed decentraal planconcept

Coproductie

Het verzamelen van al deze data noemen we sociale geografie. Uit kaarten ontstaan dan vanzelf ruimtelijke patronen en concepten. Het bestendigen ervan in beleid noemen we planologie. Een noodzakelijke voorwaarde voor een goede planologie is coproductie – voor planologen een relatief oud begrip uit de beleidswetenschap. Het staat voor het door allerlei belanghebbenden gezamenlijk invulling geven aan ruimtelijk beleid. Het accepteert en legitimeert de ethische en morele dilemma’s die spelen bij de herverdeling van publieke goederen. Het is geen politieke besluitvorming, maar de plannen functioneren wel alleen in een democratisch bestel.

Coproductie is gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek naar effectiviteit van beleid. Uitvoerders zijn professioneel en sturen sterk op overleg. Dus niet per se wie betaalt, die bepaalt. Voor planologen betekent het: streven naar een gelijke verdeling van ruimtelijke kwaliteit. En voorkomt dus dat een groepje oud-bankiers ergens in the middle of nowhere een paar windmolens bouwt met de naam De Ambtenaar(!), voor eigen gewin. Dus decentralisatie: prima. Maar dan wel met een goed decentraal planconcept. 

 

Dr. Raffael Argiolu schreef dit stuk op persoonlijke titel