Taal als ruimtelijk fenomeen

1 oktober 2017
Auteurs:
Sjef van Hoof
docent economie en geografie aan Universiteit Utrecht
Dit artikel is verschenen in: geografie oktober 2017
recensie
Nederland
Opinie

De Belgische uitgeverij Lannoo bracht in mei de Atlas van de Nederlandse taal uit. De atlas is in twee edities verschenen: één voor de Belgische en één voor de Nederlandse markt. Hij biedt een schat aan informatie over de evolutie en verspreiding van de Nederlandse taal. Ook geografen kunnen er veel interessants in vinden. 

 

Noordhoff Uitgevers is in Nederland zo goed als monopolist op de markt voor atlassen. Het is een ambacht dat veel toewijding, digitaal kapitaal en cartografische vaardigheden vereist. Aan de Bosatlas van Nederland bijvoorbeeld is vier jaar gewerkt. Het is niet gemakkelijk om op zo’n markt nieuw toe te treden. Des te opmerkelijker is het dat de Belgische uitgever Lannoo met de Atlas van de Nederlandse taal op de proppen komt. 

Coauteur Nicoline van der Sijs (hoogleraar historische taalkunde aan de Radboud Universiteit) schrijft in het voorwoord: ‘We willen de wereld van het Nederlands in kaart brengen. Niet in een doorsneeboek maar in een atlas’. De atlas is tot stand gekomen in een samenwerking tussen de Nederlandse Taalunie, de Universiteit van Gent en het Meertensinstituut. De redactie bestaat uit Belgische en Nederlandse taalwetenschappers. Er is een Vlaamse en een Nederlandse editie: de thema’s van 56 hoofdstukken zijn hetzelfde, maar in 4 ervan verschillen ze. De Nederlandse atlas bevat bijvoorbeeld een uitgebreid hoofdstuk over het Fries, het Limburgs en dialecten in Nederland. De Vlaamse versie heeft een hoofdstuk over ‘tussentaal’ in Belgie: de informele Nederlandse spreektaal die het midden houdt tussen dialect en het Vlaams Nederlands. 

Cartografische interpretaties

Talen en dialecten hebben van oudsher de belangstelling van etnografen, militaire chroniqueurs, cartografen en andere voorvaders van de moderne geografiebeoefening. Zo schreef Strabo (63 v.C. - 24 n.C.) over de taal van de Daciers om ze te onderscheiden van andere volken. De Duitse cartograaf Sebastian Munster (1488-1552) nam kaarten van taalgebieden op in zijn Cosmographia (1544). Als er in een gebied veel verschillende talen werden gesproken, was dat volgens het toen overheersende Bijbelse wereldbeeld een veeg teken: veeltaligheid was een straf te wijten aan de hoogmoedige bouw van de toren van Babel. 

Later ontstond ook vanuit de taalkunde de behoefte om met cartografische interpretaties van taalverschillen te gaan werken. De Duitse taalkundige Georg Wenker (zie Geografie van november/ december 2010) deed tussen 1876 en 1892 uitgebreid onderzoek naar uitspraakverschillen in de Duitse taal op scholen door heel Duitsland. Zijn onderzoeksresultaten werden minutieus vastgelegd in de Deutsche Sprachatlas. 

Ruim 120 jaar later werden de uitkomsten van Wenkers onderzoek gedigitaliseerd. Onderzoeksinstituut IFO Uit Munchen koppelde ze aan gegevens over zoekgedrag naar werk op de Duitse arbeidsmarkt. Een opvallende uitkomst van dat onderzoek was dat de 19e-eeuwse dialectgrenzen in de 21e eeuw nog steeds harde grenzen zijn op de arbeidsmarkt. De verhuisbereidheid van Duitse werkzoekenden voor een andere baan neemt sterk af als een dialectgrens overschreden moet worden. 

Sociolinguïstiek

Vanuit de taalkunde is er in de 20e eeuw een nieuwe tak van wetenschapsbeoefening ontstaan: de sociolinguistiek. Het onderzoek van de Amerikaanse taalkundige William Labov in 1927 naar ‘de taal van de straat’ heeft een sterke ruimtelijke component. Zijn dissertatie ging over taalverschillen in de stad New York. Of de r-klank aan het eind van een lettergreep wordt uitgesproken, zegt iets over iemands herkomst en sociale klasse. 

In het Nederlandse taalgebied voeren het Meertensinstituut en de Universiteit van Gent sinds 2016 een vergelijkbaar onderzoek uit waarin ze de ruimtelijke evolutie van het Nederlands volgen. Voor het project Staatned is een panel samengesteld van 113 Brusselaars, 3003 Nederlanders en 3419 Vlamingen, die verspreid over het hele Nederlandse taalgebied wonen. De onderzoekers willen zo ‘de staat van het Nederlands’ volgen. 

Multidisciplinair

De Atlas van de Nederlandse taal is voor een deel gebaseerd op uitkomsten van Staatned. Zo wordt de opmars van de Gooise ‘r’ in Nederland mooi in beeld gebracht en uitgelegd (slechts in het zuiden is de Gooische r nog niet ingeburgerd). Het boek bevat ook een wereldkaart die aangeeft in welke landen woorden van Nederlandse herkomst worden gebruikt. In 138 talen wereldwijd zijn een of meer Nederlandse woorden te vinden. Een andere kaart markeert de grens tussen de woorden patat en friet. 

De Atlas van de Nederlandse taal bevat 31 kaarten, de meeste in de vorm van een choropleet. Het boek is door de Vlamingen Steven Theunis en Stijn Fabri prachtig geillustreerd. 

Voor verzamelaars van atlassen zal het misschien net te weinig een atlas zijn. Maar voor geografen met een interesse in taal als ruimtelijk fenomeen en cultuurdrager biedt de atlas veel interessante informatie. Het boek is ook een mooi startpunt voor multidisciplinair onderzoek. Hoe ‘hard’ zijn in het Nederlandse taalgebied de dialectgrenzen? Spelen de grenzen tussen dialectgebieden net als in Duitsland onbewust een rol in waar we werken, winkelen en wonen? Taalwetenschappers, sociolinguisten en antropologen doen interessant onderzoek naar de ruimtelijke en historische evolutie van taalvormen. Een mooie uitdaging voor geografen om van dat onderzoek kennis te nemen en ermee aan de slag te gaan.  

F. van der Gucht, J. de Caluwe , M. Jansen, N. van der Sijs 2017. Atlas van de Nederlandse taal - editie Nederland. Lannoo, Tielt. 272 p., € 39,99.