Verbeelding in toekomstgericht aardrijkskundeonderwijs
‘To see or not to see’
Vorig jaar riep Mark Rutte jongeren op mee te denken over de samenleving na corona. Hun ideeën en creativiteit zijn hard nodig om richting te geven aan hoe ons land er straks uitziet, aldus de premier. Pak die kans in de aardrijkskundeles en neem je leerlingen mee in de kracht van verbeelding.
David Hicks, een voormalig aardrijkskundedocent en toekomstonderzoeker, schreef ‘We cannot move towards a future we prefer, unless we are able to imagine it’. Om na te denken over de toekomst, moet je die voor je kunnen zien, ‘voorstelbaar’ kunnen maken. Beelden van de toekomst kom je op allerlei manieren tegen in het dagelijks leven: in boeken en films, op billboard- en tv-reclames, in manifesten van politieke partijen. Wat maakt de verbeelding van de toekomst zo krachtig en hoe kun je die verbeeldingskracht inzetten om van je leerlingen echte ‘toekomstdenkers’ te maken?
‘Toekomstgeletterde’ leerlingen
Onderzoeker Riel Miller ziet denken over de toekomst als een vaardigheid die je steeds beter kunt leren beheersen, net als het leren lezen, schrijven en spreken van een vreemde taal. Hij onderscheidt drie leerfasen: bewustwording, ontdekken en kiezen. Door deze fasen telkens opnieuw te doorlopen, ontwikkelen leerlingen hun ‘toekomstgeletterdheid’, ze leren de ‘taal van de toekomst’ beter beheersen.
De eerste stap richting toekomstgeletterdheid is bewustwording. Leerlingen dienen zich bewust te worden hoe bepaalde beelden tot stand komen en welke aannames daaraan ten grondslag liggen. Neem het toekomstbeeld van een woonwijk in Deventer. Wat is het doel van de makers, DeventerWint? Waarom beelden zij windmolens ‘in’ de wijk af? Wat zegt dit over hun belangen en wensen, angsten en verwachtingen? Wanneer leerlingen de keuzes achter beelden van de toekomst leren bevragen, kunnen ze die beelden ook beter doorgronden, beter ‘lezen’.
De tweede stap is ontdekken. Leerlingen leren denken in scenario’s die zich in de toekomst kunnen voordoen. Dit vergt een gezonde dosis out of the box denken, maar is liefst ook gebaseerd op kennis van belangrijke ontwikkelingen hier en nu. Het is daarom zaak dat leerlingen zelf kennis verzamelen en die leren verbeelden in scenario’s. De drie verbeeldingen van de Afrikaanse stad vertellen bijvoorbeeld hoe de stad er volgens de makers uit zou kunnen zien als (1) op dezelfde vervuilende voet wordt doorgegaan als nu; (2) volop wordt ingezet op het gebruik van hoogstaande, slimme technologie; of (3) sterk geïnvesteerd wordt in natuur en wandel- en fietsinfrastructuur. De toekomstscenario’s nodigen leerlingen dus uit zich te verdiepen in hedendaagse stedelijke ontwikkelingen als vervuiling, digitalisering en verduurzaming.
De derde en laatste stap naar ‘toekomstgeletterdheid’ is kiezen. Leerlingen beoordelen hierbij de wenselijkheid van de onderzochte toekomstscenario’s. De uitdaging ligt hier in het beargumenteren van keuzes. Leerlingen kunnen persoonlijke (moreelethische) of op kennis gebaseerde (analytische) argumenten gebruiken om te beredeneren welk scenario voor hen of voor anderen het meest gewenst is. Vervolgens werken ze het gekozen scenario uit in een verhaal dat tot de verbeelding spreekt, waarbij ze ook laten zien welke acties hier en nu nodig zijn om dit toekomstbeeld te realiseren. Zie het toekomstbeeld van zonnepergola’s in de stad: de dwarsdoorsnede van de materialen van de zonnecellen toont dat het idee niet uit de lucht gegrepen is.
Soorten toekomstbeelden
Om toekomstgeletterd te worden, is het zaak dat leerlingen veel oefenen met toekomstbeelden bestuderen (‘lezen’), scenario’s bedenken (‘verhalen’) en een wenselijk toekomstbeeld kiezen en uitwerken (‘realiseren’). Oefenen gaat het best door verschillende soorten toekomstbeelden te gebruiken in het onderwijs. Sommige beelden zijn bijvoorbeeld bedoeld om het publiek ervan te overtuigen dat de toekomst die wordt geschetst haalbaar en de moeite waard is. Zulke maakbare toekomstbeelden hebben vaak een optimistische kijk op de toekomst en laten duidelijk zien hoe het beeld in de praktijk te brengen is. Het straatbeeld met de overhangende zonnepergola’s is daarvan een goed voorbeeld; de dwarsdoorsnede van het pergolamateriaal is bijna een handleiding voor het ‘maken’ van dit stadsbeeld.
De drie schetsen van de toekomstige Afrikaanse stad volgen een heel andere logica. In plaats van één specifiek toekomstbeeld te promoten, willen de makers je aan het denken zetten over meerdere scenario’s. Je wordt uitgenodigd de mogelijkheden tegen elkaar af te wegen. In een stad vol vervuiling wil je niet leven. Woon je dan liever in een smart city, met zelfrijdende auto’s, maar ook grote structurele ongelijkheid? Wat brengt een stad vol bomen en dieren je? Deze contrasterende vorm van toekomstverbeelding kan leerlingen dus aansporen te bedenken wat zij wel of juist niet willen zien in de toekomst.
Het beeld van DeventerWint plaatst de woonwijk in een nieuw en verrassend perspectief. Stel dat je in die wijk woont waar zó dicht bij je huis windmolens komen te staan? Het is niet meteen duidelijk of het een visualisatie van plannen voor de bouw van échte windmolens is of een fictief scenario. Dat is verwarrend en kan iets bij je oproepen. Zo’n vervreemdend toekomstbeeld heeft de kracht leerlingen op nieuwe of onverwachte ideeën te wijzen, of een discussie over in dit geval windenergie op gang te brengen. Zijn windmolens een reële optie om energie op te wekken en waar zouden die dan moeten komen zonder dat al te veel mensen daar last van hebben?
Weer andere beelden van de toekomst komen tot stand door mensen te vragen hun eigen verbeeldingskracht in te zetten. Het experiment dat studenten van de Mixed Classroom aan de Universiteit Utrecht uitvoerden is een goed voorbeeld van deze procedurele vorm van toekomstverbeelding. Ze nodigden mensen die wonen of werken in Rijnsweerd-Noord uit om op een plattegrond van de Utrechtse wijk te gaan staan en vroegen hen aan de hand van drie toekomstscenario’s te bedenken hoe (een deel van) de wijk eruit zou komen te zien. De studenten betrokken de wijkbewoners dus actief bij het verbeelden van de toekomst; ze dompelden hen als het ware onder in het Rijnsweerd-Noord van later.
Woonwijk met windmolens van DeventerWint.
Drie scenario's van de Afrikaanse stad:
(1) op dezelfde vervuilende voet doorgaan,
Zonnepergola’s in de stad van de toekomst.
Leerlingen als publiek én maker
Kijken naar maakbare, contrasterende, vervreemdende of procedurele beelden van de toekomst helpt leerlingen te doorgronden welke aannames en keuzes daarachter liggen. Door de logica achter beelden te bestuderen (waarom zie ik wat ik zie?), leren ze de toekomst steeds beter te lezen. Met name bij de procedurele vorm zijn leerlingen niet alleen toeschouwer, maar ook ‘maker’. Zo maakten leerlingen van het Gymnasium Apeldoorn maquettes van de wijk van de toekomst. Dit was voor hen een waardevolle oefening in ‘toekomstgeletterdheid’, want ze moesten hun verbeeldingsproces onderbouwen. Waarom maak ik wat ik maak? Wat wil ik met het toekomstbeeld bereiken? Wil ik iedereen overtuigen of vooral laten meedenken over dilemma’s? Wil ik ze wakker schudden? Afhankelijk van het doel kunnen ze besluiten een maakbaar of contrasterend, vervreemdend of procedureel toekomstbeeld te maken, of een combinatie daarvan. Zo oefenen leerlingen het verhalen en realiseren van de toekomst.
Mogelijkheden tot differentiatie
De vier soorten toekomstbeelden en de publieks- en makersbenadering bieden allerlei aanknopingspunten voor differentiatie in de aardrijkskundeles. Over het algemeen vinden leerlingen het eenvoudiger een al bestaand toekomstbeeld te bestuderen dan er zelf eentje te maken. Zo ligt het voor de hand leerlingen in de onderbouw vooral te laten oefenen met het lezen van toekomstbeelden, terwijl het maken ervan eerder past bij onderwijs in de bovenbouw. Verder zijn maakbare toekomstbeelden vaak eenduidiger dan contrasterende, omdat het meer beelden betreft. En de verwarring bij vervreemdende beelden kan het voor leerlingen lastig maken ze te duiden. De procedurele vorm van toekomstverbeelding is weer complexer dan de andere drie vormen. Dus er is volop gelegenheid aan te sluiten bij de mogelijkheden en wensen van leerlingen.
Geografische denkvaardigheden
Bij het bestuderen en maken van toekomstbeelden komen niet alleen vaardigheden als beschrijven en analyseren aan bod, maar ook de hogere denkvaardigheden evalueren en creëren. Daarnaast kan het verbeelden van de toekomst leerlingen geografisch leren denken. Zo kunnen toekomstbeelden leerlingen aanzetten om vraagstukken te analyseren en beoordelen vanuit verschillende geografische dimensies: denk aan de drie visies op de Afrikaanse stad van de toekomst, waarin de economische, sociaal-culturele, fysische en politieke dimensies te herkennen zijn. Of leerlingen aanzetten te redeneren vanuit verschillende actoren: wat vinden bewoners, de gemeente en energiebedrijven bijvoorbeeld van de windmolens in de Deventer woonwijk? Ook het voor aardrijkskunde relevante scenariodenken komt uitgebreid aan bod.
Geografische kennis en verwondering
Leerlingen doen ook geografische kennis op van gebieden, landschappen en schaalniveaus. Het beeld van zonnepergola’s in woonwijken kan leerlingen uitnodigen via Google Streetview een kijkje te nemen in allerlei steden, ook in het buitenland. Is zo’n straatbeeld realistisch voor een eeuwenoude binnenstad? Past het even goed bij een Nederlandse als bij een Amerikaanse stad? Toekomstbeelden zoals die van de Afrikaanse stad kunnen aanleiding zijn te praten over grote ruimtelijke vraagstukken die raken aan globalisering, duurzaamheid en ongelijkheid. Misschien nog wel de meest interessante bijdrage die toekomstverbeelding kan leveren aan het aardrijkskundeonderwijs, is – het woord zegt het al – de verbeelding prikkelen. Denken in mogelijke en wenselijke scenario’s biedt leerlingen de kans zich te verwonderen over de verscheidenheid op aarde en wat dit voor hen zelf kan betekenen. Nadenken over de toekomst en die verbeelden geeft leerlingen de kans te reflecteren op de eigen denkwijze, houding en handelingen. Toekomstverbeelding gaat dus niet alleen over de tijd die nog komen gaat, maar ook over het hier en nu: the future is now.
Martijn Gerritsen heeft een handreiking geschreven voor de toepassing van toekomstverbeelding in het Geo Future School-onderwijs. Deze is te vinden op de site van de Geo Future School. Zijn scriptie is te lezen op aanvraag: stuur een e-mail naar Martijn via martijn_gerritsen@live.nl.
BRONNEN
- Hicks, D. (2012). The future only arrives when things look dangerous: reflections on futures education in the UK. Futures, 44(1), 4-13.
- Miller, R. (2007). Futures Literacy: A Hybrid Strategic Scenario Method. Futures, 39(4), 341-362.
- Pelzer, P., & Versteeg, W. (2019). Imagination for change: The Post-Fossil City Contest. Futures, 108, 12-26.