Zimbabwe: Landhervormingen geen mislukking
Tussen 2000 en 2003 werden ruim vierduizend blanke boeren in Zimbabwe met geweld van hun land gezet. Tienduizenden zwarte landarbeiders raakten werkloos. De landbezettingen door war veterans leidden tot internationale verontwaardiging en negatieve publiciteit in de Westerse media. Over de diepere achtergronden schreven die niet en evenmin over hoe het daarna gegaan is.
In februari 2000, twintig jaar na Zimbabwes onafhankelijkheid, begon de Mugabe-gezinde War Veterans Organisation marsen te organiseren naar boerderijen van blanke boeren. Met angstaanjagend geroffel op drums, strijdliederen en krijgsdansen intimideerden ze de blanke boeren en de duizenden landarbeiders die zij in dienst hadden. De war veterans, kortweg war vets, wilden dat de boeren hun immense bedrijven verlieten opdat de grond verdeeld kon worden onder arme zwarte boeren. Als ze niet uit zichzelf vertrokken, kwamen de war vets terug. Ze blokkeerden toegangswegen, stichtten branden en gebruikten geweld om de boeren van hun land te verjagen en de boerderijen te bezetten. In het eerste jaar van de Jambanja, zoals de campagne heette, werden zo’n vierhonderd blanke boerderijen bezet; in de jaren daarna vertienvoudigde dat aantal. Nu zijn er nog een paar honderd boerderijen in handen van blanken. Op het hoogtepunt van de blanke kolonisatie van Rhodesië midden jaren zestig waren dat er ongeveer zesduizend en in 1980 na de bevrijdingsoorlog, waarin blanke boerderijen een belangrijk doelwit waren van de guerrillastrijders van Robert Mugabe en Joshua Nkomo, nog ongeveer 4500.
De meeste war vets hadden overigens nooit gevochten in de Chimurenga, de bevrijdingsoorlog in de jaren '70. Daarvoor waren ze veel te jong. Ze waren geronseld onder werkloze en ontevreden jongeren in de overbevolkte, voormalige Tribal Trust Lands (de Rhodesische variant van de Zuid-Afrikaanse thuislanden in de tijd van de Apartheid) en de dichtbevolkte townships in de steden.
Bij de landbezettingen kwamen naar schatting zeven blanke boeren om het leven en werden er zo’n twintig zwaar toegetakeld. Ze kregen met hun strijdlust en bebloede voorhoofden veel aandacht in de Westerse media. Meer dan de zwarte landarbeiders, van wie ruim honderd gedood en duizenden gewond werden, terwijl tienduizenden huis en haard moesten verlaten. Die aandacht was eenzijdig en racistisch, aldus Afrikaanse mediawatchers, ook omdat de Westerse media nauwelijks ingingen op de achtergronden van de landbezettingen, namelijk de extreme ongelijkheid in het grondbezit. De 4500 blanke boeren hadden in 2000, dus twintig jaar na de onafhankelijkheid, nog zo’n 10 miljoen hectare land in bezit, terwijl een miljoen zwarte boeren slechts 16 miljoen hectare tot hun beschikking hadden. Een blanke boer had daarmee gemiddeld 2200 hectare, een zwarte boer 16. Die extreme ongelijkheid kent een lange voorgeschiedenis.
Een blanke boer had gemiddeld 2200 hectare land, een zwarte boer 16
De blanke boeren hadden niet alleen veel meer, maar ook veel betere landbouwgronden in bezit. Vóór de verdeling van land tussen blank en zwart in de Land Apportionment Act van 1930 was heel het land op basis van bodemvruchtbaarheid, neerslag en topografi sche gesteldheid (vlak, heuvelachtig, moerassig) onderverdeeld in vijf agro-ecologische regio’s (figuur 1).
De beste landbouwgebieden liggen in de Eastern Highlands langs de grens met Mozambique en op het Highveld; de slechtste in het Middle- en Lowveld. In 1930 werd 51 procent van het land, bijna geheel gelegen in de regio’s 1, 2 en 3 exclusief toegewezen aan blanke boeren (destijds 1,5 procent van de bevolking). De zwarte bevolking (98,5 procent) kreeg 29,8 procent, veelal in de regio’s 4 en 5 (figuur 2). Deze extreem ongelijke landverdeling bleef voortbestaan tot in de jaren '70 en was de belangrijkste oorzaak van de bevrijdingsoorlog. De Tribal Trust Lands (die na de onafhankelijkheid communal lands genoemd werden) waren zwaar overbevolkt en kampten met zeer ernstige vormen van landdegradatie (bodemuitputting, erosie).
Geen confrontatie
Aan de Chimurenga tussen de internationaal niet-erkende regering van Ian Smith en de guerillabewegingen van Robert Mugabe (ZANU en Shona) en Joshua Nkomo (ZAPU en Ndebele) kwam in december 1979 een einde met de Lancaster House Agreement onder leiding van Lord Carrington, Thatchers minister van Buitenlandse Zaken. Daarin werd afgesproken dat de eerste tien jaar alleen land herverdeeld zou worden op basis van het willing buyer, willing seller-principe. Blanke boeren moesten er dus mee instemmen en zouden gecompenseerd worden. Het geld mochten ze overmaken of meenemen naar het buitenland. De Britten zouden de helft van prijs van de grondaankopen betalen plus de helft van de herinrichtingskosten. Ook de Verenigde Staten (president Carter) beloofden financiële steun. Voor het uitkopen van blanke boeren moest dus ook de Zimbabwaanse regering flink in de buidel tasten.
Mugabe koos aanvankelijk voor samenwerking met de blanke boeren
Veel Zimbabwanen verwachtten na 1980 radicale landhervormingen, maar deze kwamen slechts mondjesmaat op gang. Een grondwetswijziging om onteigening van blanke boeren mogelijk te maken zat er niet in, want de Lancaster House Agreement regelde ook dat tot 1987 de blanken twintig van honder parlementszetels kregen. Ze zouden elke grondwetswijziging kunnen blokkeren, omdat daarvoor meer dan 80 procent van de stemmen nodig was.
Opvallend genoeg zocht de regering Mugabe niet de confrontatie met de blanke boeren, maar samenwerking. Hij benoemde hun voorman David Norman zelfs tot minister van Landbouw. Daarvoor werd hij destijds alom geprezen. Mugabe besefte dat hij de blanke boeren hard nodig had. Hun boerderijen leverden meer dan 50 procent van de deviezen op en die waren nodig voor verhoging van de levensstandaard en sociale voorzieningen als onderwijs en gezondheidszorg.
De economie die Mugabe erfde was – na die van Zuid-Afrika – de productiefste en meest gediversifieerde van Afrika. Behalve over een moderne commerciële landbouw beschikte Zimbabwe over mijnbouw en industrie. Daarom koos Mugabe voor de herhuisvesting van boeren op onderbenutte gronden. Volgens sommige schattingen werd namelijk slecht 1 op de 6 hectare van het areaal van blanke boeren productief benut. De Land Acquisition Acts van 1985 en 1992 waren erop gericht onderbenutte gronden te vinden, deze aan te kopen en er geschikte zwarte boeren op de zetten. Zo zouden 162 duizend boeren een nieuwe boerderij moeten krijgen op grond van blanke boeren.
BRONNEN
- African Study Center. Exploring Africa, Module Thirty: Zimbabwe. Michigan State University.
- Moyo, S. (1987). The land question. In: I. Mandaza (ed.) Zimbabwe: The political economy of transition 1980-1986: 165-201.
- Moyo, S. (2011). Three decades of agrarian reform in Zimbabwe. Journal of Peasant Studies 38(3): 493-531.
- Scoones, I., e.a. (2011). Zimbabwe’s land reform: challenging the myths. Journal of Peasant Studies 38 (5): 967-993.
- Scoones, I. (2014). Debating Zimbabwe’s Land Reform. Institute of Development Studies, Brighton.