Het stuk in De Groene van 16 december werd ondertekend door Frank van Dam, sociaal geograaf, Planbureau voor de Leefomgeving; Ben van Essen, socioloog, Limburg; Tialda Haartsen, ruraal geograaf, Rijksuniversiteit Groningen; Henk Hijink, (oud) plattelandsbestuurder, Noord-Holland; Gert-Jan Hospers, geograaf, Twente/Achterhoek; Koen Salemink, cultureel geograaf, Rijksuniversiteit Groningen; Dirk Strijker, ruraal econoom, Rijksuniversiteit Groningen; Frans Thissen, sociaal geograaf, Universiteit van Amsterdam; en Dick van der Wouw, socioloog, Zeeland
Voorzieningen op het platteland: de strijd tegen een machtig beeld
In november wees geografie.nl op een recent artikel in De Groene Amsterdammer over het verdwijnen van voorzieningen op het Nederlandse platteland. Dit zou het resultaat zijn van een terugtrekkende overheid en leiden tot groeiend onbehagen op het platteland. Een groep geografen en sociologen schreef gisteren een weerwoord in De Groene. Een van hen, Frans Thissen, licht het hier graag toe.
De terugloop van voorzieningen in dorpen en plattelandsgebieden geeft vaak aanleiding tot bezorgdheid, maar is ook een hardnekkige bron van misverstanden. Die worden gevoed door het nog steeds machtige beeld van het traditionele, relatief autonome dorp, dat vooral opduikt wanneer sprake is van veranderingen die bewoners van dorpen en plattelandsgebieden in eerste instantie als verlies ervaren. Zo ook het artikel ‘Hoe Den Haag uit Nederland verdween’ dat op 13 oktober in De Groene Amsterdammer verscheen. Daarin legt journalist Coen van de Ven een directe relatie tussen het verdwijnen van publieke voorzieningen uit dorpen en plattelandsgebieden – zoals scholen, bibliotheken, huisartsen(posten), ziekenhuizen, politiebureaus, rechtbanken – en maatschappelijk onbehagen op het platteland dat tot uiting komt in stemmen op populistische partijen.
Coen van de Ven zoekt de oplossing voor het groeiend onbehagen op het platteland dan ook primair in de sfeer van voorzieningen. Hij doet dat overigens in navolging van Caspar van den Berg en Annemarie Kok in hun onlangs verschenen nota over Regionaal maatschappelijk onbehagen. Zij pleiten voor ‘een 21ste-eeuws stelsel van generieke basisvoorzieningen ….. als een van de ‘gezichten’ van een rechtsstatelijke cultuur waarbinnen mensen verbinding en bescherming kunnen ervaren’. Meer concreet: ‘Heropen op grote schaal bibliotheken met ook een ontmoetingsfunctie. Investeer juist wel in betaalbaar openbaar vervoer, in snel internet en in wijkagenten.’
Ook een aantal geografen en sociologen las het artikel in De Groene en schreef een commentaar dat op 16 december in het blad verscheen. Ik licht ons standpunt hier graag toe. We verzetten ons vooral tegen het geschetste beeld van het platteland en de rol van publieke voorzieningen. Daarover is de afgelopen decennia veel onderzoek gedaan. Ons commentaar richt zich op vier punten.
Ruimtelijke schaalvergroting
Allereerst is het verdwijnen van publieke voorzieningen in dorpen en plattelandsgebieden niet alleen te verklaren door een terugtrekkende overheid. Die ontwikkeling is vooral het resultaat van een aantal algemene maatschappelijke en demografische ontwikkelingen. Veranderingen in economie en technologie, de toegenomen mobiliteit en de vergroting van de actieradius van plattelandsbewoners hebben geleid tot een ruimtelijke schaalvergroting die al meer dan een halve eeuw speelt. Zo is het recente verdwijnen van kleine basisscholen uit dorpen vooral het resultaat van ontgroening.
Het verdwijnen van kleine basisscholen uit dorpen is vooral het resultaat van ontgroening
Leefbaarheid 2.0
De gesuggereerde relatie tussen het verdwijnen van voorzieningen in dorpen en plattelandsgebieden en maatschappelijk onbehagen is niet eenduidig. Hoewel het verdwijnen van publieke voorzieningen in dorpen vaak als een belangrijk verlies wordt ervaren, leert onderzoek dat het daarbij vooral gaat om de emotionele en symbolische waarde van een voorziening. In het traditionele dorp was de aanwezigheid van voorzieningen een belangrijke voorwaarde voor de lokale leefbaarheid. Inmiddels gaat het erom dat voorzieningen bereikbaar zijn en blijken lokale kenmerken als de kwaliteit van de woonomgeving en sociale veiligheid in de ogen van bewoners belangrijker geworden – noem het ‘leefbaarheid 2.0’. Op de laatste punten wordt het Nederlandse platteland door de bewoners nog steeds positiever beoordeeld dan de stad.
Natuurlijk brengt het verdwijnen van voorzieningen uit (kleine) dorpen en plattelandsgebieden onzekerheid met zich mee en zijn er verliezers. Dat resulteert nog vaak in een reflex tot behoud, een reflex die gevoed wordt door het machtige beeld van het traditionele, relatief autonome dorp. Dat is niet realistisch en biedt geen perspectief. Veel dorpen blijken sociaal vitaal genoeg om in dat veranderingsproces een nieuw perspectief te ontwikkelen. Dankzij burgerinitiatieven ontstaan er bijvoorbeeld multifunctionele voorzieningen, zoals ’t LaefHoês in America, een kerkdorp van 2000 inwoners in de Limburgse gemeente Horst aan de Maas. Toen in 2010 de dorpsdokter met pensioen ging, zijn de wensen van de bewoners geïnventariseerd en vertaald in een nieuw concept: ’t LaefHoês is een leef-huis van en voor de gemeenschap. Je vindt er medische voorzieningen zoals een apotheekhoudende huisarts, fysio en thuiszorg, én maatschappelijke, zoals een dorpskeuken, ruilbieb, kloostertuin en vervoersdienst. ’t LaefHoês wordt gedragen door tachtig vrijwilligers, het sociaal kapitaal van het dorp.
De reflex tot behoud – gevoed door het machtige beeld van het traditionele, relatief autonome dorp – is niet realistisch en biedt geen perspectief
Maatwerk geboden
Een generiek voorzieningenbeleid zoals Van de Ven, in navolging van Van den Berg en Kok, voorstelt om het onbehagen op het Nederlandse platteland terug te dringen, is verre van realistisch. Zo’n beleid gaat voorbij aan het veranderingsproces op het Nederlandse platteland en de problemen die dat met zich meebrengt. De taak van de overheid in dat proces is om lokale initiatieven waar nodig te faciliteren en oplossingen te ontwikkelen voor groepen die kwetsbaar zijn. Dat is meestal geen generiek ruimtelijk beleid maar maatwerk gericht op concrete initiatieven en op de groep kwetsbaren. Wat de voorzieningen betreft moet de overheid niet terugkijken, maar samen met de bewoners een perspectief voor de toekomst ontwikkelen. En zeker, toegang tot voorzieningen hoort daarbij.
Negatieve beeldvorming
Tot slot moet het uit zijn met het journalistieke discours over het Nederlandse platteland waarin hardnekkig aan het ‘machtige beeld’ van het traditionele dorp wordt vastgehouden. En waarbij men bij ruimtelijke schaalvergroting niet verder komt dan in een reflex pleiten voor het behoud van het bestaande. Dat alles draagt onterecht bij aan een negatieve beeldvorming van het platteland en (onbedoeld) aan de ontwikkeling van onbehagen op het platteland. Het breed uitmeten van het verlies van voorzieningen in dorpen en plattelandsgebieden wekt de suggestie dat de bewoners daar een onvolkomen leven leiden en dat een boeiend en welvarend bestaan daar eigenlijk niet goed mogelijk is. Dat beeld is volstrekt onjuist. Het Nederlandse platteland verandert en deelt met de stad een aantal fundamentele problemen, zoals een terugtrekkende overheid. Het toenemende ongenoegen en de opkomst van het populisme op het platteland verdienen een betere analyse.
Het toenemende ongenoegen en de opkomst van het populisme op het platteland verdienen een betere analyse
BRONNEN:
- Van den Berg, C., & Kok, A. (2021). Regionaal maatschappelijk onbehagen. Naar een rechtstatelijk antwoord op perifeer ressentiment. Groningen: Rijksuniversiteit Groningen.
- Thissen, F., Loopmans, M., Strijker, M.,& Haartsen, T. (2021). Guest editorial: Changing villages; what about people?. Journal of Rural Studies 87, October, 423-430.
- Van de Ven, C. (2021). Hoe Den Haag uit Nederland verdween. De Groene Amsterdammer 13 oktober.