Veranderend platteland

1 januari 2015
Auteurs:
Frans Thissen
Afdeling Geografie, Planologie en Internationale Ontwikkelingsstudies, Universiteit van Amsterdam
Dit artikel is verschenen in: geografie januari 2015
platteland
Nederland
Kennis
cover januari 2015
FOTO: HENDRIK SIJENS
Ochtendbeeld van een boerderij in Ritsumazijl in Noord-Friesland waar de tijd lijkt stil te staan. Maar de schijn bedriegt.

Inleiding tot de serie artikelen over het veranderende Nederlandse platteland in het tijdschrift Geografie van januari 2015. Thema's als bevolkingsdaling, industrialiserende landbouw, veranderingen in mobiliteit en internet komen aan bod.

 

De toekomst is nú. Met deze slogan presenteerde Maarten Hajer namens het Planbureau voor de Leefomgeving op 10 september De balans van de leefomgeving 2014. Het gevoel dat veranderingsprocessen versnellen is zelden zo groot geweest. Op het Nederlandse platteland is het besef van versnellende verandering al meer dan een halve eeuw aanwezig. Geert Mak beschrijft aan het eind van zijn boek Hoe God verdween uit Jorwerd hoe sterk dat gevoel is en hoeveel onzekerheid het oproept: 'Hoe langer ik in het dorp verbleef, des te meer beseft e ik dat het eigenlijk allemaal nog moest beginnen. Alleen: niemand wist wat moest beginnen, en waarheen het ging'.

Volgens de Dorpenmonitor van het Sociaal en Cultureel Planbureau wonen er nog steeds ruim vijf miljoen Nederlanders op het platteland, waarvan bijna twee miljoen in een klein, relatief afgelegen dorp. In een verstedelijkt land als Nederland kan natuurlijk getwist worden over het bestaan en de afbakening van het platteland. Beelden - de sociale constructies - die bewoners en bezoekers van dorp en platteland hebben, spelen vaak een belangrijkere rol dan de objectieve kenmerken van woonplaats en streek. En ook die beelden wijzigen.

Een greep uit de actuele veranderingen waarmee het Nederlandse platteland te maken heeft : bevolkingsdaling, toenemende leegstand en het verdwijnen van lokale voorzieningen, veranderingen in mobiliteit en internet, herstructurering van de regionale economie, een snel industrialiserende landbouw, vergrijzing en ontgroening, decentralisatie van nationale overheidstaken, het verdwijnen van vertrouwde maatschappelijke kaders. Deze veranderingen zijn niet specifiek voor het platteland. Maar ze zijn dat vaak wel naar aard, timing en lokale gevolgen. Bovendien krijgen nieuwe consumptieve functies (wonen, recreatie) op het platteland hun plaats vaak in bestaande structuren met oorspronkelijk productieve functies. Nieuwe vormen van grondgebruik en nieuwe productiemethoden verdringen oude. En mentaal is het platteland vaak verregaand verstedelijkt. In reactie op veranderingen duikt bij dorpsbewoners nog vaak het ideaalbeeld op van het traditionele, autonome dorp met eigen voorzieningen, werkgelegenheid en woningen voor de lokale vraag. Maar in een geregionaliseerde samenleving biedt het dorp van vroeger geen echt perspectief meer. Steeds meer plattelanders beseffen dat.

De veranderingen op het platteland worden vooral via de politiek en de media op de agenda gezet. Dat heeft voor het platteland vaak een dubbel effect: enerzijds wordt daarmee de urgentie van concrete problemen duidelijk gemaakt, anderzijds wordt het platteland zo, vaak onbedoeld, neergezet als ouderwets en als een leefomgeving die in feite ongeschikt is voor een moderne samenleving. Wat dat betreft is het goed ook de oplossingen te noemen waarmee plattelanders zelf komen. Actieve oriëntatie op een toekomst op basis van veranderende voorwaarden levert meer perspectief op dan terugkijken naar vroeger.

 

Actieve oriëntatie op een toekomst op basis van veranderende voorwaarden levert meer perspectief op dan terugkijken naar vroeger

Die visie lag ook ten grondslag aan de studiedag 'De kansen van het platteland' die op 9 april 2014 werd georganiseerd door de Kring Geografie en Planologie en de Kring Andragologie van de Universiteit van Amsterdam, en Learn for Life, actief op het gebied van de non-formele educatie en opvolger van het Volkshogeschoolwerk in Nederland. De artikelen in dit themanummer van geografie zijn gebaseerd op een aantal bijdragen van die dag.

Hoewel internet de traditionele bereikproblemen van het platteland kan verzachten, constateren Strijker en Salemink dat hier juist sprake is van een achterstand. Oplossingen kunnen komen van overheden maar ook van plattelanders die zelf actie ondernemen.

Er wordt steeds meer verwacht van lokale inzet op het platteland. Vermeij en Thissen laten op basis van een onderzoek naar sociale vitaliteit van Nederlandse dorpen zien dat de inzet van bewoners voor lokale doelen niet zozeer afhangt van eigenschappen van het dorp zelf, maar van de mate waarin dorpsbewoners zich sociaal en cultureel verbonden voelen met het dorp. Ontwikkelingen die de lokale binding beïnvloeden, kunnen de verschillen in lokale inzet tussen dorpen in de toekomst doen toenemen.

Koomans en Loeff en zijn op zoek naar de succesfactoren van burgerinitiatieven: wat vraagt het van de dorpsbewoners en hoe moeten overheden met deze gewenste ontwikkeling omgaan?

Het Nederlandse platteland kent een lange traditie van volwasseneneducatie en community organization. Nu de Nederlandse samenleving zich moet ontwikkelen tot een 'lerende economie', is het volgens Kappert, Notten en Vos de Wael de vraag hoe het onderwijs daaraan een bijdrage kan leveren, vooral in plattelandsgebieden waar zich krimp voordoet.

Voor de regionale economie wordt de toeristisch-recreatieve functie van dorpen, naast de woon- en werkfunctie, steeds belangrijker. Hospers maakt duidelijk dat het dorp als toeristisch product zich vooral zal moeten ver diepen in de bezoeker. Meier illustreert aan de hand van twee voorbeelden hoe er met leegstand van cultureel erfgoed kan worden omgegaan en hoe dat het (toeristisch) imago van de plek kan verbeteren.

Frans Thissen is sociaal geograaf en als gastdocent verbonden aan de afdeling Geografie, Planologie en Internationale Ontwikkelingsstudies van de Universiteit van Amsterdam

Dirk Strijker is als bijzonder hoogleraar Plattelandsontwikkeling (Mansholtleerstoel) verbonden aan de Rijksuniversiteit Groningen