De straf van het platteland
De grote steden hadden rond 1900 waterleiding, de uithoeken van het platteland moesten wachten tot na 1960. Is nu het wachten op (snel) internet? Er ontstaat een lappendeken van initiatieven. Moet de overheid de witte plekken vullen?
Terwijl de grote steden rond 1900 beschikten over een waterleidingnet, moesten de uithoeken van het platteland wachten tot de jaren 1960. Met elektriciteit, gas en telefoon ging het niet anders en nu is het wachten op (snel) internet. Omdat het geen nutsvoorziening is, ontstaat een lappendeken van initiatieven. Moet de overheid de witte plekken vullen?
Als het om internet gaat, staat het platteland op vele jaren achterstand. Glasvezel is er nauwelijks aanwezig en 3G en 4G zijn lang niet overal en stabiel beschikbaar. Ook coax (tv-kabel) ontbreekt buiten de dorpen en daarom is in de buitengebieden vaak alleen internet via koperdraad beschikbaar. Wie dicht bij een nummercentrale van KPN zit, heeft dan nog redelijk snel internet, maar na ongeveer 1 kilometer neemt de snelheid sterk af. En juist in plattelandsgebieden zijn deze centrales dun gezaaid. De kaart laat zien welke gebieden in Nederland onderbediend zijn, oftewel: waar adressen alleen een verbinding via koperdraad hebben en die meer dan 2 kilometer van een nummercentrale liggen.
Getroffenen
In de onderbediende gebieden bevinden zich naar schatting 220 duizend adressen, wonen ongeveer vijfhonderdduizend mensen en zijn naar schatting zestigduizend bedrijven gevestigd. Traditionele voorzieningen als gezondheidszorg, onderwijs en winkels staan hier onder druk en onlinevoorzieningen zouden dan een grote rol kunnen spelen. Het wrange is dat juist het perifere platteland slecht bediend wordt met internet. De Britse geograaf Malecki noemt de achterstand in voorzieningen op het platteland the rural penalty.
In de roodgekleurde gebieden is geen glasvezel of coax beschikbaar en is de afstand tot een nummercentrale meer dan 2 kilometer.
Diensten op afstand
Een belangrijke sector die zit te springen om goede onlineverbindingen is de gezondheidszorg. Het gaat om zowel cure als care. Bij cure gaat het bijvoorbeeld om systemen voor 'consult op afstand'. Een specialist kan een patiēnt daarmee vanuit de bureaustoel inspecteren. Zoiets vergt een beeldverbinding met een hoge resolutie, die alleen via snel internet goed werkt. Denk ook aan het op afstand bewaken van patiÎnten vanuit een ziekenhuis. Ook bij de zorg gaat het veelal om het op afstand communiceren met patiënten, bijvoorbeeld vanuit een thuiszorgorganisatie of polikliniek; denk aan alarmeringssystemen, bewaking van medicijneninname en advisering. In Oost-Groningen heeft thuiszorgorganisatie Oosterlengte geprobeerd zoín digitaal systeem te ontwikkelen, maar koos uiteindelijk voor de veel beperktere mogelijkheden van beeldtelefoon, omdat de datacapaciteit onvoldoende was.
Een andere sector die snel internet vraagt, is onderwijs. In toenemende mate worden digitale leeromgevingen en leermiddelen ingezet. Scholieren en studenten in gebieden met slecht internet zijn vaak niet in staat dit soort middelen thuis te gebruiken.
Ook de overheid verleent steeds meer diensten digitaal en particuliere bedrijven ontwikkelen digitaal aanbod (online winkelen, internetbankieren). Bij internetbankieren speelt nog een ander probleem. Zo stuurt ING bij overboekingen een TAN-code naar je mobiele telefoon, maar op het perifere platteland is het mobiele signaal soms (te) zwak. Denk ook aan het ontbreken van een mobiel signaal voor 112-alarmering in buitengebieden.
Op het platteland zijn heel wat ondernemingen gevestigd die internet nodig hebben voor hun bedrijfsvoering. Allereerst boerenbedrijven, die in hun communicatie met bijvoorbeeld de overheid (Rijksdienst voor Ondernemend Nederland) gebruik maken van internet, onder meer voor de uitwisseling van GIS-bestanden. Steeds meer boeren hebben computergestuurde machines die op afstand 'onderhouden' worden. Denk aan melk- en voerrobots en klimaatbeheersingsapparatuur. Ook bouwondernemingen, toeristische bedrijven, vuilverwerkers en transportondernemingen werken veelvuldig met internet. Een bijzondere categorie zijn de 'cottage industries', kleinschalige, kennisintensieve, footloose bedrijven (architecten, softwareontwikkelaars, consultants) die soms vanwege omgevingskwaliteiten naar het platteland trekken, maar wel grote behoefte aan snel internet hebben.
En dan zijn er de burgers. Zij maken gebruik van bovenstaande voorzieningen (gezondheid, onderwijs, overheid, winkelen) en hebben nog andere behoeften waarvoor snel internet nodig is, zoals Skype-contact, tv en film. Het (nu al vaak krimpende) platteland loopt het risico zonder de beschikbaarheid van snel internet minder aantrekkelijk te worden voor de digitaal georiënteerde bewoner.
Lokale initiatieven
Marktpartijen zoals Reggefiber leggen glasvezelverbindingen aan in de grotere dorpen waar voldoende geïnteresseerden wonen. Gebieden met lage dichtheden zonder marktpotentie ('witte gebieden') laten ze meestal links liggen. In andere gevallen hebben overheden geld over voor het aansluiten van dunbevolkte gebieden op het glasvezelnet, bijvoorbeeld de provincies Friesland, Overijssel en Gelderland - meestal afkomstig uit de verkoop van aandelen in vroegere nutsbedrijven als Nuon en Essent.
Er zijn ook plaatselijke initiatieven: soms van lokale of regionale kabelbedrijven (Veendam, Harderwijk, Dokkum, delen van Twente), vaak ook van mensen en bedrijven die het wachten beu zijn. Ze richten een vereniging of coöperatie op en proberen zo een glasvezelnetwerk tot stand te brengen. Soms met hulp van een lokale overheid (Oldambt in de provincie Groningen, De Brèkken in de gemeente Friese Meren) of samen met een private partij (het Oostermoergebied in Noordoost-Drenthe, dat samenwerkt met het bedrijf iipen). Rond Eindhoven zijn al een aantal jaren terug coöperatieve dorpsnetwerken ontstaan (bijvoorbeeld in Nuenen). Ook bedrijven en particulieren met een bedrijf aan huis laten een glasvezelaansluiting aanleggen, vaak voor vele tienduizenden euro's.
Dit soort initiatieven komt vooral van de grond in gebieden waar voldoende sociaal kapitaal aanwezig is en waar mensen de noodzaak van snel internet voelen. Het is veelzeggend dat de eerste initiatieven ontstonden in de dorpen rond Eindhoven waar veel hoogopgeleide medewerkers van technologiebedrijven wonen. Ook het initiatief in het Oostermoergebied is aangezwengeld door hoogopgeleiden.
Bij al deze initiatieven ontbreekt een centrale regie, zodat het wiel telkens opnieuw uitgevonden wordt. CDA-kamerlid Agnes Mulder heeft de minister van EL&I daar inmiddels op aangesproken. Verder is de Rijksuniversiteit Groningen nu bezig met een database om de initiatieven in kaart te brengen.
Opvallend veel initiatieven zeggen in hun contacten met overheden last te hebben van 'ruis'. Die ruis is afkomstig van de grote marktpartijen (KPN, Ziggo, UPC, Reggefiber). Zij blijven in al hun informatie richting overheid herhalen dat op nationale schaal verreweg de meeste adressen de beschikking hebben over goed en snel internet. De teneur is dat ëer geen probleem isí en dat zij 'het snel gaan oplossen'. Ze hebben wat betreft heel Nederland gelijk, maar onze berekeningen laten zien dat 45% van de adressen in de gebieden buiten de bebouwde kom onderbediend is: marktpartijen investeren er niet en enkel de achterhaalde techniek via de telefoonlijn is er beschikbaar.
In het recente verleden hebben lokale en regionale initiatieven veel last gehad van Europese regelgeving over niet toegestane overheidssteun bij de aanleg van snel internet (de zogenoemde Appingedam-case). Inmiddels heeft de EU duidelijk gemaakt dat overheden wel degelijk actief mogen optreden in de witte, onderbediende gebieden. Het ministerie van EL&I heeft een handreiking voor gemeenten en provincies uitgebracht, Goed op weg met breedband, die een actieve opstelling van lokale en regionale overheden vereenvoudigt. Dat heeft gezorgd voor de recente opleving van initiatieven waarbij overheden actief betrokken zijn.
Toch kan het nog even duren. Tijdens een recente hoorzitting over dit onderwerp in Limburg bleek dat met name partijen aan de linkerkant van het politieke spectrum er moeite mee hebben dat gemeenschapsgeld gestoken wordt in een voorziening waar 'gewone mensen niet op zitten te wachten en die vooral de kas van telecombedrijven spekt'.
Toekomstbestendige platteland
Goede internettoegang is een voorwaarde voor een toekomstbestendig platteland. Verschillende overheden bekommeren zich van oudsher over de toekomst van het platteland en investeren in maatregelen die de leefbaarheid moeten versterken. Zonder investeringen in breedband dreigen deze maatregelen echter nutteloos te worden. De Rijksoverheid zou haar verantwoordelijkheid moeten nemen voor het garanderen van toegang tot snel internet en mobiele telefoonverbindingen; op dat niveau ligt de mogelijkheid overzicht te houden en te coördineren om tot een landelijk dekkende oplossing te komen.
Dirk Strijker & Koen Salemink - Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen, Rijksuniversiteit Groningen
BRONNEN
- Malecki, E.J. 2003. Digital development in rural areas: potentials and pitfalls. Journal of Rural Studies, 19(2): 201-214.
- Ministerie Economische Zaken, Landbouw en Innovatie 2012. Goed op weg met breedband, handreiking voor gemeentes en provincie, Den Haag.
- Saanen, N. & H.D. Stout 2006. Breedband in Appingedam: verloren bij de Commissie, gewonnen door de inwoners. Nederlands Tijdschrift voor Europees Recht, 10: 212-218.
- Salemink, K. & D. Strijker 2012. Breedband op het platteland. RuG-FRW, Groningen.
- Salemink, K. 2014. Breedband in de buitengebieden. Factsheet. RuG-FRW, Groningen.
- Strijker, D. & M. Markantoni 2011. Bedrijvig platteland. Agora, 27(4): 8-11.