Boerderijen zonder boer

1 september 2014
Dit artikel is verschenen in: geografie september 2014
platteland
Nederland
Kennis
FOTO: GOOGLEMAPS
COMPUTERBEDRIJF
Iets ten zuidwesten van Kortrijk ligt het gehucht Gerverscop. De 19e -eeuwse boerderij op nummer 9 lijkt er een als alle andere, maar in het achterhuis zit computerbedrijf Agis Automatisering BV. Het voorhuis is nog in gebruik als woning, en de koeien zijn verplaatst naar een moderne stal achter het oude gebouw. Waarom het bedrijf juist hier zit? ‘Om dicht bij de klanten te zitten. Ons bedrijf verzorgt toepassingen voor de melkveesector.’

Het Nederlandse platteland verandert in rap tempo, althans qua functie. Want hoewel er nog dagelijks agrarische bedrijven verdwijnen, verandert er weinig aan het boerenlandschap. Hergebruik van vrijkomende boerderijen wint het vaak van sloop.

 

Kortrijk is een lintdorp 1,5 kilometer ten zuidwesten van Breukelen. Via uitbreidingen is Breukelen hemelsbreed iets dichterbij komen te liggen, maar door de aanleg en verbredingen van de spoorlijn Amsterdam-Utrecht, het Amsterdam-Rijnkanaal en de rijksweg A2 is de relatieve afstand toegenomen. De routes liggen in Kortrijks achtertuin. Van alle drukte op Nederlands belangrijkste corridor, de A2, is in de voortuin van het dorp echter weinig zichtbaar. De kaarsrechte landweg Kortrijk, met aan weerszijden al even rechte sloten en boerderijen waarvan sommige uit de 17e eeuw, straalt een rust uit die de clichématige gedachte oproept dat ‘de tijd hier heeft stilgestaan’.

Maar schijn bedriegt. Van het oorspronkelijk agrarische karakter van Kortrijk, af te lezen aan het overheersende bodemgebruik (weiland) en de veelal historische boerderijen, is in veertig jaar tijd weinig meer over. Anno 2013 zijn niet meer dan vijf van de negentien Kortrijkse boerderijen nog in agrarisch bedrijf – ongeveer een kwart dus. 

Kiezen

Kortrijk is geen uitzondering. De agrarische sector in Nederland heeft het niet gemakkelijk. Grootschaligheid slaat de klok in een historisch landschap dat zich daar lang niet altijd voor leent. Om een melkveebedrijf draaiend te houden, zijn nu soms twintig keer zo veel koeien nodig als het aantal dat voorheen eeuwenlang volstond. Melkveehouders moeten kiezen: of (nog eens) uitbreiden, of ermee stoppen. Daarbij maakt de regelgeving het voor de nieuwe generatie niet direct aantrekkelijk het bedrijf van de ouders voort te zetten. De traditionele overerving raakt in onbruik: de helft van de boeren is ouder dan vijftig, twee derde heeft geen opvolger. 

De spoorlijn Rotterdam – Utrecht deelt de oude boerenpercelen langs de Breudijk (onder) in tweeën. Rood omcirkeld is de Elizabethhoeve. Vanaf 1960 verrijzen langs de Wildveldseweg (boven) nieuwe, moderne boerderijen. De koeien hoeven niet langer het spoor over. De boerderijen langs de Breudijk hebben op één na inmiddels allemaal een niet-agrarische functie.

Agrarisch erfgoed

Wat doe je met een boerderij die niet meer als zodanig nodig is? Ideeën over wat een landschap waardevol maakt en wat niet, veranderen met de tijd. In 2001 berekende de toenmalige Stichting Historisch Boerderij Onderzoek dat van de tweehonderdduizend boerderijen die ons land in 1940 telde, er zestig jaar later nog maar 91 duizend over waren. Ruim de helft van de boerderijen van vóór 1940 had de schaalvergroting na de Tweede Wereldoorlog niet overleefd. De stal was te klein geworden, het onderhoud vergde tijd en geld, en boeren zagen in sloop en nieuwbouw een aantrekkelijk alternatief.

Slechts 7 procent van alle boerderijen geniet wettelijke bescherming als rijks- of gemeentelijk monument, maar nu de tijdgeest verandert, is dat niet meer zo’n probleem. Inmiddels vinden we ook boerderijen zonder ‘monumentale’ trekken behoudenswaardig, omdat ze het landschap een ‘streekeigen’ karakter geven. Steeds meer boerderijen krijgen een niet-agrarische functie en blijven zo behouden. Een paradox ontvouwt zich: terwijl het platteland haar historische aanzien behoudt, verandert haar functie meer dan ooit. 

Dagkoers onbekend

Veldonderzoek onder ruim zevenhonderd boerderijcomplexen in de Gelderse Vallei en het Utrechtse veenweidegebied in 2013 laat zien dat 45 procent van de complexen nog een agrarische functie heeft . Ook op de Utrechtse venen overstijgt het aandeel hergebruikte boerderijen nu het deel waar nog een boer actief is. En zeker een vijfde van die boeren richt de gebouwen op zijn erf gedeeltelijk in voor niet-agrarisch gebruik om de (veelal dalende) inkomsten aan te vullen. Op landelijk niveau is niet bekend hoe snel het hergebruik toeneemt; een ‘dagkoers’ ontbreekt. De laatste nationale raming is inmiddels twaalf jaar oud. Twee ‘Jaren van de Boerderij’ in 2003 en 2013 hebben vooral de kennis over vormen van hergebruik vergroot.

FOTO: GOOGLEMAPS
WONING EN KAMPHUIS
De Elizabethhoeve, een Harmelense boerderij uit 1873, bestaat uit een traditioneel hoofdgebouw met voor- en achterhuis en een paar bijgebouwen die als schuur of stal dienstdeden. Omdat een spoorlijn uit 1855 de langwerpige boerenkavels langs de Breudijk in tweeën deelde (kaartje) moesten de koeien een spoorweg oversteken. Naarmate de veestapel groeide, was dit steeds onhandiger en dus verrezen in de jaren 60 boerderijen aan de andere kant van het spoor, waardoor de oude hun functie verloren. De nieuwe eigenaar nam de hoeve in 2001 over van de bejaarde boer en boerin en maakte van het voor- en achterhuis één woning. Het grote bijgebouw verhuurt ze tegenwoordig als kamphuis en recreatiezaal: waar eens de koeien stonden, zijn nu vergaderingen, workshops en feesten.

Zo’n 95 procent van de hergebruikte boerderijen krijgt een nieuw leven als woning. De helft van de nieuwe bewoners trekt de oude stal bij het voorhuis en creëert zo een ruime woning. Soms delen meerdere huishoudens de voormalige boerderij (15 procent) of wordt een deel ingericht als kantoor- of bedrijfsruimte (35 procent). Voor grote schuren is verhuur, vaak voor caravanstalling, een populaire oplossing. Zorgboerderijen en bed and breakfasts blijken bijna allemaal een vorm van gedeeltelijk hergebruik. De boer melkt dus gewoon nog de koeien of bewerkt het land. Andere functies van voormalige boerderijen zijn het pannenkoekenhuis, het congrescentrum en de erotische nachtclub. 

Boeren en burgers

Kortrijk kent inmiddels negen woonboerderijen, maar verwelkomde haar eerste ‘burgerlijke’ bewoners al ver voordat het leven op de boerenhoeve een hit werd in lifestylemagazines. De oudste van de negentien overgebleven boerderijen, gebouwd rond 1600, verloor vijftig jaar geleden al zijn agrarische functie. Van de vijf overgebleven boerenbedrijven zijn er slechts twee gehuisvest in een historisch pand met voor- en achterhuis: de ‘oude boeren’. De drie jongere boeren werken op moderne, naoorlogse erven – bungalows met daarachter een of enkele reusachtige schuren – die in 1950, 1972 en 1982 hun historische voorganger vervingen. De roep om behoud klonk toen nog niet. Inmiddels worden zelfs naoorlogse complexen hergebruikt – vaak omdat dit rendabeler is dan sloop. Zo is een boerderij uit 1968 sinds tien jaar te huur als opslagplaats. Kortom, Kortrijk verandert. Maar dat het dorp ook een opnamestudio en een praktijk voor heilmagnetisme rijk is, valt aan de boerderijen niet af te lezen. •

 

Dit artikel is ontleend aan de scriptie ‘Stadse fratsen’ op veen en zand. Hergebruik van boerderijgebouwen in twee verschillende cultuurlandschappen, die Glenn Zevenbergen schreef voor zijn bachelor Sociale Geografie en Planologie aan de Universiteit Utrecht.