Dat men in de 19e eeuw ook daadwerkelijk is begonnen met de inpoldering van de Waddenzee, is verzonken in de diepste krochten van de collectieve herinnering. In 1869 werd aan de Friese Maatschappij tot Landaanwinning een concessie verleend tot indijking van het stuk Waddenzee tussen Ameland en het Friese vasteland. Er moesten drie dammen komen: een in het midden (tussen Nes en Holwerd) en twee aan weerzijden van het eiland. Door slibafzetting zou het afgedamde stuk Waddenzee vanzelf verlanden. In 1871 ging men aan de slag met de middelste dam en een jaar later was Ameland een schiereiland. Maar de dam brak voortdurend door en in 1883 werd besloten de gaten niet langer te dichten. In 1903 werd ook het laatste restje van de dam, bij Holwerd, prijsgegeven. Maar zelfs in onze tijd komen delen ervan bij laagtij nog aan de oppervlakte.
Bijna een Waddenpolder
85 jaar geleden werd het laatste gat in de Afsluitdijk gedicht. Minder bekend is dat Hendric Stevin precies 350 jaar terug zijn plan lanceerde voor een afsluitdijk tussen de Waddeneilanden en inpoldering van de Waddenzee. In 1921 werd Stevins toekomstvisie opgediept door het Tijdschrift van het Koninklijk Nederlandsch Aardrijkskundig Genootschap, de voorloper van Geografie.
Niets maakt geschiedenis zo grijpbaar als een oud boek. Een halfvergane leren kaft, bruin uitgeslagen bladzijden. Maar het zijn vooral de handgeschreven correcties door een tijdgenoot die Hendric Stevins nabijheid aan de leestafel van Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam voelbaar maken.
Spot
Het Wisconstich Filosofisch Bedryf (1667) van Hendric Stevin is een curieus boek, dat bij verschijnen weinig opzien baarde. Hendric Stevin was de zoon van ingenieur en wiskundige Simon Stevin. Hij trad in diens voetsporen, maar was beslist minder geniaal. En toch: als vader Simon de Archimedes van de Lage Landen is, mag Hendric de Nederlandse Jules Verne heten.
Stevins bijna terloopse suggestie voor een afsluitdijk in Boec XII van zijn Wisconstich Filosofisch Bedrijf is niet het enige teken van zijn vooruitziende blik. Hij voorzag dat de afgesloten Zuiderzee grotendeels zou worden ingepolderd. Hij begreep bovendien dat een afsluitdijk niet kon zonder uitwateringssluizen om het IJsselwater te lozen. Ook zou er een kanaal ‘deur Wijkermeer en Beverwijc tot in de Noortzee’ moeten komen, om de havens van Amsterdam bereikbaar te houden. Stevin was voorbereid op de spot van zijn tijdgenoten, zo blijkt uit een tussen haakjes geplaatste verzuchting dat men wel zou zeggen (vrij vertaald): ‘Zijn dit serieus bedoelde plannen? Of is deze man de kluts kwijt?’
Stevins boek was te koop bij chirurgijn Dirck van der Snoeck, zijn buurman in Alphen aan den Rijn, waar Stevin ambachtsheer was. Na Stevins dood, bij de afhandeling van zijn nalatenschap, bleek hij nog een onverkochte stapel op voorraad te hebben, die werd opgekocht door een Haagse boekhandelaar. Stevins plan was met de 17e-eeuwse stand van de techniek onuitvoerbaar en raakte in vergetelheid. Pas in 1921, toen inmiddels bij wet was vastgelegd dat de Zuiderzee zou worden afgesloten, herontdekte het Tijdschrift van het Koninklijk Nederlandsch Aardrijkskundig Genootschap de futurologische passage in Stevins boek. Het artikel was van dr. Adriaan Beets (1860-1937), Neerlandicus en zoon van de schrijver Nicolaas Beets.
Meer plannen
Halverwege de 19e eeuw borrelde het idee om de Waddenzee af te sluiten en droog te maken voor het eerst weer op. Het plan, afkomstig van Rijkswaterstaatingenieur B.P.G. van Diggelen, werd voorgelegd aan de regering, maar niet in behandeling genomen. Mogelijk omdat kosten van de droogmaking van de Haarlemmermeer de pan uit rezen.
Op de Amsterdamse Wereldtentoonstelling van 1883 greep de Belg J. Wenmaekers, een waterstaatkundige leek, de kans om zijn eerder ontwikkelde visie op de droogmaking van de Zuiderzee en Waddenzee aan de man te brengen. Hij had een Madurodam-achtige opstelling gemaakt met ingezaaid gras voor de landerijen, een plas water voor de Zuiderzee en dijkjes tussen Waddeneilanden. Door middel van pompen liet hij zien hoe de toekomstige ‘Provincie Zuiderzee’ zou worden drooggemaakt. Fluitje van een cent. Vooral ook omdat Wenmaekers een machine had ontwikkeld waarmee in ‘volle zee’ per dag 100 meter dijk kon worden aangelegd.
De minister van Waterstaat was in 1876 niet ingegaan op zijn voorstel, mede omdat Wenmaekers weigerde iets bekend te maken over zijn geheimzinnige machine. Toch heeft de vasthoudendheid van de Belg in Nederland ongetwijfeld meegeholpen om de geesten rijp te maken voor de toekomstige Zuiderzeewerken.
Zuiderzeevereniging
Aan het eind van de 19e eeuw begon het idee post te vatten dat de afsluiting en inpoldering beperkt moesten blijven tot het zuidelijk deel van de Zuiderzee. Het uit Sneek afkomstige liberale parlementslid A. Buma vreesde echter dat de gedeeltelijke afsluiting gevaar zou opleveren voor Friesland en diende in 1882 een wetsvoorstel in voor een onderzoek naar de afdamming van de gehele Zuiderzee en Waddenzee. Tevergeefs. Als de overheid dat onderzoek niet wilde doen, moesten particulieren die verantwoordelijk heid maar nemen, zo redeneerde hij. Daartoe riep Buma in 1886 de Zuiderzeevereeniging in het leven.
Rechts: Op de kaart van Buma (1882) twee varianten voor de afsluiting: een met dijken tussen de eilanden en een met een doorlopende dijk van Den Helder tot Ameland.
De Zuiderzeevereeniging onder aanvoering van ir. Cornelis Lely tilde de ontwerpen op een hoger plan. Meteen in de eerste Technische Nota van de Zuiderzeevereeniging ging er een dikke streep door het idee de Waddeneilanden door dammen te verbinden. Moeilijk uitvoerbaar en te duur. Later zouden grondboringen van Lely bovendien uitwijzen dat slechts een klein deel van de Waddenzee geschikte landbouwgrond zou opleveren.
Ook tijdens en na de verwezenlijking van de Zuiderzeewerken stak het denkbeeld de Waddenzee droog te maken af en toe de kop op. De grote 20e-eeuwse waterstaatkundige dr.ir. Johan van Veen, de ‘vader van het Deltaplan’, presenteerde in de jaren 1940 een plan om de Waddeneilanden via waterkeringen aan elkaar te verbinden. Ook hij bepleitte een stapsgewijze inpoldering van het grootste deel van de Waddenzee. Prof. Jac. P. Thijsse, jongste zoon van de bekende natuurvorser, schreef in 1964 een visie op de toekomst van Nederland, waarin hij verwachtte dat het aantal inwoners in 2000 zou zijn opgelopen tot 20 miljoen. Om die demografisch druk op te vangen had Thijsse onder meer ingezet op de inpoldering van de Waddenzee. In de nieuwe polder zou een luchthaven voor supersonische vliegtuigen moeten komen.
Klimaatverandering
In onze tijd vormen de verwachte klimaatverandering en stijging van de zeespiegel een nieuw motief om de zeegaten tussen de Waddeneilanden te dichten. In 2003 presenteerden ing. Rob van den Haak en dr. ir. Pieter Stokman hun Haakse Zeedijk. Een dijk 25 kilometer voor de Nederlandse kust die vanaf Den Helder ook de Waddeneilanden onderling zou moeten verbinden. Een paar jaar later kwam het Friese ingenieursbureau Boorsma met een vergelijkbaar concept. De afdichting van de Waddenzee is volgens ir. Kees Boorsma op de lange termijn onvermijdelijk. Niet alleen ten behoeve van de kustverdediging, maar ook om de verhoogde piekafvoer van rivierwater te kunnen opvangen, zou de Waddenzee op termijn moeten worden omgevormd tot een zoetwaterbekken. Tegelijkertijd zouden er voor de hele westelijke kust van Nederland nieuwe kunstmatige eilanden moeten worden aangelegd, waardoor ter compensatie een nieuw Waddengebied ontstaat. Ideeen waarbij je je met de woorden van Hendric Stevin afvraagt: ‘Sijn dit dingen van ernst?’ Maar juist het feit dat hij eeuwen van te voren de komst van het Noordzeekanaal, de Flevopolders en een afsluitdijk voorspelde, leert dat we ogenschijnlijk doldrieste plannen niet zomaar terzijde mogen schuiven.
Deze en andere kaarten over dit onderwerp zijn te raadplegen in museum en studiecentrum Nieuw Land in Lelystad, zie www.nieuwlanderfgoed.nl