Fout zout onder de Waddenzee?
Zoutproducent Frisia mag vanaf 2021 van staatssecretaris van Economische Zaken Dijksma zout winnen onder de Waddenzee bij het Friese Harlingen. De Waddenvereniging spreekt van ‘fout zout’ en voert stevig campagne voor het bedreigde werelderfgoed. Is het Waddenzeezout inderdaad ‘fout’?
Afgelopen september werd bekend dat Frisia Zout, onderdeel van multinational K+S Salz, vanaf het Friese vasteland zout mag gaan winnen onder de Waddenzee. De twee huidige zoutwinningsgebieden (Barradeel I en II) liggen op land, in de buurt van Harlingen. Deze locaties zijn nog tot 2021 exploitabel. Bij de afgifte van de winningsvergunning is een limiet gesteld aan de bodemdaling door de zoutwinning. Voor Barradeel I is de limiet van 35 cm vrijwel bereikt. Voor Barradeel II zal dit in 2021 of mogelijk zelfs eerder gebeuren. Met de nieuwe Waddenzeeconcessie kan Frisia Zout haar zoutproductie voor de toekomst veilig stellen, maar betreedt hiermee ook de habitat van natuurorganisaties. De Waddenvereniging spreekt in haar jongste campagne van ‘fout zout’. Economische en ecologische belangen lijken te botsen in een arena van werelderfgoed. Wat maakt winning van dit Waddenzeezout fout en wat weten we over de effecten van zoutwinning onder en boven de grond?
Uitweg
In 2001 richtten dorpsbelangenverenigingen in het noordwesten van Friesland de actiegroep ‘Laat het zout maar zitten’ op. Deze had als doel de zoutwinning op land te stoppen. Later sloten zich ook landbouworganisaties als LTO Noord aan, waarmee het draagvlak groter werd. Nieuwe winningsconcessies op het vasteland werden daarmee bij voorbaat kansloos. Daarnaast bleven ook lokale burgeracties zoals ‘Opzouten’ opkomen.
Voor de gemeente Harlingen, de provincie Friesland en het ministerie van Economische Zaken werd onderzoek naar winning op de Waddenzee een uitweg om toch een heel belangrijkste werkgever in de regio vast te houden. Ook zou Frisia zo kunnen voldoen aan de groeiende zoutvraag in Nederland, waaronder die naar industriezout en consumentenzout.
Ook nu de vergunning voor zoutwinning onder de Waddenzee is toegewezen, blijven natuurorganisaties campagne voeren. Niet alleen de Waddenvereniging, ook de stichting Natuurmonumenten voert actie met ‘Laat het wad niet zakken’. Hiermee gaat ze echter voorbij aan het aardwetenschappelijk onderzoek naar de effecten van zoutwinning onder en op de Waddenzeebodem: verdrinkt het wad inderdaad als de onderliggende bodem daalt?
In het nieuwe winningsgebied Havenmond zal Frisia zout winnen uit de Zechstein Formatie, een zoutpakket dat voorkomt op een diepte van ongeveer 3 kilometer in de ondergrond van Noord-Nederland.
Het zout wordt gewonnen via oplosmijnbouw, waarbij het steenzout opgelost wordt in water. Hierbij vormen zich zoutholtes (cavernes) in de ondergrond. Rond de zoutholte ontstaat een cirkelvormige bodemdalingszone, waarbij ook de bovenliggende afzettingen verzakken. Zo daalt de bodem door zoutwinning in Barradeel circa 4 centimeter per jaar (in het diepste punt van de dalingskom), dat is ongeveer twintig maal sneller dan aanvankelijk was verondersteld en honderd maal sneller dan de natuurlijke bodemdaling (vergelijk circa 1 cm per jaar boven de gasvelden van Groningen). Waar burgerprotesten en verzilting van landbouwgronden begrensd worden door een Waddendijk, lopen geologische formaties buitendijks gewoon door.
Naar het wad
In het noordelijke deel van het aangewezen Waddenzeewinningsgebied Havenmond bevindt zich de ecologisch belangrijke Ballastplaat. Deze valt elk getij heel lang droog en is daarmee een belangrijke voederplaats voor wadvogels. Vanuit ecologisch perspectief hadden zuidelijker gelegen locaties dan ook de voorkeur van Frisia. Dat de uiteindelijk gekozen locaties toch deels onder deze Ballastplaat liggen, komt aan de ene kant vanwege de maximale lengte waarover schuin geboord kan worden vanuit Harlingen. Aan de andere kant vanwege de minimaal vereiste afstand tot de Waddendijk, zodat deze niet in de nieuwe bodemdalingszone valt. De nieuwe bodemdalingszone heeft een straal van ongeveer 3 kilometer en in het midden zal de pleistocene bodem naar verwachting tot maximaal 75 centimeter zakken. Zout winnen onder de Ballastplaat betekent niet dat deze wadplaat onder water verdwijnt.
Anders dan bij winning op het land kan bij winning onder de Waddenzee de bodemdaling namelijk gecompenseerd worden door sedimentatie. Doordat zand en het fijnere slib worden afgezet op de wadplaten, kan de Waddenzee tot nu toe meegroeien met de stijgende zeespiegel. Hiervoor is een netto-invoer van sediment in het Waddenzeesysteem nodig, de ‘zandhonger’ van de Waddenzee.
De Waddenzee is ook een intern dynamisch systeem met continue erosie en sedimentatie. Sedimentatie op de ene plaats leidt automatisch tot erosie op een andere. Het systeem reageert op verstoringen tot het een nieuw evenwicht bereikt. De Waddenzee reageert ook op menselijke verstoringen. Zo vindt in het westelijk deel veel opslibbing plaats door het afsluiten van de Zuiderzee in 1932. Tussen 1933 en 2004 is het areaal droogvallende wadplaten in de Waddenzee verdubbeld van 29% naar 60%. De ecologisch belangrijke Ballastplaat voor de kust van Harlingen is dus mede gevormd als reactie op menselijk ingrijpen in het waddensysteem.
Meegroeivermogen
Onderzoekers gaan voor de nieuwe zoutwinning en de bestaande gaswinning onder de Waddenzee uit van het meegroeivermogen. Dit is het herstellend vermogen als gevolg van nettosedimentatie in het gebied. Het verschil tussen het meegroeivermogen van een dalend gebied en de relatieve zeespiegelstijging is de gebruiksruimte. Deze wordt bijvoorbeeld kleiner als de relatieve zeespiegelstijging groter wordt. De gebruiksruimte is geschikt voor menselijke activiteiten die de sedimentvraag van de Wadden zee vergroten, zoals gas- en zoutwinning.
De milieueffectrapportage (MER) die is uitgevoerd voor het verlenen van de nieuwe vergunning, concludeert dat het ‘meegroeivermogen van de Waddenzee meer dan voldoende is om de bodemdaling als gevolg van de voorgenomen zoutwinning bij te houden’. De natuurlijke aanwas van sediment in de Waddenzee kan zowel de stijgende zeespiegel bijhouden, als de bodemdaling door de zoutwinning vereffenen. De Waddenzee ondervindt dus geen blijvende effecten van de bodemdaling door de zoutwinning.
Het sediment nodig voor opvulling van de bodemdalingszone komt voor een deel uit het gebied van de Noordzeekust en de buitendelta. De ‘zandhonger’ van de Waddenzee zal dus toenemen door de zoutwinning. Dit vergt extra zandsuppleties voor de Noordzeekust van Vlieland en Terschelling om daar kustachteruitgang te voorkomen.
De geleidelijke bodemdaling is relatief klein ten opzichte van de natuurlijke dynamiek van de wadbodem. Zoutwinning heeft hoogstens een vertragend effect op de huidige langzame groei van wadplaten als de Ballastplaat. De wadbodem daalt hierbij niet ten opzichte van de huidige situatie. Ecologische effecten lijken daarmee op het eerste oog uitgesloten.
De natuurverenigingen stellen echter dat te snel wordt voorbijgegaan aan de unieke getijdeverlenging van de Ballastplaat die mogelijk verdwijnt. Aanvullend ecologisch onderzoek van het Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee (NIOZ) wijst uit dat de wadplaten eerst wel degelijk zullen dalen door de zoutwinning en significante effecten op bijvoorbeeld wadvogels dus niet uit te sluiten zijn. Gezien het netto sediment aanvoerend systeem tussen de buitendelta en Noordzeekust en de Waddenzee lijkt permanent verdrinken van wadplaten echter onwaarschijnlijk. De aanvoer van sediment is dus niet onzeker, de precieze samenstelling en verspreiding van dit sediment echter nog wel.
Overtuigender dan het ‘verdrinkingsargument’ lijkt dus een ander argument uit het NIOZ-onderzoek, namelijk dat met de huidige stand van kennis geen uitspraak te doen is over de veranderende sedimentsamenstelling van de wadbodem. Het sediment kan bestaan uit zand, klei en silt. Ecologisch is dit van belang, want bijvoorbeeld slijkgarnalen en kokkels, belangrijke voedselbronnen van de wadvogels, vestigen zich niet in een te zandige wadbodem. ‘Laat het wad niet zakken’ moeten we in ieder geval niet letterlijk nemen.
‘Laat het wad niet zakken’ moeten we in ieder geval niet letterlijk nemen.
‘Laat het wad niet van sedimentsamenstelling veranderen’ zou aardwetenschappenlijk beter recht doen aan de mogelijke gevolgen van zoutwinning, al bekt dat minder lekker. De Waddenzee onderscheidt zich echter juist door een hoge morfodynamiek en hoge natuurlijke verandering van sedimentsamenstelling. Het ‘fout’ van ‘fout zout’ gaat dus meer over de vraag of wat kan ook moet kunnen, zeker binnen de grenzen van werelderfgoed.
Grenzen van werelderfgoed
Verder menselijk ingrijpen in het werelderfgoed is voor de natuurverenigingen ongewenst. Omdat het Waddenzeesysteem zo dynamisch is, kunnen er altijd nu nog onbekende effecten optreden. Toewijzen van effecten aan één oorzaak (zoutwinning) is lastig, maar het inschatten van risico’s op basis van één oorzaak is net zo moeilijk. Staatssecretaris Dijksma heeft afgedwongen dat Frisia de risico’s blijft monitoren en houdt bij negatieve effecten ‘de hand aan de kraan’. Een dichte kraan wil echter niet zeggen dat in gang gezette processen ook stoppen of teruggedraaid kunnen worden.
Volgens de Waddenvereniging toont deze casus opnieuw aan dat ‘zodra het op economische belangen aankomt als kolencentrales, powerboatraces en delfstofwinning, bestuurders geen nee durven te zeggen’, wat ten bate zou komen van ecologische waarden en minder meetbare waarden als natuurschoon. De grenzen van de natuurstatus van werelderfgoed worden zo steeds verder opgerekt.
De Waddenvereniging wijst ook op alternatieven op Europese schaal. Vlak over de grens in Duitsland worden voor ondergrondse opslag van CO2 zoutholtes gemaakt. Het gewonnen zout wordt als restproduct geloosd in de Waddenzee. Wel is het Duitse zout waarschijnlijk minder zuiver dan dat uit Friesland en door de heftige zouttektoniek sterk geplooid en verbroken.
Binnen de trilaterale Waddenzee-samenwerking met Nederland en Duitsland heeft Denemarken inmiddels melding gemaakt van de zoutwinning bij Unesco. De VN-organisatie heeft geen zeggenschap over het gebied of het beheer ervan. De organisatie kan het werelderfgoed bij serieuze bedreiging wel op de lijst van bedreigde erfgoederen plaatsen, en uiteindelijk kan de Waddenzee de zwaarbevochten werelderfgoedstatus kwijtraken.
Zoutwinning in de Waddenzee heeft , met de huidige kennis van het waddensysteem, geen voorzienbare negatieve ecologische effecten en maakt het zout dus niet ‘fout’. Sjoerd Duijns, hoofdonderzoeker van het NIOZ-rapport, stelt echter: ‘Bij twijfel over de gevolgen zou je het risico eigenlijk niet moeten nemen met zo’n kwetsbaar gebied’. In hoeverre we de groei van menselijke verstoringen (gaswinning, windmolens) in het werelderfgoed van het natuurlijke waddensysteem willen blijven toestaan, is een andere afweging.